Home

Hoge Raad, 20-12-2024, ECLI:NL:HR:2024:1896, 23/01296

Hoge Raad, 20-12-2024, ECLI:NL:HR:2024:1896, 23/01296

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
20 december 2024
Datum publicatie
20 december 2024
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:1896
Formele relaties
Zaaknummer
23/01296

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 23/01296

Datum 20 december 2024

ARREST

in de zaak van

[X] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 14 februari 2023, nrs. 22/00148, 22/00149 en 22/001501, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nrs. HAA 20/3866, HAA 20/3867 en HAA 20/3868) betreffende de aan belanghebbende over de jaren 2015, 2016 en 2017 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, de daarbij gegeven boetebeschikkingen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake belastingrente.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door J.Th.L. Brouwer, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

2 Beoordeling van de middelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing