Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, 12-08-2022, ECLI:NL:OGEAC:2022:259, CUR202005089, CUR202005090 en CUR202005201 t/m CUR202005217
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, 12-08-2022, ECLI:NL:OGEAC:2022:259, CUR202005089, CUR202005090 en CUR202005201 t/m CUR202005217
Gegevens
- Instantie
- Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
- Datum uitspraak
- 12 augustus 2022
- Datum publicatie
- 14 september 2022
- ECLI
- ECLI:NL:OGEAC:2022:259
- Zaaknummer
- CUR202005089, CUR202005090 en CUR202005201 t/m CUR202005217
Inhoudsindicatie
In geschil is of sprake is van een dienstbetrekking. Met het enkele feit dat degenen die voor belanghebbende werkzaamheden hebben verricht niet als zelfstandigen of onderaannemer in de systemen van de belastingdienst voorkomen, heeft de Inspecteur, tegenover de betwisting van belanghebbende, niet het bewijs geleverd dat sprake is van een dienstbetrekking. Verder heeft de Inspecteur, voor het eerst ter zitting, nog gesteld dat sprake is van een fictieve dienstbetrekking zoals genoemd in artikel 3, lid 2 LLB, maar hij heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd ter ondersteuning van die stelling. Het Gerecht concludeert dat de Inspecteur niet aan zijn bewijslast voor het aannemen van een (fictieve) dienstbetrekking heeft voldaan.
Uitspraak
Uitspraak van 12 augustus 2022
BBZ nrs. CUR202005089, CUR202005090 en CUR202005201 t/m CUR202005217
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.
1 PROCESVERLOOP
Aan belanghebbende zijn op 3 juli 2018 naheffingsaanslagen loonbelasting, premies AOV/AWW, premie AVBZ en premie BVZ over de maand januari 2018 opgelegd naar verschuldigde bedragen van respectievelijk NAf 1.140 (LB), NAf 840 (AOV/AWW), NAf 120 (AVBZ) en NAf 720 (BVZ). Daarbij zijn verzuimboetes opgelegd wegens het niet tijdig doen van aangifte van elk NAf 100.
Aan belanghebbende zijn op 24 juli 2018 naheffingsaanslagen loonbelasting, premies AOV/AWW, premie AVBZ, premie BVZ en verzuimboetes over de maand februari 2018 opgelegd naar dezelfde bedragen als over de maand januari 2018.
Aan belanghebbende zijn op 23 augustus 2018 naheffingsaanslagen loonbelasting, premies AOV/AWW, premie AVBZ, premie BVZ en verzuimboetes over de maand maart 2018 opgelegd naar dezelfde bedragen als over de maand januari 2018.
Aan belanghebbende zijn op 19 september 2018 naheffingsaanslagen loonbelasting, premies AOV/AWW, premie BVZ en verzuimboetes over de maand mei 2018 opgelegd naar dezelfde bedragen als over de maand januari 2018.
Aan belanghebbende zijn op 19 november 2018 naheffingsaanslagen loonbelasting, premies AOV/AWW, premie AVBZ, premie BVZ en verzuimboetes over de maand juli 2018 opgelegd naar dezelfde bedragen als over de maand januari 2018.
Belanghebbende heeft op 15 augustus 2018 (januari, februari, maart, mei 2018) en 7 september 2019 (juli 2018) tegen de naheffingsaanslagen en boetes bezwaar gemaakt.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 30 november 2020 de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard.1
Belanghebbende heeft op 30 december 2020 tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
De Inspecteur heeft op 27 oktober 2021 verweerschriften en bijlagen ingediend.
Belanghebbende heeft het beroepschrift op 12 november 2021 nader gemotiveerd.
De zitting heeft plaatsgevonden op 27 januari 2022 te Willemstad. Namens belanghebbende is verschenen [A]. Namens de Inspecteur is verschenen [B]. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en ingebracht.
2 FEITEN
Belanghebbende is woonachtig te Curaçao en drijft een eenmanszaak onder de naam “[AIB]”.
Bij de stukken bevindt zich een door belanghebbende verstrekt overzicht van [AIB] waarop is vermeld wie voor het bedrijf in 2018 werkzaamheden hebben verricht, welke bedragen aan elk is betaald en op welke data de betalingen hebben plaatsgevonden. Uit het overzicht blijkt dat aan 12 personen/bedrijven bedragen zijn betaald. Het totale bedrag dat aan derden is betaald bedraagt NAf 33.398.
In de winst- en verliesrekening 2018 van [AIB] is aan “kosten uitbestede opdrachten” een totaal bedrag van NAf 33.398 vermeld met als toelichting: “Dit bedrag is betalingen aan de kleine onderaannemers”.
Aan belanghebbende zijn over onderhavige perioden aangiftebiljetten uitgereikt. Middels de aangiftebiljetten moet (maandelijks) aangifte gedaan worden van zowel de loonbelasting, als de premies AOV/AWW, premie AVBZ en premie BVZ.
Belanghebbende heeft de aangiftebiljetten voor de maanden januari, februari, maart en mei 2018 niet binnen de wettelijke termijn ingediend. De Inspecteur heeft op 3 juli 2018, 24 juli 2018, 23 augustus 2018 en 19 september 2018 ambtshalve naheffingsaanslagen opgelegd over de maanden januari, februari, maart en mei 2018. Daarbij zijn verzuimboetes opgelegd voor het niet tijdig indienen van de aangifte (zie r.o. 1.1 t/m 1.4).
Belanghebbende heeft op 15 augustus 2018 nihil aangiften voor de afdracht van loonbelasting, premies AOV/AWW, premie AVBZ en premie BVZ gedaan voor de maanden januari, februari, maart, mei en juli 2018. De aangiften voor de maanden januari, februari, maart en mei 2018 zijn door de Inspecteur aangemerkt als bezwaar tegen de opgelegde naheffingsaanslagen en boetes.
De Inspecteur heeft op 19 november 2018 naheffingsaanslagen opgelegd met verzuimboetes voor het niet tijdig indienen van de aangifte over de maand juli 2018.
3 GESCHIL
In geschil is of de bezwaren terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard en of de naheffingsaanslagen en de boetes terecht zijn opgelegd.
Belanghebbende stelt dat hij ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard in zijn bezwaren. Daarnaast stelt belanghebbende dat hij geen werknemers in dienst heeft en dat hij daarom ook niet inhoudingsplichtig is voor de loonbelasting en premies. Daarnaast stelt belanghebbende dat hij niet aangifteplichtig is, dat hij aldus niet te laat aangifte heeft gedaan en dat de boetes om die reden vernietigd dienen te worden.
De Inspecteur stelt dat belanghebbende voor een aantal maanden ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard in zijn bezwaren. Daarnaast is de Inspecteur van mening dat de personen die werkzaamheden voor belanghebbende hebben verricht in dienstbetrekking zijn bij belanghebbende dan wel sprake is van een fictieve dienstbetrekking. De Inspecteur stelt dat belanghebbende de verplichting had om de aangiften tijdig in te dienen en dat daarom de boetes terecht zijn opgelegd.
De Inspecteur is verder van mening dat de naheffingsaanslagen loonbelasting vernietigd dienen te worden omdat de lonen onder de loonbelastinggrens blijven. De Inspecteur concludeert voor het overige tot handhaving van de naheffingsaanslagen en de boetes.