Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, 06-08-2021, ECLI:NL:OGHACMB:2021:324, AUA2020H00007
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, 06-08-2021, ECLI:NL:OGHACMB:2021:324, AUA2020H00007
Gegevens
- Instantie
- Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Datum uitspraak
- 6 augustus 2021
- Datum publicatie
- 3 september 2021
- ECLI
- ECLI:NL:OGHACMB:2021:324
- Zaaknummer
- AUA2020H00007
Inhoudsindicatie
Belanghebbende is een vennootschap die gevestigd is op Aruba. Belanghebbende heeft bedrijfsactiviteiten die bestaan uit de exploitatie van een badkamertegelwinkel. CIM SA, gevestigd in Zwitserland, bezit 99,5% van de aandelen in belanghebbende. CIM SA heeft een bedrag van Afl. 925.335 als lening aan belanghebbende verstrekt. In hoger beroep is evenals in eerste aanleg tussen partijen in geschil of de navorderingsaanslag terecht en naar het juiste bedrag is opgelegd. Belanghebbende stelt in hoger beroep dat de lening van de aanvang af alle kenmerken van kapitaal heeft gehad en dat de vermelding als ‘lening’ in de balansen van belanghebbende feitelijk onjuist was. Verder stelt belanghebbende dat indien fiscaalrechtelijk sprake zou zijn van een lening en dus een schuld van belanghebbende, deze schuld ultimo 2011 en 2012 nog steeds bestaat omdat er nooit een kwijtschelding van die schuld heeft plaatsgevonden. Zoals het Gerecht terecht heeft geoordeeld heeft belanghebbende met hetgeen zij daartoe heeft aangevoerd, niet overtuigend aangetoond dat partijen slechts in schijn een lening zijn overeengekomen. Belanghebbende heeft ter onderbouwing van de stelling dat sprake zou zijn van een deelnemerschapslening volstrekt onvoldoende gesteld en die stelling daarmee evenmin aannemelijk gemaakt laat staan die stelling overtuigend aangetoond. Belanghebbende heeft in eerste instantie in het geheel geen aangifte WB 2011 gedaan. Pas op 6 juni 2018 heeft belanghebbende alsnog de gegevens voor de aangifte WB voor het jaar 2011 verstrekt. Nu sprake is van een onjuiste waardering van de schuld op de winstbepalende balans, stond het de Inspecteur vrij om met toepassing van de zogenoemde foutenleer, de afwaardering van de schuld in 2012 in aanmerking te nemen. Gelet op al het voorgaande is het hoger beroep ongegrond.
Uitspraak
Uitspraak
AUA2020H00007
Datum uitspraak: 6 augustus 2021
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[belanghebbende], gevestigd in Aruba
appellant in hoger beroep (hierna: de belanghebbende),
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (het Gerecht) van 5 december 2019 in de zaak BBZ nr. AUA201901313, in het geding tussen de belanghebbende
en
de inspecteur der Belastingen in Aruba
verweerder in hoger beroep (hierna: de Inspecteur)
1 Procesverloop
Aan belanghebbende is met dagtekening 30 juni 2017 voor het jaar 2012 een navorderingsaanslag winstbelasting (hierna: WB) opgelegd naar een winst van Afl. 500.500.
Belanghebbende heeft op 14 juli 2017 bezwaar gemaakt tegen de opgelegde navorderingsaanslag WB 2012.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 25 maart 2019 het beroep gegrond verklaard en de navorderingsaanslag verminderd tot een navorderingsaanslag naar een winst van Afl. 368.800.
Belanghebbende heeft op 18 april 2019 bij het Gerecht beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar.
Bij uitspraak van 5 december 2019 heeft het Gerecht het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard. Belanghebbende heeft op 31 januari 2020 hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Gerecht. De Inspecteur heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.
Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van het Gerecht ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.
Het Hof heeft de zaak ter zitting te Willemstad/Oranjestad/Nederland met behulp van een beeld- en geluidverbinding behandeld op 24 februari 2021. De rechters en de griffier waren aanwezig op het Hof in Curaçao. In Nederland is verschenen en gehoord [A] als gemachtigde van belanghebbende. Tegelijkertijd is bij het Gerecht in Aruba verschenen en gehoord [B] namens de Inspecteur.
Belanghebbende heeft een pleitnota ingediend.
2 Feiten
Belanghebbende is een vennootschap die opgericht is op 24 maart 2005, naar het recht van en gevestigd op Aruba.
In het jaar 2006 is belanghebbende aangevangen met de bedrijfsactiviteiten die bestaan uit de exploitatie van een badkamertegelwinkel te Aruba.
Belanghebbende heeft volgens haar statuten onder meer als doel:
“a. De groot- en kleinhandel in, de huur en verhuur van, de installatie en/of reparatie van producten, leidingen, kabels, onderdelen, benodigdheden en aanverwante artikelen der elektronische industrie, loodgieterartikelen, timmerhout, ijzerwaren, gereedschappen, vloer- en wandtegels, verf en huishoudelijke artikelen.”
De aandeelhouders van belanghebbende zijn volgens het aandeelhoudersregister, wijlen de heer [C] (vanaf 24 maart 2005 tot diens overlijden op 21 maart 2014) voor 0,5% en [CIM SA] (hierna: "CIM SA") (vanaf 22 september 2005) voor 99,5%. CIM SA is gevestigd in Zwitserland.
In 2006 is door CIM SA voor een bedrag van Afl. 925.335 een lening aan belanghebbende verstrekt. Ultimo 2006 luidt de balans van belanghebbende als volgt:
Activa |
Afl. |
Passiva |
Afl. |
Vaste activa |
143.492 |
Eigen vermogen |
(236.541) |
Voorraden |
751.160 |
Kortlopende schulden |
288.177 |
Vorderingen |
15.358 |
Lening |
925.335 |
Bank |
66.961 |
||
Totaal |
976.971 |
Totaal |
976.971 |
Medio 2011 zijn de activiteiten van belanghebbende gestaakt en is belanghebbende in liquidatie getreden. Belanghebbende heeft over het jaar 2011 geen aangifte winstbelasting gedaan.
Belanghebbende heeft over het jaar 2012 eveneens geen aangifte winstbelasting gedaan. De Inspecteur heeft met dagtekening 31 maart 2015 aan belanghebbende over het jaar 2012 ambtshalve een aanslag WB opgelegd naar een winst van Afl. 63.250. Daarbij is tevens een verzuimboete aan belanghebbende opgelegd van Afl. 1.000.
De liquidatie van belanghebbende is blijkens de inschrijving bij de Kamer van Koophandel voltooid op 27 augustus 2016. Als vereffenaar is bij de Kamer van Koophandel vermeld mevrouw [W].
Op 21 april 2017 heeft belanghebbende voor het jaar 2012 alsnog aangifte WB gedaan naar een verlies van Afl. 1.000. De aangifte is ondertekend door [D]. De bij die aangifte gevoegde balans per 31 december 2012 luidt:
Activa |
Afl. |
Passiva |
Afl. |
Vaste activa |
Eigen vermogen |
(749.164) |
|
Voorraden |
Kortlopende schulden |
749.164 |
|
Vorderingen |
Lening |
||
Bank |
|||
Totaal |
0 |
Totaal |
0 |
De balans van belanghebbende per begin van het boekjaar 2012 vermeldt een negatief vermogen van Afl. 750.164. De bedragen begin/eind boekjaar zijn verwisseld.
Met dagtekening 30 juni 2017 heeft de Inspecteur aan belanghebbende een navorderingsaanslag opgelegd naar een winst van Afl. 500.500. Daarbij heeft de Inspecteur een correctie aangebracht van Afl. 750.100 ter zake van de vrijval van de schuld aan CIM SA. De navorderingsaanslag is vastgesteld met inachtneming van te verrekenen verliezen over 2007 (Afl. 163.153) en 2008 (Afl. 86.447).
Belanghebbende heeft op 14 juli 2017 bezwaar gemaakt tegen de opgelegde navorderingsaanslag WB 2012.
In een brief van 3 mei van 2018 van de erfgenamen van wijlen de heer [C] is voor zover van belang het volgende vermeld:
“To whom it may concern:
This is in reference to [belanghebbende] N.V. (…)
We the heirs, (…) heirs in the entire of our deceased dad, [C] a recognized Director of the abovementioned company, hereby inform that to the best of our knowledge and for years past we have been aware that our Dad have left [belanghebbende] as a way of selling his part of shares to [AD] and months later due to the lack of business in this Company as well as a loss in the family of [AD] our Dad decided to wave the charges as a gratitude to [AD] and his family.
Today we being heirs of our Dad deceased Dad, reconfirm that we officially confirm to all government institution that as an owner and respect to our Dad we will not claim any financial benefit or material benefit to this company or to the parties involved (…). So therefore, we will do as he wished as well as it is our intention to wave all charges pertaining to [belanghebbende]. (…)”
Op 6 juni 2018 heeft belanghebbende alsnog aangifte WB gedaan voor het jaar 2011. De aangifte is ondertekend door de vereffenaar.
Blijkens de aangiften 2006 tot en met 2012 is het verloop van de geldverstrekking:
Aangifte |
Lening (boekwaarde 31/12) |
2006 |
925.335 |
2007 |
1.060.797 |
2008 |
1.060.797 |
2009 |
940.797 |
2010 |
687.455 |
2011 |
749.164 |
2012 |
750.164 |
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 25 maart 2019 het beroep van belanghebbende tegen de navorderingsaanslag gegrond verklaard en de navorderingsaanslag verminderd tot een naar een winst van Afl. 368.800. Daarbij heeft de Inspecteur alsnog rekening gehouden met het verlies van belanghebbende over 2010 (Afl. 131.764).
De vereffenaar heeft [A] gemachtigd om namens belanghebbende beroep in te stellen tegen de uitspraak op bezwaar. Dat beroep is door het Gerecht ongegrond verklaard. Belanghebbende heeft tegen die uitspraak hoger beroep ingesteld.
3 Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is evenals in eerste aanleg tussen partijen in geschil of de navorderingsaanslag terecht en naar het juiste bedrag is opgelegd.
Belanghebbende beantwoordt die vraag ontkennend en de Inspecteur bevestigend.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op wat zij ter zitting hebben bijgebracht.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van het Gerecht en tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en de navorderingsaanslag. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van het Gerecht.