Home

Parket bij de Hoge Raad, 03-07-2012, BW9972, 11/01408 A

Parket bij de Hoge Raad, 03-07-2012, BW9972, 11/01408 A

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
3 juli 2012
Datum publicatie
3 juli 2012
ECLI
ECLI:NL:PHR:2012:BW9972
Formele relaties
Zaaknummer
11/01408 A

Inhoudsindicatie

Antilliaanse zaak. Ongegronde bewijsklacht (medeplegen diefstal en afpersing). Conclusie AG:anders.

Conclusie

Nr. 11/01408 A

Mr. Aben

Zitting 29 mei 2012

Conclusie inzake:

[Verdachte]

1. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten, en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zitting houdende te Sint Maarten, heeft bij strafvonnis van 14 oktober 2010 de verdachte ter zake van 1 "medeplegen van diefstal, voorafgaande en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, strafbaar gesteld bij artikel 325 in verbinding met artikel 323 en in verbinding met artikel 49 van het Wetboek van Strafrecht en medeplegen van afpersing, strafbaar gesteld bij artikel 330 in verbinding met artikel 49 van het Wetboek van Strafrecht"(1) veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren met aftrek van voorarrest.

2. De verdachte heeft cassatie ingesteld. Namens de verdachte heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, een schriftuur ingezonden houdende twee middelen van cassatie.

3.1. Het eerste middel klaagt over het onder 1 bewezenverklaarde medeplegen. Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard:

"1.

dat hij, op 8 augustus 2007, op het Nederlands Antilliaanse gedeelte van het eiland Sint Maarten, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een aanzienlijke hoeveelheid sieraden (zoals kettingen, ringen, armbanden en oorbellen) en een hoeveelheid geld toebehorende aan [A] NV, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [betrokkene 1] en een aantal vrouwelijke medewerkers van [A] en een in die juwelier aanwezige klant gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken welk geweld en bedreiging met geweld heeft bestaan in/uit het:

- voorhouden en tonen van twee vuurwapens en

- het tegen de grond duwen van een van de medewerkers van [A] en

- het onder dreiging met voornoemde vuurwapens vragen om diamanten en om de sleutel van de kluis en

- het op dreigende toon zeggen de vitrines te openen;

en

dat hij, op 8 augustus 2007, op het Nederlands Antilliaanse gedeelte van het eiland Sint Maarten, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en bedreiging met geweld, medewerkers van [A] heeft gedwongen, tot de afgifte van een hoeveelheid sieraden (waaronder kettingen, ringen, oorbellen en armbanden) toebehorende aan [A] NV, welk geweld en bedreiging met geweld heeft bestaan in/uit het

- voorhouden van twee vuurwapens, en

- het tegen de grond duwen van een van de medewerkers van [A] en

- het onder dreiging met voornoemde vuurwapens vragen om diamanten en om de sleutel van de kluis en

- het op dreigende toon zeggen de vitrines te openen."

3.2. Uit de aan deze bewezenverklaring ten grondslag liggende bewijsmiddelen blijkt dat het hier gaat om een op 8 augustus 2007 gepleegde overval op een juwelier ([A] in [plaats]). De overval is gepleegd door twee gemaskerde mannen. Beide mannen waren gewapend, zo blijkt uit de verklaringen van de vier personen die ten tijde van de overval in de juwelier aanwezig waren.(2) Bij de overval is een grote hoeveelheid sieraden en een geldbedrag buit gemaakt.(3)

3.3. De verdachte heeft zich steeds op het standpunt gesteld dat hij niets met de overval te maken had. Hij kende alleen een van de overvallers, te weten [betrokkene 7]. De verklaring die de verdachte ter zitting in hoger beroep over [betrokkene 7] heeft afgelegd en welke verklaring door het Gemeenschappelijk Hof voor het bewijs is gebruikt, luidt als volgt:

"Ik kende [betrokkene 7]. Ik had hem in de gevangenis leren kennen. Ik had geen taxivergunning, maar ik reed wel in mijn blauwe Toyota als illegale taxi. Ik heb [betrokkene 7] daarmee gedurende enkele dagen heen en weer naar verschillende plekken op het eiland gereden. Dit heb ik gedaan zowel in de periode voor als in de periode na de overval. Ik neem daarom aan dat ik hem ook heb gehaald en gebracht toen hij bezig was met de voorbereidingen voor de overval en daarvoor huizen inging en met mensen sprak."

3.4. Enkele dagen na de overval, namelijk op 11 augustus 2007, is [betrokkene 7] doodgeschoten. Een verklaring van [betrokkene 7] ontbreekt dus in het dossier. Aanvankelijk had de onderhavige zaak ook betrekking op de moord op [betrokkene 7]; die moord is onder feit 2 aan de verdachte ten lastegelegd. Het Gerecht in eerste aanleg heeft de verdachte van de moord op [betrokkene 7] vrijgesproken. In hoger beroep heeft het Gemeenschappelijk Hof zich niet meer over dat feit gebogen.(4)

3.5. Laat ik terugkeren naar de bewijsmiddelen die het Gemeenschappelijk Hof voor de bewezenverklaarde overval heeft gebezigd. De vier personen die ten tijde van de overval in de juwelier werkzaam waren, hebben, als gezegd, enkel verklaard wat er is gebeurd. Zij hebben de overvallers niet herkend en hebben (dus) ook niets specifiek ten aanzien van de verdachte verklaard. Het Gemeenschappelijk Hof heeft de bijdrage van de verdachte aan de overval kennelijk vooral afgeleid uit de verklaringen van [betrokkene 6] en [betrokkene 8]. [Betrokkene 6] heeft verklaard dat de eerder genoemde [betrokkene 7] zijn "neef in de derde graad" was en dat [betrokkene 7] - die door [betrokkene 6] overigens "[betrokkene 7]" wordt genoemd - begin augustus 2007 enkele dagen bij hem in huis verbleef. Op 7 augustus 2007 heeft [betrokkene 6] op verzoek van zijn huisbazin tegen [betrokkene 7] gezegd dat hij zijn intrek ergens anders moest nemen. Verder zou er die bewuste middag - blijkens de verklaring van [betrokkene 6] - het volgende zijn gebeurd:

"Die middag kwam een man in een donkerblauwe Toyota. Volgens mij is de bedoelde auto een Corolla misschien van het bouwjaar 1998. In ieder geval een oud model Toyota. [Betrokkene 7] ging zijn lijfgoederen in de bedoelde auto laden. Achter het stuur zag ik een voor mij van aanzien onbekende man. Ik herinner mij wel dat toen [betrokkene 7] bij mij verbleef ik hem verschillende malen op de Frontstreet zag rondrijden in de bedoelde auto. De man die ik die bewuste middag achter het stuur zag, trad altijd toen ik hen samen zag op als bestuurder van de donkerblauwe Toyota. Gedurende de dagen toen [betrokkene 7] bij mij verbleef, voerden wij een gesprek. Hierbij zei [betrokkene 7] tegen mij: "Hey cuz, I was with [verdachte] today and he showed me two machine guns. If we have to do anything these what we are going to use." Ik vroeg hem hoe de wapens eruit zagen en hierbij zei [betrokkene 7]: "It's a tec 9 or a mac eleven. Whenever something come up, it's these we gonna use." Op de manier en wijze hoe [betrokkene 7] zich uitte was ik bewust dat hij van plan was iets te doen. Hij was erg geldlustig en was bereid iets te doen om aan geld te komen."(5)

Het Gemeenschappelijk Hof heeft ook de volgende verklaring van [betrokkene 6] tot het bewijs gebezigd:

"Ik was op de hoogte dat er een overval zou plaatsvinden. Ik wist de dag maar geen tijd en waar. [Betrokkene 7] had me dit verteld. Hij zei me dat [verdachte] en hijzelf een overval gingen doen in [plaats]. Ik hoorde dat ongeveer een week van tevoren. Hij noemde duidelijk de naam van [verdachte] en dat deze de wapens zou leveren."(6)

3.6. En dan is er nog een neef van de verdachte, ene [betrokkene 8]. Die verklaarde op 4 januari 2010 bij de politie dat de verdachte hem had verteld "that someone had some jewelry that they needed tot get rid of." [Betrokkene 8] legde vervolgens de contacten met het oog op de verkoop van de sieraden. Hij verklaarde dat hij voor elke verkoop - als beloning - een sieraad van de verdachte kreeg: "What I did was to contact a couple of people. I only received three pieces of jewelry from my uncle."

Verder heeft [betrokkene 8] op 7 januari 2010 ten overstaan van de politie nog verklaard:

"I saw my uncle [verdachte] with mainly diamond rings and diamond earrings. He also had some loose pieces that would come off the earrings. I can't say the exact amount but he had a handful of jewelry and he has big hands. It was after the robbery at [A] that I saw my uncle with this large amount of jewelry."

3.7. Ook deze verklaring heeft het Gemeenschappelijk Hof aan de bewezenverklaarde overval ten grondslag gelegd. Uit de overige bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de 3 sieraden die bij [betrokkene 8] thuis zijn aangetroffen, en waarvan [betrokkene 8] heeft verklaard dat hij die als beloning van de verdachte heeft ontvangen, mogelijk afkomstig zijn van de overvallen vestiging van [A]. Zo heeft [betrokkene 9], die destijds "manager of the merchandise department for the company [A]" was, bij de politie verklaard: "This morning you confronted me with three pieces of jewelry, being a men two tone diamond ring with 5 round diamond stones, a princess cut diamond stud earring and another diamond ring with two small diamond stones. I recognize the men two tone diamond ring and the princess cut diamond stud earring as being the sort of jewelry that [A] had in their inventory. I am saying this based on the fact that every individual piece of jewelry passed through my hand."

3.8. Ten slotte wijs ik nog op een verband dat het hof heeft gelegd tussen een bij de overval gebruikt wapen en een uitlating van [betrokkene 7], die door de in 3.5 aangehaalde verklaring van [betrokkene 6] tot ons is gekomen. Op twee videoprints van de overval is volgens de verbalisanten namelijk een wapen te zien dat door één van de overvallers is gebruikt, en dat volgens hen "overeenkomsten vertoont" met een semi-automatisch vuurwapen van het merk/typeTec 9. [Betrokkene 6] verklaarde dat [betrokkene 7] hem, [betrokkene 6], vertelde dat "[verdachte]" hem, [betrokkene 7], een dergelijk wapen had laten zien en dat [betrokkene 7] hem, [betrokkene 6], meedeelde dat ze die zouden gebruiken.

3.9. Tot zover de bewijsmiddelen waarop de ten laste van de verdachte bewezenverklaarde overval, althans het medeplegen daarvan, steunt. Ten aanzien van het bewijs heeft het Gemeenschappelijk Hof in de bestreden uitspraak verder nog overwogen:

"Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte met een van de overvallers het plan heeft gemaakt om een overval in [plaats] te plegen en deze overvaller met de auto heeft gereden over het eiland toen deze bezig was met de voorbereidingen voor de overval. Ook heeft hij voor de wapens gezorgd waarmee de overval is gepleegd. Aldus heeft hij voorafgaand aan het delict een organiserende en voorbereidende rol gehad. Voorts draagt ook het feit dat hij na de overval in het bezit is gekomen van een deel van de buit bij aan zijn betrokkenheid bij het delict. Gelet op het voorgaande heeft de verdachte zodanig nauw en bewust samengewerkt met de overvallers dat sprake is van medeplegen."

3.10. Het cassatiemiddel stelt thans de vraag aan de orde of het Gemeenschappelijk Hof op basis van de door hem gebezigde bewijsmiddelen heeft kunnen oordelen dat de verdachte zodanig bewust en nauw heeft samengewerkt dat er van medeplegen kan worden gesproken. Ik ben geneigd deze vraag ontkennend te beantwoorden. De verklaringen van [betrokkene 6] en [betrokkene 8] betreffen slechts indirect bewijs. [Betrokkene 6] zou van [betrokkene 7] hebben gehoord dat [betrokkene 7] met de verdachte een overval ging plegen en dat de verdachte de daarvoor benodigde wapens zou verschaffen. [Betrokkene 7] kan het zelf niet meer navertellen. [Betrokkene 8] heeft verklaard dat de verdachte na de overval over opvallend veel juwelen beschikte. En de bij [betrokkene 8] thuis aangetroffen juwelen zijn mogelijk afkomstig van de overvallen juwelierszaak. Verder heeft de verdachte zelf verklaard dat hij [betrokkene 7] kende en dat hij hem in zijn blauwe Toyota rond reed over het eiland. Anders dan het Gemeenschappelijk Hof heeft geoordeeld kan m.i. niet zonder meer uit deze bewijsmiddelen volgen dat de verdachte als medepleger betrokken is geweest bij het voorbereiden c.q. plannen van de overval. Evenmin blijkt uit de door het Gemeenschappelijk Hof gebezigde bewijsmiddelen hoe de verdachte aan de sieraden, waarover [betrokkene 8] heeft verklaard, is gekomen. Een nadere bewijsmotivering had hier wellicht uitkomst geboden. Kortom, het eerste middel slaagt.

4.1. Nu het eerste middel slaagt, bespreek ik het tweede middel slechts ten overvloede. Dat middel klaagt over de tot het bewijs gebezigde verklaring van [betrokkene 6], voorzover die inhoudt; "Op de manier en wijze hoe [betrokkene 7] zich uitte was ik bewust dat hij van plan was iets te doen." De steller van het middel betoogt dat het Gemeenschappelijk Hof deze verklaring niet voor het bewijs had mogen gebruiken, omdat die verklaring niet kan worden beschouwd als een mededeling berustend op eigen waarneming of ondervinding maar een mening, gissing of conclusie behelst. De verklaring ziet op het voornemen van wijlen [betrokkene 7] om de overval te plegen. De hiervoor geciteerde passage zegt op zichzelf niets over de betrokkenheid van de verdachte bij (de voorbereidingen van) de overval. Het middel faalt dan ook wegens gebrek aan belang.

4.2. Het eerste middel slaagt. Het tweede middel faalt en kan met de aan art. 81 RO ontleende motivering worden afgedaan.

5. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gemeenschappelijk Hof, teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

De procureur-generaal

bij de Hoge Raad der Nederlanden

1 Aan de verdachte was onder 2. en 3. respectievelijk "medeplegen van moord" en "diefstal in vereniging" ten laste gelegd. Het gerecht in eerste aanleg heeft de verdachte van die feiten vrijgesproken. Voor het feit onder 1 heeft het gerecht in eerste aanleg de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar. Omdat alleen de verdachte in hoger beroep is gekomen, heeft het Gemeenschappelijk Hof het appel beperkt opgevat, in die zin dat aan de beoordeling in hoger beroep slechts onderworpen was de beslissing omtrent feit 1 (zo blijkt uit p. 1 van de bestreden uitspraak). Overigens had de procureur-generaal bij het Gemeenschappelijk Hof ter zitting in hoger beroep ook vrijspraak gevorderd van de feiten onder 2 en 3.

2 Zo verklaarde een van de destijds bij de juwelier werkzame kashouders: "Een had een shotgun en de ander een semi-automatisch wapen" (zie het op 20 augustus 2007 opgemaakte proces-verbaal, inhoudende de verklaring die [betrokkene 4] bij de politie heeft afgelegd).

3 Aangever [betrokkene 1] verklaarde hierover als volgt: "Ik kan niet precies zeggen wat die mannen hadden meegenomen. Zo op het eerste gezicht hadden zij ongeveer 400 stuks gouden armbanden, gouden vingerringen bezet met diamanten en gouden mannenvingerringen meegenomen. Ook hadden zij ongeveer 75 oorbellen, ongeveer 75 oorbellen bezet met diamanten, ongeveer 10 zilverkleurige halskettingen en ongeveer 10 losse diamanten meegenomen. Zij eisten van een van de verkoopsters om van het cashregister het daggeld aan hen te overhandigen. Zij hadden ongeveer US $ 200,- weggenomen."

4 Zie voetnoot 1.

5 Het gaat hier om de verklaring die [betrokkene 6] op 24 augustus 2007 ten overstaan van de politie heeft afgelegd.

6 Dit betreft de verklaring die [betrokkene 6] op 21 mei 2010 ten overstaan van de politie heeft afgelegd.