Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, 14-01-2020, ECLI:NL:OGHACMB:2020:3, AUA2019H00141
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, 14-01-2020, ECLI:NL:OGHACMB:2020:3, AUA2019H00141
Gegevens
- Instantie
- Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Datum uitspraak
- 14 januari 2020
- Datum publicatie
- 29 januari 2020
- ECLI
- ECLI:NL:OGHACMB:2020:3
- Zaaknummer
- AUA2019H00141
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft eerst op 6 oktober 2017 een definitieve aangifte
winstbelasting voor het jaar 2016 ingediend. Ingevolge artikel 14a, tweede lid, van de ALB was belanghebbende gehouden om uiterlijk op de laatste dag van de vijfde maand na afloop van het boekjaar over dat jaar aangifte te doen. Nu belanghebbende niet aan haar aangifteverplichting heeft voldaan kan beboeting voor het niet tijdig indienen van de aangifte plaatsvinden. De aangifteverplichting geldt onverkort; dus ook indien er geen aangiftebiljet is
uitgereikt dan wel er wel een aangiftebiljet is uitgereikt zonder het stellen van een termijn voor de indiening. De opgelegde boete acht het Hof passend en geboden.
Uitspraak
Uitspraak
AUA2019H00141
Datum uitspraak: 14 januari 2020
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
de inspecteur der belastingen in Aruba,
appellant (de Inspecteur),
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) van 10 mei 2019 in de zaak BBZ nr. AUA201802607 in het geding tussen:
de Inspecteur,
en
[Belanghebbende] N.V.,
gevestigd te Aruba,
verweerder (belanghebbende),
1 Procesverloop
Aan belanghebbende is met dagtekening 31 december 2017 over het jaar 2016 een naheffingsaanslag winstbelasting opgelegd van nihil met een verzuimboete van Afl. 500 wegens het niet tijdig indienen van de aangifte.
Belanghebbende is op 17 januari 2018 tegen de boete in bezwaar gekomen.
De lnspecteur heeft op 16 juli 2018 uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar afgewezen.
Belanghebbende is op 22 augustus 2018 in beroep gekomen tegen de uitspraak op bezwaar. Ter zake van de indiening van het beroep heeft belanghebbende een bedrag van Afl. 150 aan griffierecht voldaan.
Het Gerecht heeft als volgt geoordeeld:
“De rechter in dit Gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de boetebeschikking; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van Naf. 150 te vergoeden.”
Tegen deze uitspraak heeft de Inspecteur op 10 juli 2019 pro forma hoger beroep ingesteld bij het Hof. Op 23 augustus 2019 heeft de Inspecteur het hoger beroep nader gemotiveerd. Belanghebbende heeft geen verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgehad op 27 november 2019 te Oranjestad. Op de zitting is namens de Inspecteur [A] verschenen. Belanghebbende is, hoewel daartoe op juiste wijze opgeroepen, zonder opgave van redenen, niet verschenen.
Aan het einde van de zitting heeft het Hof het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Het Gerecht heeft de volgende, in hoger beroep niet bestreden, feiten vastgesteld, welke feiten het Hof als vaststaand overneemt:
“Belanghebbende is opgericht op 21 maart 2016. Het boekjaar van belanghebbende is gelijk aan het kalenderjaar. Belanghebbende heeft op 21 september 2017 een voorlopige aangifte winstbelasting voor het jaar 2016 ingediend. Op 6 oktober 2017 heeft belanghebbende de definitieve aangifte winstbelasting voor het jaar 2016 ingediend. ”
3 Geschil in hoger beroep
Evenals in eerste aanleg is in hoger beroep in geschil of de verzuimboete terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht.