Hoge Raad, 15-03-2024, ECLI:NL:HR:2024:290, 23/01551
Hoge Raad, 15-03-2024, ECLI:NL:HR:2024:290, 23/01551
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 15 maart 2024
- Datum publicatie
- 15 maart 2024
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2024:290
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2023:787
- Zaaknummer
- 23/01551
Inhoudsindicatie
Wet WOZ; artikel 40, lid 2; verzoek tot verstrekking afschrift van de gegevens die ten grondslag liggen aan de vastgestelde waarde.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 23/01551
Datum 15 maart 2024
ARREST
in de zaak van
[X] (hierna: belanghebbende)
tegen
het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE
GEMEENTE 'S-HERTOGENBOSCH
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 8 maart 2023, nr. 21/013541, op het hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente ’s-Hertogenbosch (hierna: de heffingsambtenaar) tegen een uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (nr. SHE 20/2858) betreffende een ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en een aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente ’s-Hertogenbosch voor het jaar 2020.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door G. Gieben, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Hertogenbosch (hierna: het College), vertegenwoordigd door [P] , heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Uitgangspunten in cassatie
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak aan de [a-straat 1] te [Z] (hierna: de woning). De heffingsambtenaar heeft op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de woning per waardepeildatum 1 januari 2019 voor het kalenderjaar 2020 vastgesteld op € 718.000.
3 Procedure voor het Hof
Voor het Hof was in geschil of de waarde van de woning op een te hoog bedrag is vastgesteld. Meer in het bijzonder was in geschil of de heffingsambtenaar de gebruikte indexeringspercentages inzichtelijk heeft gemaakt.
Het Hof heeft onder meer geoordeeld dat, anders dan belanghebbende betoogde, de heffingsambtenaar in de bezwaarfase niet gehouden was uit eigen beweging stukken toe te zenden. In het bezwaarschrift is alleen verzocht om de taxatiekaart met de KOUDV- en liggingsfactoren. Met het verstrekken van deze stukken heeft de heffingsambtenaar voldaan aan zijn uit artikel 40, lid 2, Wet WOZ voortvloeiende verplichtingen, aangezien belanghebbende in de bezwaarfase niet heeft verzocht om het (aanvullend) toezenden van de indexeringscijfers, aldus het Hof.