Parket bij de Hoge Raad, 24-03-2009, BH1474, 07/12796 P
Parket bij de Hoge Raad, 24-03-2009, BH1474, 07/12796 P
Gegevens
- Instantie
- Parket bij de Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 24 maart 2009
- Datum publicatie
- 24 maart 2009
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:PHR:2009:BH1474
- Formele relaties
- Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2009:BH1474
- Zaaknummer
- 07/12796 P
Inhoudsindicatie
Profijtontneming. Het Hof heeft bij de berekening van het w.v.v. een misslag begaan. HR verbetert zelf.
Conclusie
Nr. 07/12796
Mr. Vellinga
Zitting: 27 januari 2009
Conclusie inzake:
[Betrokkene]
1. Het Gerechtshof te Arnhem heeft het door de veroordeelde wegens misdrijven verkregen voordeel vastgesteld op € 11.923, - en aan de veroordeelde ter ontneming van dat wederrechtelijk verkregen voordeel de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van dat bedrag.
2. Namens de veroordeelde heeft mr. P.P. Verdoorn, advocaat te Apeldoorn, één middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel klaagt dat het Hof kennelijk een onjuist bedrag als uitgangspunt voor de berekening van het voordeel heeft gehanteerd. Het te ontnemen voordeel had niet op een bedrag van € 11.923, - maar op een bedrag van € 11.885, - dienen te worden vastgesteld.
4. Het middel constateert dit terecht: in de berekening van het voordeel ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde heeft het Hof per abuis 25% van € 7.779, - en niet van € 7.628, - genomen. Het geschatte ontnemingsbedrag en de betalingsverplichting zijn daardoor in de bestreden uitspraak te hoog vastgesteld.
5. Het Hof heeft , zoals blijkt uit de punten 3 en 7 van de aanvulling als bedoeld in art. 365a jo. 415 Sv, de vergissing zelf reeds opgemerkt en getracht heeft deze in die aanvulling te verbeteren. Deze wijziging van het te ontnemen bedrag in de aanvulling op de verkorte uitspraak is echter niet mogelijk.(1) De bestreden uitspraak kan derhalve niet in stand blijven.
6. Het middel slaagt.
7. Ambtshalve vraag ik aandacht voor het volgende. De veroordeelde heeft op 28 november 2006 beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad zal uitspraak doen nadat sedertdien meer dan twee jaren zijn verstreken. Dat brengt mee dat in cassatie de redelijke termijn is overschreden en het aan de Staat te betalen bedrag moet worden verminderd.
8. Gronden waarop de Hoge Raad overigens gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen.
9. Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen doch uitsluitend voor zover het Hof het bedrag, waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, op € 11.923, - heeft vastgesteld, en aan betrokkene de verplichting heeft opgelegd tot betaling aan de Staat van dit bedrag, alsmede dat de Hoge Raad het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel zal bepalen op een bedrag van € 11.885, - en, uitgaande van dit bedrag, het bedrag waartoe aan betrokkene een betalingsverplichting wordt opgelegd zal verminderen naar de gebruikelijke maatstaf. Voor het overige dient het beroep te worden verworpen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 Zie onder meer HR 23 januari 2001, NJ 2001, 182.