Hoge Raad, 26-04-2024, ECLI:NL:HR:2024:666, 24/01239
Hoge Raad, 26-04-2024, ECLI:NL:HR:2024:666, 24/01239
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 26 april 2024
- Datum publicatie
- 26 april 2024
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2024:666
- Zaaknummer
- 24/01239
Inhoudsindicatie
Wrakingsverzoek. De Hoge Raad wijst het verzoek om wraking af.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
VIERDE KAMER
Nummer 24/01239
Datum 26 april 2024
BESLISSING
in de zaak van
[belanghebbende] (hierna: belanghebbende)
betreffende het door belanghebbende ingediende verzoek tot wraking van de hierna te noemen leden van de Hoge Raad.
1 De procedure
Belanghebbende heeft bij de Hoge Raad beroep in cassatie ingesteld in de zaak die bij de belastingkamer van de Hoge Raad is ingeschreven onder nummer 23/04695.
Bij bericht van 28 maart 2024 is aan belanghebbende meegedeeld dat op 5 april 2024 in de zaak 23/04695 uitspraak zal worden gedaan. Tevens is in dat bericht meegedeeld dat de beslissing zal worden genomen door de leden van de Hoge Raad J.A.R. van Eijsden, A.E.H. van der Voort Maarschalk en J. Wortel.
Bij bericht van 28 maart 2024 dat door belanghebbende in het webportaal van de Hoge Raad is geplaatst, heeft belanghebbende onder meer de wraking verzocht van de hiervoor in 1.2 vermelde leden van de Hoge Raad. Het wrakingsverzoek is bij de Hoge Raad ingeschreven onder nummer 24/01239. Belanghebbende heeft op 2 april 2024 een aanvullend bericht geplaatst in het webportaal van de Hoge Raad.
De drie leden van de Hoge Raad tegen wie het wrakingsverzoek is gericht, hebben meegedeeld dat zij niet in de wraking berusten en dat zij afzien van de mogelijkheid te worden gehoord.
Bij brief van 4 april 2024, die per gewone post en per aangetekende post naar belanghebbende is verzonden, is belanghebbende uitgenodigd om het hiervoor in 1.3 genoemde verzoek mondeling toe te lichten op 15 april 2024. Belanghebbende is niet verschenen.
De advocaat-generaal W.L. Valk heeft meegedeeld af te zien van het nemen van een conclusie.
2 Beoordeling van het wrakingsverzoek
Op grond van artikel 8:15 Awb kan elk van de rechters die een zaak behandelen, door een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Ingevolge artikel 29 AWR is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op de behandeling van het beroep in cassatie in belastingzaken.
Bij de behandeling van het verzoek om wraking moet worden vooropgesteld dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.1
Bij voornoemd bericht van 28 maart 2024 heeft belanghebbende het volgende aangevoerd:
“Hierbij wordt bezwaar gemaakt tegen bericht dd. 28-03-2024 daar verzocht is om (a) uitstel, (b) digitale zitting, (c) toevoeging rechtsbijstandverlener en (d) met niet toekennen van deze verzoeken weer ABBB en ABBP beginselen worden geschonden zoals verankerd in (e) Grondwet, (f) internationale verdragen enz.
Aanvullend worden rechters J.A.R. van Eijsden, A.E.H. van der Voort Maarschalk, J. Wortel gewraakt vanwege voornoemd voornemen uitspraak te doen op 5 april 2024 daar het om voornoemde redenen ABBB en ABBP schendt, nationaal, transnationaal en internationaal. Hun nationalisme, schenden van transnationale en internationale normen indiceert vooringenomenheid en corruptie op nationaal niveau, wat uit veel meer klachten over NL-NL recht kan blijken als seksistisch, racistische, fascistisch, xenofoob, antisemitisch taalgebruik (bijv. gebruik van 'hij' ipv sekseneutrale voornaamwoorden, 'vreemde' taal niet toestaan slechts vertaling in NL, terwijl sinds invoering EU iedere lidstaat gebruik van althans een niet-nationale taal dient toe te staan enz.) alsook wijze en inhoud van procedures en beslissingen, onderhavige procedure blijkt niet behoorlijk en het kan niet om een 'fair trial' gaan indien voornoemde ABBB en ABBP worden geschonden.”
Hetgeen belanghebbende heeft aangedragen, zoals hiervoor in 2.3 weergegeven, rechtvaardigt niet de daaruit door belanghebbende getrokken conclusie dat de betrokken raadsheren vooringenomen zijn en evenmin dat daarvoor een objectief gerechtvaardigde vrees bestaat.
Het op 2 april 2024 in het webportaal geplaatste bericht leidt niet tot een ander oordeel, reeds omdat op grond van artikel 8:16 lid 3 Awb alle feiten of omstandigheden tegelijk moeten worden voorgedragen, zodat voor het aanvoeren van nadere gronden geen plaats is.
Gelet op hetgeen is overwogen in 2.4 en 2.5 zal het verzoek om wraking worden afgewezen.
3 Beslissing
De Hoge Raad wijst het verzoek om wraking van J.A.R. van Eijsden, A.E.H. van der Voort Maarschalk en J. Wortel af.
Deze beslissing is gegeven door de vicepresident V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek en F.J.P. Lock, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier S.E. Bandsma, en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2024.