Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, 10-03-2021, ECLI:NL:OGHACMB:2021:85, CUR2020H00034
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, 10-03-2021, ECLI:NL:OGHACMB:2021:85, CUR2020H00034
Gegevens
- Instantie
- Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Datum uitspraak
- 10 maart 2021
- Datum publicatie
- 9 april 2021
- ECLI
- ECLI:NL:OGHACMB:2021:85
- Zaaknummer
- CUR2020H00034
Inhoudsindicatie
Aan belanghebbende is een verzuimboete opgelegd wegens het niet tijdig indienen van de aangifte. Evenals in eerste aanleg is in hoger beroep in geschil of de naheffingsaanslag en de boete tijdig zijn opgelegd. Het Hof oordeelt dat de naheffingsaanslag en de boete tijdig zijn opgelegd en het beroep inhoudelijk dient te worden behandeld. Het Hof zal derhalve de uitspraak van het Gerecht vernietigen en de zaak terugwijzen (op de voet van artikel 17g, tweede lid, van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken) naar het Gerecht, voor de behandeling van het inhoudelijke geschil.
Uitspraak
Uitspraak
CUR2020H00034
Datum uitspraak: 10 maart 2021
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
de inspecteur der belastingen,
zetelend te Curaçao,
de Inspecteur,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht) van 9 januari 2020 in de zaak BBZ nr. CUR201701329 in het geding tussen:
de inspecteur,
en
[Belanghebbende],
gevestigd te Curaçao,
belanghebbende,
betreffende de hierna te vermelden aanslag en boete.
1 Procesverloop
Aan belanghebbende is over het jaar 2010 een naheffingsaanslag winstbelasting, gedagtekend 29 december 2015, opgelegd ten bedrage van NAf 34.500. Daarbij is een vergrijpboete opgelegd ten bedrage van NAf 8.625 (25%).
Belanghebbende heeft op 9 februari 2016 tegen de naheffingsaanslag en de boete bezwaar gemaakt.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 30 juni 2017 de bezwaren afgewezen. De naheffingsaanslag en de boete zijn gehandhaafd.
Daartegen heeft belanghebbende op 29 augustus 2017 beroep ingesteld. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 150.
Het Gerecht heeft in haar uitspraak van 9 januari 2020 als volgt geoordeeld:
“Het Gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de naheffingsaanslag en de boete;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 1.400; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf. 150 te vergoeden.”
Tegen deze uitspraak heeft de inspecteur op 7 februari 2020 hoger beroep ingesteld bij het Hof dat nader is gemotiveerd op 31 juli 2020. Belanghebbende heeft op 22 oktober 2020 een verweerschrift ingediend. Van de zijde van de inspecteur is op 20 november 2020 een nader stuk ontvangen, van de zijde van belanghebbende op 27 november 2020. Deze stukken zijn over en weer aan partijen verzonden.
De zitting heeft plaatsgehad op 1 december 2020 te Willemstad. Op de zitting is namens belanghebbende [A] verschenen en namens de inspecteur [B] en [C], jurist bij de Landsontvanger, verschenen.
Aan het einde van de zitting heeft het Hof het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Het Gerecht heeft de volgende, in hoger beroep niet bestreden, feiten vastgesteld, welke feiten het Hof als vaststaand overneemt:
“2.1 Belanghebbende is een coöperatieve vereniging (hierna: cv) die op 11 juni 1968 is opgericht in Curaçao. Het doel van belanghebbende is onder meer om bij haar leden spaarzin te kweken en haar leden in de gelegenheid te stellen hun spaargelden in de cv te beleggen.
Belanghebbende heeft op 22 maart 2011 een voorlopige aangifte winstbelasting 2010 met een nihil bedrag aan verschuldigde winstbelasting ingediend. Op 30 juni 2011, derhalve tijdig, heeft belanghebbende een definitieve aangifte winstbelasting 2010 ingediend, met een nihil bedrag aan verschuldigde winstbelasting. Bij deze aangifte heeft belanghebbende een schrijven gevoegd waarin is vermeld dat haar winst is vrijgesteld op grond van artikel 2, eerste lid, sub b van de Landsverordening op de Winstbelasting (LWB). Bij de aangifte zijn geen jaarstukken gevoegd.
De Inspecteur heeft met dagtekening 29 december 2015 een taxatieve naheffingsaanslag opgelegd. Daarbij is tevens een vergrijpboete opgelegd van 25 percent.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag en de boete. In haar bezwaarschrift heeft zij onder andere vermeld dat het aanslagbiljet op 8 januari 2016 is bezorgd en dat een medewerker van haar in het postboek van de bezorger heeft getekend voor ontvangst op 8 januari 2016.”
3 Geschil in hoger beroep
Evenals in eerste aanleg is in hoger beroep in geschil of de naheffingsaanslag en de boete tijdig zijn opgelegd.
De Inspecteur concludeert dat de naheffingsaanslag en de boete tijdig zijn opgelegd en tot vernietiging van de uitspraak van het Gerecht. Belanghebbende is de tegenstelde opvatting toegedaan en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van het Gerecht.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht.