Home

Hoge Raad, 10-01-2025, ECLI:NL:HR:2025:45, 24/03252

Hoge Raad, 10-01-2025, ECLI:NL:HR:2025:45, 24/03252

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
10 januari 2025
Datum publicatie
10 januari 2025
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2025:45
Formele relaties
Zaaknummer
24/03252

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 24/03252

Datum 10 januari 2025

ARREST

in de zaak van

[X] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 16 juli 2024, nrs. 23/144, 23/145 en 24/19541, op de hoger beroepen van belanghebbende tegen uitspraken van de Rechtbank Noord-Holland (nrs. HAA 21/4475, 21/3369 en 22/1656) betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2015 en 2017 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, de daarbij gegeven beschikkingen inzake belastingrente en een verzoek om ambtshalve vermindering van de aan belanghebbende voor het jaar 2015 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2 Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing