Hoge Raad, 14-02-2025, ECLI:NL:HR:2025:47, 23/00166
Hoge Raad, 14-02-2025, ECLI:NL:HR:2025:47, 23/00166
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 14 februari 2025
- Datum publicatie
- 14 februari 2025
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2025:47
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2022:3794
- Zaaknummer
- 23/00166
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 23/00166
Datum 14 februari 2025
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 1 december 2022, nrs. 21/00337 en 21/003381, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nrs. HAA 19/3243 en HAA 19/3244) betreffende een aan belanghebbende over elk van de jaren 2013 tot en met 2017 opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting en een over het jaar 2018 opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting, en de daarbij gegeven beschikkingen inzake belastingrente.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
Belanghebbende heeft op 8 januari 2025 een verzoek om wraking van de raadsheer M.A. Fierstra gedaan. Bij beslissing van 7 februari 2025, ECLI:NL:HR:2025:183, heeft de Hoge Raad dat verzoek afgewezen.
2 Beoordeling van de klachten
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.