Home

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, 08-06-2018, ECLI:NL:OGEAC:2018:130, CUR201400386

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, 08-06-2018, ECLI:NL:OGEAC:2018:130, CUR201400386

Gegevens

Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Datum uitspraak
8 juni 2018
Datum publicatie
12 juni 2018
ECLI
ECLI:NL:OGEAC:2018:130
Zaaknummer
CUR201400386

Inhoudsindicatie

Vanwege de bijzonderheden van het geval wordt in deze zaak afgeweken van de hoofdregel dat bij vervanging van rechters een nieuwe zitting plaats moet vinden.

Uitspraak

Uitspraak van 8 juni 2018

BBZ nr. CUR201400386

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURACAO

UITSPRAAK

op het beroep in de zin van de

Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:

[ X ], te Curaçao,

belanghebbende,

gericht tegen:

DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, te Curaçao,

de Inspecteur.

1 PROCESVERLOOP

1.1

Aan belanghebbende is ter zake van de onroerende zaak [ straatnummer] te Willemstad voor het jaar 2012, met dagtekening 25 september 2012, een aanslag in de grondbelasting opgelegd naar een waarde van Naf. 461.000.

1.2

Belanghebbende heeft op 19 oktober 2012 bezwaar gemaakt tegen de aanslag.

1.3

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 25 april 2014 de aanslag gehandhaafd.

1.4

Belanghebbende heeft op 3 juni 2014 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar.

1.5

Belanghebbende heeft op 24 december 2015 een nader stuk ingediend.

1.6

De Inspecteur heeft op 15 januari 2016 een verweerschrift ingediend.

1.7

De Inspecteur heeft op 18 februari 2016 ambtshalve de aanslag verminderd naar een waarde van Naf. 390.000.

1.8

Een comparitiezitting heeft plaatsgevonden op 13 april 2016. Belanghebbende is verschenen. Namens de Inspecteur zijn verschenen [ A ] en [ B ]. Belanghebbende heeft een pleitnota ingebracht.

1.9

Belanghebbende heeft op 29 april 2016 en 21 maart 2017 nadere stukken ingediend.

1.10

De zitting heeft plaatsgevonden op 26 april 2017. Belanghebbende is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen. Belanghebbende heeft niet verzocht om uitstel van de behandeling ter zitting. Namens de Inspecteur zijn verschenen [ A ] en

[ B ]. Het Gerecht heeft het onderzoek ter zitting geschorst om belanghebbende in staat te stellen te reageren op het proces-verbaal van de zitting.

1.11

De griffier heeft op 15 mei 2017 het proces-verbaal aan belanghebbende toegestuurd met het verzoek om binnen drie weken te reageren. Op 21 juni 2017 heeft de griffier een herinneringsmail aan belanghebbende gestuurd. Belanghebbende heeft op 12 juli 2017 per mail gereageerd op het proces-verbaal.

1.12

Naar het oordeel van het Gerecht is het onderzoek volledig geweest en kan een nader onderzoek ter zitting achterwege blijven. Belanghebbende heeft ervoor gekozen geen gevolg te geven aan de uitnodiging voor de zitting van 26 april 2017. Niettemin heeft het Gerecht belanghebbende alsnog in de gelegenheid gesteld om te reageren op het proces-verbaal van de zitting. Belanghebbende is door deze gang van zaken geenszins benadeeld. Het onderzoek kan worden gesloten.

1.13

De mondelinge behandeling op 26 april 2017 heeft plaatsgevonden ten overstaan van [ J ], [ D ] en [ I ]. Door defungeren van [ J ] en [ I ] kan deze uitspraak niet door hen worden gewezen. Van de mondelinge behandeling is een proces-verbaal opgemaakt dat aan partijen is toegezonden. Belanghebbende heeft daarop schriftelijk gereageerd. Gelet daarop is voldoende gewaarborgd dat hetgeen ter zitting is voorgevallen, is meegewogen bij de totstandkoming van deze uitspraak (vgl. 31 oktober 2014, nr. 13/04367, ECLI:NL:HR:2014:3076). Verder neemt het Gerecht in aanmerking dat belanghebbende niet aanwezig was op de zitting, zodat hij in ieder geval niet is benadeeld door de vervanging van de rechters. In dit geval weegt het belang van een voortvarende procesvoering zwaarder dan het belang van partijen om hun standpunt te mogen uiteenzetten ten overstaan van de rechters die over deze zaak hebben geoordeeld. In dat verband weegt mee dat de zaak eenvoudig van aard is, dat het financiële belang relatief beperkt is, dat sedert de indiening van het beroepschrift al meer dan vier jaren zijn verstreken, dat reeds een comparitiezitting en een mondelinge behandeling hebben plaatsgevonden, dat partijen in de gelegenheid zijn gesteld te reageren op het proces-verbaal dat is opgemaakt van de mondelinge behandeling, en dat mitsdien niet te verwachten is dat in deze uitspraak niet wordt beslist op alle geschilpunten die bij de mondelinge behandeling aan de orde zijn gekomen.

2 FEITEN

2.1

Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak. De onroerende zaak bestaat uit een vrijstaande woning gelegen op een perceel met een oppervlakte van 565 m². De onroerende zaak is gelegen in de wijk [ HS].

2.2

Belanghebbende heeft de onroerende zaak in 2010 gekocht voor Naf. 461.000.

2.3

Voor de tijdvakken 2002-2006 en 2007-2011 was de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op Naf. 199.500.

2.4

Belanghebbende is het niet eens met de voor het jaar 2012 vastgestelde waarde van Naf. 390.000.

2.5

In 2014 is de grondbelasting vervangen door de onroerendezaakbelasting. In dat verband zijn alle percelen opnieuw gewaardeerd door externe taxateurs. De waarde van de onroerende zaak per 1 januari 2014 is daarbij vastgesteld op Naf. 326.000

2.6

In zijn nader stuk van 21 maart 2017 heeft belanghebbende geschreven dat hij de onroerende zaak te koop heeft aangeboden, dat er een bod is uitgebracht van Naf. 269.000, maar dat hij dit bod te laag vindt.

3 GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

3.1

In geschil is de waarde van de onroerende zaak op 1 januari 2012.

3.2

Belanghebbende betoogt dat bij de waardevaststelling onvoldoende rekening is gehouden met de stankoverlast en luchtvervuiling door de [ A] -raffinaderij en illegale vuilverbranding en met de overlast door de nabijgelegen kippenboerderij. Belanghebbende staat een waarde voor van Naf. 150.000.

3.3

Ter zitting heeft de Inspecteur verklaard dat de ligging van de onroerende zaak ten opzichte van de kippenboerderij hem niet eerder bekend was, dat belanghebbende daarvan toch last zal ondervinden en dat hij daarom bereid is de waarde te verminderen tot Naf. 326.000.

3.4

Tussen partijen is niet in geschil dat de door belanghebbende in 2010 betaalde koopsom van Naf. 461.000 niet de waarde van de onroerende zaak weergeeft.

3.5

Belanghebbende concludeert tot een vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot een vermindering van de aanslag naar een vastgestelde waarde van de onroerende zaak van Naf. 150.000.

3.6

De Inspecteur concludeert eveneens tot een vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot een vermindering van de aanslag naar een vastgestelde waarde van de onroerende zaak van Naf. 326.000.

4 BEOORDELING VAN HET BEROEP

5 PROCESKOSTENVERGOEDING

6 DE BESLISSING