Home

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, 19-04-2018, ECLI:NL:OGEAC:2018:54, BBZ nr. CUR201500175

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, 19-04-2018, ECLI:NL:OGEAC:2018:54, BBZ nr. CUR201500175

Gegevens

Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Datum uitspraak
19 april 2018
Datum publicatie
24 april 2018
ECLI
ECLI:NL:OGEAC:2018:54
Zaaknummer
BBZ nr. CUR201500175

Inhoudsindicatie

Belanghebbende is niet in verzuim indien hij zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is na het bekend worden met de aanslag in bezwaar komt. Hierbij kan een termijn van drie weken aangemerkt worden als zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk. De bewijslast wordt niet omgekeerd nu belanghebbende maar voor een klein deel niet aan de bewaarplicht heeft voldaan. De Inspecteur heeft niet aannemelijk gemaakt dat de winst tot een te laag bedrag is aangegeven.

Uitspraak

Uitspraak van 19 april 2018

BBZ nr. CUR201500175

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

UITSPRAAK

Op het beroep in de zin van de

Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:

[ X ] N.V., gevestigd in Curaçao,

belanghebbende,

gericht tegen:

DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,

de Inspecteur.

1 PROCESVERLOOP

1.1

Aan belanghebbende is met dagtekening 27 april 2012 een naheffingsaanslag

winstbelasting voor het jaar 2007 (aanslagnummer 5107130032412) opgelegd van Naf. 2.266.481. Gelijktijdig met de aanslag is aan belanghebbende een vergrijpboete opgelegd van Naf. 566.620.

1.2

Belanghebbende heeft op 25 september 2012 bezwaar gemaakt tegen de aanslag en de boete. De Inspecteur heeft met dagtekening 28 juli 2015 uitspraken op bezwaar gedaan en het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

1.3

Belanghebbende heeft op 20 augustus 2015 een beroepschrift ingediend tegen de uitspraken op bezwaar.

1.4

De Inspecteur heeft op 19 februari 2017 een verweerschrift ingediend.

1.5

Partijen zijn overeenkomstig artikel 10 Landsverordening op het beroep in belastingzaken (hierna: LBB) opgeroepen tot het verstrekken van inlichtingen op 31 augustus 2016 en op 23 februari 2017. Namens belanghebbende is op 31 augustus 2016 met berichtgeving niemand verschenen.

Op de comparitie-zitting van 23 februari 2017 waren namens belanghebbende aanwezig [ A] (commissaris van belanghebbende) en de gemachtigde [ B ]. Op beide comparitie-zittingen was namens de Inspecteur [ C ] aanwezig. Belanghebbende heeft op 17 en 23 maart 2017 een nadere toelichting en nadere stukken overgelegd. De Inspecteur heeft daarop bij brief van 15 juni 2017 gereageerd. Belanghebbende (op 7 november 2017) en de Inspecteur (op 9 november 2017) hebben toestemming gegeven om zonder nadere mondelingen behandeling uitspraak te doen.

2 FEITEN

2.1

Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende weersproken.

2.2

Belanghebbende verwerkt en exporteert suiker. Zij heeft een verkoopkantoor in Nederland. De suiker wordt vanuit Curaçao verscheept naar het verkoopkantoor en vandaar uit verkocht en gedistribueerd naar onder meer grote supermarkten in Nederland, België en andere Europese landen.

2.3

Daarnaast bewerkt belanghebbende suiker voor [ P ]. Zij heeft daartoe een “Sugar Treatment and Blending Agreement” (hierna: het Contract) gesloten met [ P ] Campina dat geldt voor de periode van 15 september 2006 tot 15 september 2011. Belanghebbende ontvangt voor de werkzaamheden een in het Contract vastgelegde service fee, waarvan de hoogte afhankelijk is van de prijs van de suiker en van de hoeveelheid bewerkte suiker.

2.4

Bij de uitvoer uit Curaçao wordt de exportwaarde van de suiker (hierna: de

douanewaarde) aangegeven bij de Douane. Die waarde wordt onder meer gebruikt voor de aangiften omzetbelasting. De export van goederen valt onder de vrijstelling van omzetbelasting.

2.5

Bij belanghebbende is een boekenonderzoek over de jaren 2006 tot en met 2009 uitgevoerd door het Belastingaccountantsbureau (de BAB). Hierbij is onder andere geconstateerd dat de douanewaarde van de geëxporteerde suiker elk jaar hoger is dan de door belanghebbende geboekte jaaromzet. Daarnaast zijn aansluitingsverschillen geconstateerd tussen de omzet volgens de jaarrekening en die volgens het grootboek. Tevens zijn kostencorrecties en correcties op rekeningcourantvorderingen en de daarop betrekking hebbende rente voorgesteld. Het gaat in 2007 om de volgende bedragen:

Verschil douanewaarde en geboekte omzet: 2.365.760

Aansluitingsverschil omzet jaarrekening en omzet grootboek 2.168.689

Correctie rente rekening courant 22.961

Niet aftrekbare reis- en verblijfkosten 17.751

Representatiekosten 2.723

Overige personeelskosten 2.426

Totaal 4.580.310

2.6

De reis- en verblijfkosten bedragen volgens het controlerapport Naf. 98.756. De controleambtenaar heeft voorgesteld om van dit bedrag 20% ofwel Naf. 19.751 niet in aftrek toe te laten op grond van artikel 6, lid 2 letter k van de Landsverordening op de winstbelasting 1940 (LvWB). Omdat belanghebbende in haar aangifte een bedrag van Naf. 2.000 niet in aftrek had gebracht, bedraagt de voorgestelde correctie Naf. 17.751. De representatiekosten en de overige personeelskosten bedragen volgens het controlerapport Naf. 13.615 respectievelijk Naf. 12.133, waarvan volgens de controleambtenaar 20% ofwel Naf. 2.723 (representatiekosten) en Naf. 2.426 (overige personeelskosten) niet aftrekbaar is.

2.7

De aangegeven winst bedroeg Naf. 2.326.353. De Inspecteur heeft overeenkomstig de voorstellen in het controlerapport een naheffingsaanslag opgelegd van Naf. 2.266.481. De belastbare winst is daarbij vastgesteld op Naf. 2.326.353 +/+ Naf. 4.580.310 = Naf. 6.906.663. Tevens is een vergrijpboete opgelegd van Naf. 566.620 (25% van de nageheven belasting).

3 GESCHIL EN STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1

Tussen partijen is in geschil of het verschil tussen de douanewaarde en de omzet volgens de jaarrekening tot de winst gerekend moet worden en of de bedrijfskosten en de rente rekening-courant terecht zijn gecorrigeerd door de Inspecteur. De Inspecteur beantwoordt de vragen bevestigend, belanghebbende ontkennend.

3.2

Belanghebbende heeft gesteld dat er verklaarbare verschillen zijn tussen de douanewaarde en de omzet en dat de omstandigheid dat de omzet lager is dan de douanewaarde niet inhoudt dat de aangegeven omzet en winst niet juist zijn. De Inspecteur is van mening dat belanghebbende het voorgaande niet voldoende heeft onderbouwd, zodat volgens hem de correctie terecht is.

De Inspecteur is verder van mening dat belanghebbende met betrekking tot de opgevoerde reis-, verblijf- en representatiekosten ten onrechte heeft verzuimd om overeenkomstig artikel 6, lid 2, letter k van de LvWB 20% van die kosten niet in aanmerking te nemen als op de winst in mindering te brengen kosten. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van kosten, die genoemd zijn in artikel 6, lid, letter k LvWB, waarvoor een aftrekbeperking geldt. Tenslotte stelt de Inspecteur dat met betrekking tot de rekening courantvorderingen op de aandeelhouders een zakelijke rente van 6% in aanmerking genomen dient te worden. Belanghebbende is van mening dat de rekening courantvorderingen met name veroorzaakt worden door de winstcorrecties die door de Inspecteur als winstuitkeringen in rekening courant in aanmerking worden genomen. Bovendien heeft de Inspecteur vertrouwen gewekt dat geen rentecorrectie zou plaatsvinden nu bij een eerdere controle (in 2004-2007) geen correcties ter zake zijn aangebracht. Ter zake van de opgelegde boetes heeft de Inspecteur het standpunt ingenomen dat sprake is van grove schuld en dat een boete van 25% gerechtvaardigd is; belanghebbende is van mening dat zij een pleitbaar standpunt heeft ingenomen, zodat de boete dient te worden vernietigd.

3.3

Tussen partijen is niet in geschil dat het aansluitingsverschil tussen omzet jaarrekening en omzet grootboek berust op een onjuistheid in de formule bij het opstellen van de jaarrekening. Hierdoor is een te lage omzet aangegeven maar tevens een (tot hetzelfde bedrag) te lage kostprijs van de omzet, waardoor de winst niet wijzigt. Evenmin is in geschil dat, vanwege de aanwezigheid van een tax holiday, een winstbelastingtarief van 2% van toepassing is.

4 BEOORDELING VAN HET GESCHIL

5 PROCESKOSTENVERGOEDING

6 DE BESLISSING