Home

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, 28-08-2017, ECLI:NL:OGEAA:2017:677, AUA201700175

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, 28-08-2017, ECLI:NL:OGEAA:2017:677, AUA201700175

Gegevens

Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Datum uitspraak
28 augustus 2017
Datum publicatie
31 augustus 2017
ECLI
ECLI:NL:OGEAA:2017:677
Zaaknummer
AUA201700175

Inhoudsindicatie

Niet de algemene bestuursrechter maar de belastingrechter is bevoegd in precariozaken. Ook zonder vergunning is belanghebbende precario verschuldigd nu ze openbare grond inneemt voor het plaatsen van strandstoelen. Het gratis ter beschikking stellen van strandstoelen valt niet onder de categorie “uitstallen van ter verkoop aangeboden goederen”. Heffing kan slechts plaatsvinden over verstreken tijdvakken.

Uitspraak

Uitspraak van 28 augustus 2017

BBZ nr. AUA201700175

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK

Op het beroep in de zin van de

Landsverordening beroep in belastingzaken van:

[ X ], gevestigd in Aruba,

belanghebbende,

gericht tegen:

DIRECTIE INFRASTRUCTUUR EN PLANNING, zetelend in Aruba, de DIP,

1 PROCESVERLOOP

1.1

Aan belanghebbende is op 19 augustus 2016 een factuur inzake over het jaar 2016 verschuldigd precariorecht aangeboden. De dagtekening van de factuur is 21 juli 2016. Tegelijkertijd met de factuur zijn een begeleidingsbrief en de Algemene en Bijzondere Voorwaarden Precario toegezonden.

1.2

Belanghebbende is op 23 september 2016 tegen voormelde stukken in bezwaar gekomen.

1.3

Aan belanghebbende is met begeleidend schrijven van 30 januari 2017 een nieuwe factuur precariorecht 2016 aangeboden. De dagtekening van de nieuwe factuur is 16 januari 2017.

1.4

Belanghebbende is op 2 maart 2017 in beroep gekomen tegen de beschikking van 30 januari 2017 met betrekking tot de hoogte van het verschuldigde precariorecht. Ter zake van de indiening van het beroepschrift heeft belanghebbende een bedrag van Afl. 150 aan griffierecht voldaan.

1.5

Belanghebbende heeft op 8 mei 2017 aanvullende gronden en nadere stukken ingediend. De DIP heeft op 15 juni 2017 een verweerschrift met bijlagen ingediend.

1.6

Ter zitting van 15 juni 2017 te Aruba zijn namens de DIP [ A ], [ B ], [ C ], [ D ], [ E ] en [ F ] verschenen. Namens belanghebbende zijn verschenen [ G ], [ H ], [ I ], [ J ], [K ] en [ L ]. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota overgelegd. Ter zitting zijn tegelijkertijd behandeld de zaken, die bij het Gerecht geregistreerd zijn onder de procedurenummers AUA201700175 (belanghebbende) en AUA201700176 [ Z ]. Op dezelfde dag is eveneens behandeld de zaak met procedurenummer AUA201700174 [ Q ].

2 FEITEN

2.1

Belanghebbende exploiteert sedert de jaren 70 van de vorige eeuw een hotel, dat gelegen is nabij de kustlijn. In het kader van die exploitatie gebruikt zij het strand dat grenst aan de haar in erfpacht verstrekte domeingrond, richting de zee voor het plaatsen van strandstoelen. Die strandstoelen worden om niet ter beschikking gesteld aan de hotelgasten. Tussen partijen is niet in geschil dat de oppervlakte van de aldus gebruikte grond 1.188 m2 bedraagt. Belanghebbende zorgt voor het onderhoud van dat gedeelte van het strand.

2.2

In maart en april 2016 zijn in de pers berichten verschenen dat eenieder die gebruik wil maken van het strand tussen ex-Bushiri Hotel en de Fishermanshuts uiterlijk op 29 april 2016 een vergunning aan moet vragen bij de DIP.

2.3

Op 19 augustus 2016 is aan belanghebbende een aanbiedingsbrief verzonden, met daarin de volgende tekst:

“Met referte uw verzoek d.d. 6 juni 2016 voor een vergunning voor het in gebruik nemen van domeingrond op het strand voor het uitzetten en aanbieden van 396 strandstoelen, wordt u bericht dat in overeenstemming met het strandenbeleid RRIS [ X ] een precariovergunning ingevolge het Retributie- en Legesbesluit Directie Infrastructuur en Planning kan worden verleend voor het in gebruik nemen van domeingrond voor het uitzetten en aanbieden van strandstoelen.

Gelieve nota te nemen van de voorwaarden gesteld aan de vergunning die verleend kan worden (zie bijlage).

Bijgevoegd treft u de factuur aan voor de verschuldigde precario. De precariovergunning kan worden afgegeven indien binnen 30 werkdagen na dagtekening, aan de balie van de DIP, betalingsbewijs of bewijs van een getroffen betalingsregeling met de Directie Financiën wordt overhandigd.

Indien hieraan niet wordt voldaan kan geen precariovergunning worden afgegeven en zal het door u eventueel reeds in gebruik zijnde domeingrond ontruimd dienen te worden.”

2.4

De bijgevoegde factuur heeft als dagtekening 21 juli 2016 en bevat de volgende omschrijving:

Omschrijving

“Zegelkosten

Retributies & Legeskosten

Retributies & Legeskosten (precario)

Doel: uitzetten/aanbieden van 396 strandstoelen

Ligging: strand ten westen van [ W ]

Afmeting: 1.585 m2

Geldigheidsduur: 1 jaar (1 jan. 2016 t/m 31 dec. 2016)

DA/ICTRN/precario/DIP/RE17/16

Bedrag

4,00

15,00

213.975,00

Te betalen

213.994,00”

2.5.

Tegelijkertijd met de aanbiedingsbrief en de factuur zijn aan belanghebbende de Algemene en Bijzondere voorwaarden Precario toegezonden.

2.6

Belanghebbende heeft op 23 september 2016 een bezwaarschrift ingediend. Punt 1 van het bezwaarschrift luidt:

“1. Middels deze komt klaagster in bezwaar van een beschikking d.d. 19 augustus 2016 van de Directie Infrastructuur en Planning (DIP) (…). Dit bezwaarschrift richt zich ook tegen alle aan de voormelde brief aangehechte bijlagen zoals bijvoorbeeld de factuur, de algemene voorwaarden precario en de bijzondere voorwaarden precario.”

2.7

Op 30 januari 2017 is aan belanghebbende, samen met een begeleidende aanbiedingsbrief van die datum, een nieuwe factuur aangeboden. De nieuwe factuur heeft als dagtekening 16 januari 2017 en luidt, voor zover van belang, als volgt:

Omschrijving

“Zegel en Legeskosten

Precariokosten

Doel: uitzetten 396 strandstoelen

Ligging: Strand ten Westen van [ W ]

Afmeting: 1.188 m2

Geldigheidsduur: 1 jan. 2016 t/m 31 dec. 2016

EK/BRO/DIP/RE/17 -16

Bedrag

19,00

160.380,00

Te betalen

160.399,00”

2.8

Belanghebbende is op 2 maart 2017 in beroep gekomen tegen de beschikking van 30 januari 2017 op het bezwaarschrift tegen de vaststelling van de hoogte van de precario over 2016.

2.9

Aan belanghebbende is geen vergunning als bedoeld in artikel 3, lid 1 van het Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, regelende de heffing en inning van retributies en leges door de Directie Infrastructuur en Planning (hierna: het Landsbesluit) afgegeven voor het mogen innemen van grond (hierna: precariovergunning). Van belanghebbende is niet eerder precario geheven ter zake van het gebruik van het strand voor het plaatsen van strandstoelen.

3 GESCHIL EN STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

In geschil is de vraag of belanghebbende voor het gebruik van het strand precario verschuldigd is en zo ja of het verschuldigde bedrag (na bezwaar) juist is. Belanghebbende beantwoordt beide vragen ontkennend en de DIP bevestigend.

Belanghebbende heeft in haar beroepschriften en ter zitting primair het standpunt ingenomen dat geen precario verschuldigd is omdat geen sprake is van aan het Land in eigendom toebehorende grond hetwelk voor de openbare dienst bestemd is. Na de zitting heeft belanghebbende bij brief van 20 juni 2017 deze grief ingetrokken.

Subsidiair is belanghebbende van mening dat geen precario verschuldigd omdat het legaliteitsbeginsel is geschonden. Meer subsidiair heeft belanghebbende gesteld dat de DIP het geheven bedrag ten onrechte heeft gebaseerd op artikel 1, eerste lid, onderdeel N van het Landsbesluit. Meer meer subsidiair vindt belanghebbende dat de DIP niet de bevoegde autoriteit is voor de heffing en inning van precario en meest subsidiair heeft belanghebbende zich op het standpunt gesteld dat slechts precario geheven kan worden over een half jaar. De DIP is van mening dat het gaat om aan het Land in eigendom toebehorende grond, dat het legaliteitsbeginsel niet geschonden is, dat de heffing terecht is gebaseerd op artikel 1, eerste lid, onderdeel N van het Landsbesluit, dat de DIP bevoegd is om te heffen en dat de heffing terecht heeft plaatsgevonden over geheel 2016.

4 BEVOEGDE RECHTER

5 BEOORDELING VAN HET GESCHIL

6 PROCESKOSTENVERGOEDING EN GRIFFIERECHT

7 DE BESLISSING