Home

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, 22-04-2021, ECLI:NL:OGHACMB:2021:106, AUA2019H00234

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, 22-04-2021, ECLI:NL:OGHACMB:2021:106, AUA2019H00234

Gegevens

Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Datum uitspraak
22 april 2021
Datum publicatie
4 mei 2021
ECLI
ECLI:NL:OGHACMB:2021:106
Zaaknummer
AUA2019H00234

Inhoudsindicatie

Belanghebbende is een Aruba Vrijgestelde Vennootschap en heeft een rekeningcourantvordering op haar aandeelhouder. In geschil is of belanghebbende voor het jaar 2012 kwalificeert als een Aruba vrijgestelde vennootschap (AVV). Verder is de vraag of belanghebbende voldoet aan de voorwaarde dat ze zich bezig houdt met ‘beleggen van vermogen’, zodat belanghebbende in aanmerking komt voor de objectieve vrijstelling van de winstbelasting. Nu de rekening-courantvordering renteloos is, is daarvan geen sprake. Het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende op grond van artikel 2, aanhef en letter e, LWB voor het onderhavige jaar niet langer vrijgesteld is van winstbelasting. Het hoger beroep is ongegrond. Het Hof bevestigt de uitspraak van het Gerecht.

Uitspraak

AUA2019H00234

Datum uitspraak: 22 april 2021

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE

VAN ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN

EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA

Uitspraak op het hoger beroep van:

[Belanghebbende],

gevestigd te Aruba,

appellant (hierna: belanghebbende),

tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (het Gerecht) van 18 september 2019 in de zaak BBZ nr. AUA201804120, in het geding tussen:

belanghebbende

en

de inspecteur der belastingen in Aruba,

verweerder (hierna: de Inspecteur).

1 Procesverloop

1.1.

Aan belanghebbende is op 30 april 2017 een aanslag winstbelasting voor het jaar 2012 opgelegd naar een belastbare winst van Afl. 1.773.800, hetgeen heeft geresulteerd in een te betalen bedrag van Afl. 496.664.

1.2.

Het door belanghebbende daartegen op 20 maart 2017 ingediende bezwaarschrift heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar van 31 oktober 2018 afgewezen en de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is op 21 december 2018 tegen de uitspraken op bezwaar in beroep gekomen bij het Gerecht en heeft Afl. 150 aan griffierecht betaald.

1.4.

Bij de hierboven vermelde uitspraak heeft het Gerecht als volgt beslist:

“- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vermindert de aanslag winstbelasting 2012 tot een aanslag naar een winst van Afl. 1.099.529;

- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van Afl. 1.400; en

- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van Afl. 150 te vergoeden.”

1.5.

Belanghebbende heeft bij brief van 15 november 2019, diezelfde dag ter griffie van het Hof ontvangen, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Gerecht. De Inspecteur heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

1.6.

Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van het Gerecht ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft. Belanghebbende heeft voorafgaand aan de zitting een pleitnota ingediend.

1.7.

Het Hof heeft de zaak ter zitting te Willemstad/Oranjestad met behulp van een beeldverbinding behandeld op 24 februari 2021. De rechters en de griffier waren aanwezig op het Hof in Curaçao. Bij het Gerecht in Aruba zijn verschenen en gehoord namens belanghebbende [A]. verbonden aan [Q] te Aruba en namens de Inspecteur mevrouw [B] en [C].

1.8.

Aan het einde van de zitting heeft het Hof het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

In hoger beroep is, op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door één van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende komen vast te staan:

“2.1 Belanghebbende, opgericht in 1989, is een Aruba Vrijgestelde Vennootschap (hierna: AVV).

2.2

Alle aandelen in belanghebbende zijn in handen van mevrouw [M], wonende te Brazilië (hierna: de aandeelhouder).

2.3

In de aandeelhoudersvergadering van 31 december 2013 is besloten belanghebbende te ontbinden. De liquidatie is op 14 april 2014 beëindigd.

2.4

Belanghebbende heeft sinds 2008 een rekening-courantvordering op haar aandeelhouder van USD 250.000. In juni 2012 heeft een geldverstrekking van USD 300.000 plaatsgevonden aan de aandeelhouder onder vermelding van ‘investment’. In december 2012 heeft andermaal een geldverstrekking plaatsgevonden van USD 150.000 onder vermelding van ‘investment purpose’.

2.5

De balans van belanghebbende voor de jaren 2011 en 2012 luidt als volgt (in USD):

31 dec 2011 31 dec 2012

Activa

Effecten 1.845.1142 2.339.909

‘Accounts receivable from shareholder’ 250.000 700.000

Transitorische opbrengst 30.147 31.061

Andere vorderingen 0 26.148

Liquide middelen 291.369 277.544

USD 2.416.630 USD 3.374.662

Passiva

Eigen vermogen 2.414.951 3.372.691

Crediteuren 1.679 1.971

USD 2.416.630 USD 3.374.662

2.6

In de jaarrekening 2012 is als post ‘accounts receivable from shareholder’ een bedrag van USD 700.000 geactiveerd. Ter toelichting is bij deze balanspost het volgende opgemerkt:

“On the average balance of the current account receivable from the shareholder no interest is charged and no redemption plan had been agreed on.”

2.7

Ter zake van de rekening-courantvordering heeft belanghebbende geen rente in rekening gebracht aan de aandeelhouder. Verder zijn geen zekerheden gesteld en is geen aflossingsschema afgesproken.

2.8

Bij het vaststellen van de aanslagen heeft de Inspecteur het standpunt ingenomen dat de lening in rekening-courant aan de aandeelhouder niet kwalificeert als het ‘beleggen van vermogen’ in de zin van artikel 1 Landsbesluit aanwijzing vrijgestelde activiteiten (hierna: Landsbesluit), dat de activiteiten van belanghebbende zich dus niet beperken tot de in het Landsbesluit aangewezen activiteiten, en dat de winst van belanghebbende dus niet op grond van artikel 2, aanhef en letter c, Landsverordening winstbelasting (hierna: LWB) vrijgesteld is van winstbelasting. Verder heeft de Inspecteur de rente op deze geldleningen gecorrigeerd naar 7% van de gemiddeld uitstaande lening van USD 475.000, ofwel USD 33.250 (Afl. 59.517).

2.9

Belanghebbende heeft een schriftelijke verklaring van de heer [H] van 3 april 2019 ingebracht. Daarin is onder meer het volgende verklaard:

“I hereby, [H], representing [P], the Shareholder of [belanghebbende] (liquidated) (…), declare that the following facts are valid and consistent with the acts and activities of [belanghebbende].

The purpose of this declaration of validity is to substantiate the position of [belanghebbende] in

the appeal case against [de Inspecteur]. I hereby wish to explain the following.

Explanation facts:

- (…)

- (…)

- In the year 2012 a total amount of USD 450.000 was transferred to the shareholder in anticipation of the liquidation to be used for investments that in the future may be transferred in another investment vehicle and it was not intended that the amount withdrawn would be repaid.

- It was in no case the intention to make transactions that are not consistent with the qualified

activities and that would jeopardize the taxation exempt status of [belanghebbende]. Taking the aforementioned into consideration the amount of USD 450.000 should have been processed as a

dividend distribution.”

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In hoger beroep is, evenals in eerste aanleg, in geschil of belanghebbende voor het jaar 2012 kwalificeert als een Aruba vrijgestelde vennootschap (AVV) in de zin van artikel 2, aanhef en onderdeel c, van de Landsverordening winstbelasting jo artikel 1, aanhef en onderdeel c, van het Landsbesluit aanwijzing vrijgestelde activiteiten voor de objectieve vrijstelling van winstbelasting voor een AVV.

3.2.

Tussen partijen is niet in geschil dat de aanslag winstbelasting 2012 in ieder geval, zoals het Gerecht heeft geoordeeld, dient te worden verminderd tot een aanslag naar een winst van niet hoger dan Afl. 1.099.529.

3.3.

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat zij moet worden aangemerkt als AVV aangezien zij voldoet aan de vereisten zoals vermeld in de in 3.1 weergegeven regelgeving.

3.4.

De Inspecteur stelt dat belanghebbende niet voldoet aan vorenbedoelde vereisten.

3.5.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op wat zij ter zitting hebben bijgebracht.

3.6.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van het Gerecht en de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag winstbelasting 2012 tot een aanslag naar een winst van nihil.

3.7.

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van het Gerecht.

4 Oordeel van het Gerecht

5 Beoordeling van het geschil

6 Proceskostenvergoeding

7 Beslissing