Home

Hoge Raad, 22-10-2024, ECLI:NL:HR:2024:1462, 22/04283

Hoge Raad, 22-10-2024, ECLI:NL:HR:2024:1462, 22/04283

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
22 oktober 2024
Datum publicatie
22 oktober 2024
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:1462
Formele relaties
Zaaknummer
22/04283

Inhoudsindicatie

Zware mishandeling met dood tot gevolg door in pizzeria vanwege prijs van pizza de keel van eigenaresse van pizzeria gedurende enige tijd dicht te knijpen, als gevolg waarvan zij enige dagen later herseninfarct krijgt en komt te overlijden, art. 302.2 Sr. 1. Bewijsklachten opzet van verdachte op toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. 2. Afwijzing verzoek tot voegen van volledig medisch dossier van slachtoffer bij processtukken en (subsidiair) verzoek tot verkrijgen van inzage in medisch dossier.

HR: art. 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 22/04283

Datum 22 oktober 2024

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 16 november 2022, nummer 22-001672-20, in de strafzaak

tegen

[verdachte],

geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,

hierna: de verdachte.

1 Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft D.N. de Jonge, advocaat in Rotterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.

De plaatsvervangend advocaat-generaal M.E. van Wees heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De raadsvrouw van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2 Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. Röttgering en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 oktober 2024.