Home

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba), 17-04-2009, ECLI:NL:ORBBNAA:2009:14, 2007/0382 en 2007/0383

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba), 17-04-2009, ECLI:NL:ORBBNAA:2009:14, 2007/0382 en 2007/0383

Gegevens

Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Datum uitspraak
17 april 2009
Datum publicatie
15 oktober 2019
ECLI
ECLI:NL:ORBBNAA:2009:14
Zaaknummer
2007/0382 en 2007/0383

Inhoudsindicatie

Definitie ‘plaats van levering’ ingevolge artikel 6a LBBO. Recht op eigendom artikel 1 Prot. 1 EVRM. Beoordelingsvrijheid lidstaten. Verdrag van vriendschap, handel en scheepvaart tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika. Verschil tussen BBO voor bedrijven in- en buiten de vrije zone, artikel 11 lid 2 LBBO, gelijkheidsbeginsel. Heffing over uitvoer van goederen naar de EG.

Uitspraak

Beschikkingen van 17 april 2009, nrs. 2007/0382 en 2007/0383

RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN zitting houdend in Aruba

inzake: [belanghebbende], gemachtigde [A],

tegen

[de Inspecteur].

1.Het procesverloop

1.1

Aan belanghebbende zijn over de tijdvakken januari en februari [jaar], op 4 april [jaar] naheffingsaanslagen in de belasting op bedrijfsomzetten opgelegd naar een bedrag van All 7.057.765, respectievelijk All 7.989.752, beide met een vergrijpboete van 25%.

1.2

Belanghebbende is op 4 juni [jaar], dus tijdig in bezwaar gekomen tegen de aanslagen. Bij uitspraken van 19 oktober [jaar] heeft de Inspecteur de aanslagen en de boetebeschikking met betrekking tot januari [jaar] gehandhaafd en de boetebeschikking met betrekking tot februari [jaar] vernietigd.

1.3

Belanghebbende is op 18 december [jaar] tegen deze uitspraken in beroep gekomen. Met dagtekening 17 september [jaar] zijn de naheffingsaanslagen verminderd tot een bedrag van Afl 7.018.416, respectievelijk Afl 7.945.364 en is de boetebeschikking met betrekking tot januari [jaar] vernietigd.

1.4

De Inspecteur heeft vertoogschriften ingediend.

1.5

Ter zitting van 7 november 2008 te Willemstad zijn verschenen namens belanghebbende [A] en [B] en namens de Inspecteur [C] en [D].

1.6

Beide partijen hebben op de zitting pleitnota's overlegd.

2 De tussen partijen vaststaande feiten

Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door een van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.

2.1

Belanghebbende vormt als moedermaatschappij onder andere met haar dochtermaatschappij N.V. 1 een fiscale eenheid als bedoeld in artikel 1, lid 4, van de Landsverordening belasting op bedrijfsomzetten (hierna: LBBO).

2.2

Belanghebbende raffineert olie. De geraffineerde olie wordt met name geleverd aan buiten Aruba woonachtige of gevestigde afnemers.

2.3

Aan de leveringen liggen verschillende soorten contracten ten grondslag met verschillende leveringscondities. Die leveringscondities hebben met elkaar gemeen dat eigendom en risico van de geleverde producten niet eerder overgaan op de koper dan het moment dat het schip dat de producten vervoert de internationale wateren heeft bereikt, dan wel het moment dat de producten in de haven van bestemming zijn afgeleverd en/of uitgeladen.

3 Geschil

Tussen partijen is in geschil:

  1. de plaats van de leveringen;

  2. of de heffing van belasting op bedrijfsomzetten van belanghebbende een ongeoorloofde inbreuk vormt op het recht op eigendom gewaarborgd door artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM (hierna: artikel 1 Prot. 1 EVRM) en artikel 1.19 van de Staatsregeling van Aruba;

  3. of de heffing van belasting op bedrijfsomzetten over vergoedingen ontvangen van in de Europese Gemeenschap gevestigde afnemers in strijd is met het besluit van de Raad van 27 november 2001 betreffende de associatie van de LGO met de Europese Economische Gemeenschap (hierna: LGO-Besluit);

  4. of de heffing van belasting op bedrijfsomzetten in strijd is met het gelijkheidsbeginsel neergelegd in artikel 26 IVBPR en artikel I.1 van de Staatsregeling van Aruba nu van bedrijven die in een vrije zone zijn gevestigd niet wordt geheven;

  5. of de heffing van belasting op bedrijfsomzetten over vergoedingen ontvangen van in de Verenigde Staten van Amerika gevestigde afnemers in strijd is met het Verdrag van vriendschap, handel en scheepvaart tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika (hierna: het Vriendschapsverdrag);

  6. of belanghebbende heeft voldaan aan een daartoe strekkend verzoek van de Inspecteur bepaalde bescheiden over te leggen en, zo nee, of op die grond de bewijslast moet worden omgekeerd.

4 De standpunten van partijen

5 Beoordeling van het geschil

6 Beslissing