Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, 04-06-2008, BG3705, 175 HLAR 03/07
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, 04-06-2008, BG3705, 175 HLAR 03/07
Gegevens
- Instantie
- Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
- Datum uitspraak
- 4 juni 2008
- Datum publicatie
- 6 november 2008
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:OGHNAA:2008:BG3705
- Zaaknummer
- 175 HLAR 03/07
Inhoudsindicatie
Inbeslagneming van een barkje ingevolge artikel 121, eerste lid, van de AVIUD.
Nu het compartiment verborgen was, in dat compartiment sporen van drugs zijn aangetroffen en van algemene bekendheid is dat barkjes soms van verborgen compartimenten voorzien worden ten behoeve van het vervoeren en binnensmokkelen van drugs, heeft het Gerecht met juistheid overwogen dat de Inspecteur het barkje terecht heeft aangemerkt als vervoermiddel, als bedoeld in artikel 121, eerste lid, van de AVIUD.
Aangevallen uitspraak bevestigd.
Uitspraak
175 HLAR 03/07
Datum uitspraak: 29 november 2007
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 7 december 2006 in het geding tussen:
appellant
en
de Inspecteur der Invoerrechten en Accijnzen.
1. Procesverloop
Bij beschikking van 16 februari 2006 heeft de Inspecteur der Invoerrechten en Accijnzen (hierna: de Inspecteur) het barkje "Don Manuel" (hierna: het barkje) in beslag genomen.
Bij uitspraak van 7 december 2006 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao (hierna: het Gerecht) het door appellant daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 18 januari 2007, bij het Hof ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Bij brief van 2 maart 2007 heeft de Inspecteur van antwoord gediend.
Het Hof heeft de zaak na eerder uitstel op verzoek van appellant ter zitting behandeld op 1 oktober 2007, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. J.B.S. Loth, advocaat, en de Inspecteur, vertegenwoordigd door mr. J.G. Lopez Ramirez, directeur Douane Nederlandse Antillen en J. Herrera, werkzaam bij die dienst, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 121, eerste lid, van de Algemene Verordening In- Uit- en Doorvoer (hierna: de AVIUD) worden vervoermiddelen, kennelijk ingericht of toegerust om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken, alsmede alle andere voorwerpen, kennelijk bestemd om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken of om een vervoermiddel tot hiervoor omschreven doeleinde in te richten of toe te rusten, in beslag genomen.
Ingevolge het derde lid doet de Inspecteur van de inbeslagneming en de gronden daartoe zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan degene op wie de inbeslagneming heeft plaatsgevonden en, indien die niet de eigenaar van de goederen is en de identiteit van de eigenaar vaststaat, tevens aan de eigenaar. Ingeval van inbeslagneming op onbekende personen geschiedt die mededeling zo spoedig mogelijk in twee plaatselijk verschijnende dagbladen.
2.2. Appellant betoogt dat het Gerecht heeft miskend dat de Inspecteur het barkje ten onrechte kennelijk ingericht of toegerust heeft geacht om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken. Op het barkje was weliswaar een compartiment aangebracht, maar dat was niet verborgen. Het diende niet om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken, maar deed dienst als ballasttank, aldus appellant.
2.2.1. Volgens het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van de Kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba van 12 februari 2006 en de daarbij behorende foto's bevond zich in de koelruimte van het barkje, achter een polyester wand, een luik, dat toegang gaf tot het compartiment.
Voorts zijn volgens dat proces-verbaal in het barkje en het compartiment sporen van drugs aangetroffen.
2.2.2. Nu het compartiment verborgen was, in dat compartiment sporen van drugs zijn aangetroffen en van algemene bekendheid is dat barkjes soms van verborgen compartimenten voorzien worden ten behoeve van het vervoeren en binnensmokkelen van drugs, heeft het Gerecht met juistheid overwogen dat de Inspecteur het barkje terecht heeft aangemerkt als vervoermiddel, als bedoeld in artikel 121, eerste lid, van de AVIUD.
Voor zover appellant ter zitting nog heeft aangevoerd dat van de inbeslagneming aan hem geen schriftelijke mededeling is gedaan, nu de brief van 16 februari 2006 niet aan hem is verzonden, wordt overwogen dat in dit stadium van de procedure geen nieuwe beroepsgronden kunnen worden voorgedragen.
Het betoog slaagt niet.
2.3. Gelet op artikel 121, eerste lid, van de AVIUD, was de Inspecteur onder de hiervoor onder 2.2.2 vermelde omstandigheden gehouden het barkje in beslag te nemen, als hij heeft gedaan. Reeds hierom kan het betoog van appellant ten aanzien van door de Inspecteur terzake gevoerd beleid niet slagen.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.L. Wattel, Voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
Voorzitter
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 november 2007
Verzonden: