Home

Hoge Raad, 18-02-2025, ECLI:NL:HR:2025:300, 22/03259

Hoge Raad, 18-02-2025, ECLI:NL:HR:2025:300, 22/03259

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
18 februari 2025
Datum publicatie
18 februari 2025
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2025:300
Formele relaties
Zaaknummer
22/03259

Inhoudsindicatie

Profijtontneming, w.v.v. uit valsheid in geschrift. 1. Motivering schatting w.v.v., innerlijke tegenstrijdigheid. 2. Staat door hof geschat voordeel in te ver verwijderd verband om te kunnen worden aangemerkt als voordeel “door middel van of uit baten van” bewezenverklaarde feiten en soortgelijke dan wel andere strafbare feiten waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door betrokkene zijn begaan? 3. Toerekening van voordeel en uitdrukkelijk onderbouwd standpunt dat fiscaal mechanisme dan wel belastingheffing bij vennootschappen van betrokkene bij voordeelberekening in aanmerking moet worden genomen, art. 359.2 Sv.

HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 22/03258.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 22/03259 P

Datum 18 februari 2025

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 30 augustus 2022, nummer 20-000869-19, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste

van

[betrokkene],

geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958,

hierna: de betrokkene.

1 Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze hebben J.S. Nan en C.A.M. Janssen, beiden advocaat in ’s-Gravenhage, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.

De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De raadslieden van de betrokkene hebben daarop schriftelijk gereageerd.

2 Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Tot cassatie behoeft dit echter niet te leiden. Ook in de strafzaak die met deze ontnemingszaak samenhangt en die bij de Hoge Raad aanhangig is onder nr. 22/03258, is de redelijke termijn in de cassatiefase overschreden. In de strafzaak zal worden beoordeeld of deze overschrijding tot compensatie moet leiden. Gelet daarop volstaat de Hoge Raad in deze ontnemingszaak met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden, en is er geen aanleiding om aan dat oordeel enig ander rechtsgevolg te verbinden.

4 Beslissing