Hoge Raad, 17-01-2025, ECLI:NL:HR:2025:90, 24/01216
Hoge Raad, 17-01-2025, ECLI:NL:HR:2025:90, 24/01216
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 17 januari 2025
- Datum publicatie
- 17 januari 2025
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2025:90
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2024:255
- Zaaknummer
- 24/01216
Inhoudsindicatie
Art. 225, lid 2, Gemeentewet. Parkeerbelasting, laden en lossen.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 24/01216
Datum 17 januari 2025
ARREST
in de zaak van
het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE ROTTERDAM
tegen
[X] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 15 februari 2024, nrs. BK-23/233 en BK-23/2341, op het hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, tegen een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (nrs. ROT 22/478 en ROT 22/479) betreffende aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslagen in de parkeerbelasting.
1 Geding in cassatie
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, vertegenwoordigd door [P], heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2 Uitgangspunten in cassatie
Belanghebbende levert pakketten met groente en fruit. Hiervoor rijden busjes rond om bij haar klanten de pakketten af te leveren en de lege verpakkingen van eerder afgeleverde pakketten terug te nemen.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende twee naheffingsaanslagen in de parkeerbelasting opgelegd omdat een busje van belanghebbende op 10 respectievelijk 22 september 2021 stil stond op een parkeerplaats die was aangewezen als plaats waar tegen betaling van parkeerbelasting kan worden geparkeerd, terwijl tijdens een controle met een scanauto is geconstateerd dat op het moment van de controle geen parkeerbelasting was voldaan.
Ten tijde van het opleggen van de naheffingsaanslagen was de heffing van parkeerbelasting in de gemeente Rotterdam gereguleerd in de gemeentelijke Verordening parkeerregulering en parkeerbelastingen 2021 (hierna: de Verordening). Volgens artikel 1 van de Verordening wordt onder parkeren verstaan:
“gedurende een aaneengesloten periode doen of laten stilstaan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het (...) onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden”.
Deze bepaling is vrijwel gelijkluidend aan artikel 225, lid 2, van de Gemeentewet.
3 De oordelen van het Hof
Voor het Hof was in geschil of op de hiervoor in 2.2 bedoelde data, toen het busje stil stond, sprake was van parkeren of van onmiddellijk laden en lossen als bedoeld in de Verordening.
Het Hof heeft vooropgesteld dat onder het begrip “onmiddellijk laden en lossen” moet worden verstaan het bij voortduring inladen of uitladen van zaken van enige omvang of enig gewicht, onmiddellijk nadat het voertuig tot stilstand is gebracht en gedurende de tijd die daarvoor nodig is. Het moet gaan om zaken van een zodanige omvang of gewicht dat zij niet of bezwaarlijk op een andere wijze dan per voertuig ter plaatse kunnen worden gehaald of gebracht. Daarbij heeft het Hof verwezen naar de arresten van de Hoge Raad van 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:445 en 12 mei 1999, ECLI:NL:HR:1999:AA2760.
Het Hof heeft vervolgens vastgesteld dat een medium ‘combibox’ van het type dat belanghebbende levert, 1.200 tot 1.500 gram groenten bevat en daarnaast een ‘bijgroente’ en fruit voor twee personen voor drie dagen, dat het grootste pakket 3.200 tot 4.000 gram groente bevat en daarnaast ‘bijgroenten’ voor vier personen voor vier dagen, en dat een fruitpakket in totaal 2 à 2,5 kilo weegt en in combinatie met een groentepakket kan worden besteld. Verder heeft het Hof vastgesteld dat de bestellingen kunnen worden aangevuld met andere producten uit de webwinkel van belanghebbende, dat het formaat van de kistjes waarin de pakketten worden geleverd 40 bij 31 cm is en dat de hoogte van de kistjes afhangt van de bestelling en minimaal 10,5 cm is.
Het Hof heeft geoordeeld dat de pakketten die belanghebbende bezorgt van een zodanige omvang of gewicht zijn dat zij niet of bezwaarlijk anders dan per auto kunnen worden gebracht. Daaraan heeft het Hof ten grondslag gelegd dat bezorging per fiets of bromfiets van de pakketten niet realistisch is, zeker niet nu belanghebbende ook lege verpakkingen terugneemt. Verder moet volgens het Hof rekening worden gehouden met het feit dat belanghebbende ook pakketten ter bezorging bij andere klanten bij zich had. Het bezorgen van de pakketten en het terugnemen van lege verpakkingen kan ook om die reden bezwaarlijk anders dan per auto worden uitgevoerd. Dat geldt ook in het geval zich daartussen pakketten bevinden die afzonderlijk beschouwd ook op een andere wijze dan per auto hadden kunnen worden gebracht, aldus het Hof.