Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, 18-04-2018, ECLI:NL:OGHACMB:2018:84, CUR2016H00043 t/m CUR201600048
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, 18-04-2018, ECLI:NL:OGHACMB:2018:84, CUR2016H00043 t/m CUR201600048
Gegevens
- Instantie
- Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Datum uitspraak
- 18 april 2018
- Datum publicatie
- 11 juni 2018
- ECLI
- ECLI:NL:OGHACMB:2018:84
- Zaaknummer
- CUR2016H00043 t/m CUR201600048
Inhoudsindicatie
Belanghebbende beschikt over kantoormeubilair dat zij in de jaren 2009 tot en met 2013 tegen een vergoeding van Naf. 30.000 per jaar verhuurt aan derden. Ter zake van deze verhuur is door belanghebbende geen omzetbelasting voldaan, omdat zij van mening was dat deze verhuur niet was aan te merken als een belaste prestatie. De Inspecteur heeft voor deze jaren naheffingsaanslagen opgelegd met 15% boete. De naheffingsaanslagen zijn in hoger beroep niet in geschil.
Het Gerecht in eerste aanleg heeft de boeten vernietigd, omdat zij van oordeel is dat niet is gebleken dat aan belanghebbenden over de jaren 2009 tot en met 2013 aangiften zijn uitgereikt, en dat als geen aangiften zijn uitgereikt er ook geen boeten kunnen worden opgelegd voor het niet doen van aangiften.
De Inspecteur heeft hoger beroep ingesteld.
Het Hof is het niet eens met het oordeel van het Gerecht en verklaart het door de Inspecteur ingestelde hoger beroep gegrond. Bij een aangiftebelasting zoals de omzetbelasting heeft belanghebbende twee afzonderlijke, weliswaar nauw met elkaar samenhangende, verplichtingen: de verplichting om (tijdig) aangifte te doen en de verplichting om (tijdig) de belasting te voldoen. Het enkele niet (kunnen) doen van aangifte ontslaat belanghebbende niet van de verplichting tot het voldoen van de verschuldigde belasting.
Het Hof oordeelt dat de Inspecteur boeten had mogen opleggen, maar acht de opgelegde boeten van 15% niet passend en geboden en vermindert deze tot 10% van de naheffingsaanslagen.
Uitspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
De inspecteur der belastingen,
appellant (de Inspecteur),
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (het Gerecht) van 20 oktober 2016, BBZ nr. CUR201500789, CUR201500790, CUR2015005 t/m 20150010 en CUR201500850 in de gedingen tussen:
[ X ],
gevestigd te Curaçao,
verweerder in hoger beroep (belanghebbende),
en
de Inspecteur.
1 Procesverloop
Aan belanghebbende zijn de volgende naheffingsaanslagen in de omzetbelasting en (verzuim)boeten opgelegd:
Dagtekening tijdvak aanslag boete totaal
23 december 2014 december 2009 NAf 1.428 NAf 214 NAf 1.642
20 januari 2015 juli 2014 NAf 2.000 - NAf 2.000
27 februari 2015 september 2014 NAf 2.000 NAf 100 NAf 2.100
15 mei 2015 december 2010 NAf 1.428 NAf 214 NAf 1.642
15 mei 2015 december 2011 NAf 1.428 NAf 214 NAf 1.642
15 mei 2015 december 2012 NAf 1.698 NAf 254 NAf 1.952
15 mei 2015 december 2013 NAf 1.698 NAf 254 NAf 1.952
Belanghebbende is op 20 februari 2015 (tijdvakken december 2009 en juli 2014), 14 april 2015 (tijdvak september 2014), 24 juni 2015 (tijdvakken december 2010 en december 2011) en 1 juli 2015 (tijdvakken december 2012 en december 2013) tegen de naheffingsaanslagen in bezwaar gekomen. Bij uitspraken op bezwaar van 10 april 2015 (tijdvak juli 2014) en 13 augustus 2015 (tijdvakken december 2009 t/m 2013 en september 2014) heeft de Inspecteur de bezwaren afgewezen.
Belanghebbende is tegen de uitspraken op bezwaar op 29 april 2015 (juli 2014) en op 2 oktober 2015 (overige aanslagen) in beroep gekomen. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Voorafgaand aan de zitting bij het Gerecht heeft belanghebbende het beroep tegen uitspraak op bezwaar betreffende de naheffingsaanslag voor het tijdvak juli 2014 ingetrokken.
Het Gerecht heeft op 20 oktober 2016 op het door belanghebbende ingestelde beroep als volgt beslist:
“De rechter in dit Gerecht:
-verklaart het beroep inzake de naheffingsaanslagen omzetbelasting 2009 tot en met 2013 ongegrond en het beroep inzake de boeten gegrond;
-vernietigt de uitspraken op bezwaar voor zover deze betrekking hebben op de boeten en vermindert de boeten naar nihil;
-verklaart het beroep inzake de naheffingsaanslag voor de maand september 2014 gegrond en het beroep inzake de boete niet-ontvankelijk;
-vernietigt de uitspraken op bezwaar;
-handhaaft de naheffingsaanslag voor de maand september op NAf 75 zoals deze door de Inspecteur bij beschikking van 30 oktober 2015 is vastgesteld.”
Tegen deze uitspraak heeft de Inspecteur op 16 december 2016 hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van het hoger beroep heeft de griffier van de Inspecteur een griffierecht geheven van NAf 500.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgehad op 26 oktober 2017 te Willemstad, Curaçao. Aldaar zijn verschenen en gehoord namens belanghebbende [ A ], voorzitter van belanghebbende, en
[ B ], alsmede namens de Inspecteur [ C ] en [ D ]. Ter zitting heeft de Inspecteur een pleitnota voorgedragen en overgelegd.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Het Gerecht heeft de volgende, in hoger beroep niet bestreden, feiten vastgesteld, welke feiten het Hof als vaststaand overneemt:
“2.2 Belanghebbende is een Stichting en haar activiteiten bestaan uit het verlenen van gratis rechtshulp aan minvermogenden en het ter beschikking stellen van roerende zaken.
Belanghebbende beschikt over kantoormeubilair dat zij tegen een vergoeding van NAf 30.000 per jaar ter beschikking stelt aan derden. In onderhavige jaren wordt het kantoormeubilair ter beschikking gesteld aan [ Q ] N.V. h.o.d.n [ Z ].
De Stichting Belastingaccountantsbureau (SBAB) heeft voor de jaren 2009 tot en met 2013 bij belanghebbende een boekenonderzoek inzake de omzetbelasting verricht. Naar aanleiding van dit boekenonderzoek heeft SBAB een rapport met bevindingen (15 september 2014) uitgebracht. Een afschrift van dit rapport behoort tot de gedingstukken.
De Inspecteur heeft in navolging van het rapport van het SBAB voor de jaren 2009 tot en met 2013 naheffingsaanslagen (inclusief verzuimboeten) opgelegd voor respectievelijk NAf 1.642 (2009), NAf 1.642 (2010), NAf 1.642 (2011), NAf1.952 (2012) en NAf 1.952 (2013). Ook zijn voor onder andere de maanden juli 2014 en september 2014 naheffingsaanslagen opgelegd.
De Inspecteur heeft de naheffingsaanslagen voor de maanden juli 2014 en september 2014 nadien overeenkomstig de aangiften van belanghebbende verminderd. De gemachtigde van belanghebbende heeft zoals hij ter zitting heeft verklaard het beroep met betrekking tot de maand juli 2014 bij brief van 17 juni 2016 ingetrokken.”
3 Geschil in hoger beroep
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de ter zake van de naheffingsaanslagen voor de onder 1.1. genoemde tijdvakken in 2009 tot en met 2013 opgelegde boeten terecht en tot het juiste bedrag zijn opgelegd.
De Inspecteur beantwoordt deze vraag bevestigend, belanghebbende ontkennend.
Belanghebbende heeft bedoeld hoger beroep in te stellen tegen alle onder 1.1. genoemde naheffingsaanslagen, doch heeft daarvan ter zitting van het Hof besloten af te zien. De naheffingsaanslagen zijn aldus niet in geschil.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt, alsmede hetgeen zij hieraan ter zitting hebben toegevoegd.