Home

Parket bij de Hoge Raad, 10-12-2013, ECLI:NL:PHR:2013:1965, 12/04307

Parket bij de Hoge Raad, 10-12-2013, ECLI:NL:PHR:2013:1965, 12/04307

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
10 december 2013
Datum publicatie
17 december 2013
Annotator
ECLI
ECLI:NL:PHR:2013:1965
Formele relaties
Zaaknummer
12/04307

Inhoudsindicatie

Tussenarrest. Nu de AG bij de HR zich tot de Vz. van het Hof heeft gewend waardoor de in voetnoot 1 van de conclusie genoemde stukken aan de HR zijn toegezonden behoort de raadsman van verdachte, die klaagt dat dit p-v niet ovk. art. 327 Sv is vastgesteld en ondertekend, in de gelegenheid te worden gesteld kennis te nemen van het toegezonden stuk teneinde zich daarover schriftelijk uit te kunnen laten. De HR stelt een termijn van twee weken en houdt iedere verdere beslissing aan.

Conclusie

Nr. 12/04307

Zitting: 10 december 2013

Mr. Vegter

Standpunt/conclusie inzake:

[verdachte]

1. Het cassatieberoep richt zich tegen een beslissing van het Gerechtshof te Arnhem van 15 augustus 2012. Er is tijdig een schriftuur houdende drie middelen van cassatie ingekomen.

2. Het eerste middel klaagt over het ontbreken van een reactie op een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt. Het Hof behoefde echter hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep werd aangevoerd niet als zodanig op te vatten. In de kern is immers onder verwijzing naar een beslissing van een ander gerecht niet meer gesteld dan dat “(…) niet zondermeer kan worden afgeleid dat de beledigingen concreet tegen deze boa’s waren gericht” en dat eerder sprake was van een vorm van geuite frustratie. Het ontbreekt aan stelligheid en argumentatie om te kunnen spreken van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt. De steller van het middel ziet overigens kennelijk over het hoofd dat het Hof, naar valt aan te nemen in reactie op het pleidooi, nog wel heeft overwogen dat de verdachte de diverse uitingen deed terwijl hij steeds één van de boa’s aankeek. In aanmerking kan bovendien worden genomen dat door het Hof kennelijk mede de door de verdachte gekozen bewoordingen in de beoordeling zijn betrokken. Die woorden waren zonder meer bijzonder krenkend. Het middel is kansloos.

3. Het tweede middel klaagt over een ontbrekende handtekening onder het proces-verbaal (houdende de aantekening van het mondeling uitgesproken arrest). Uit de zich bij de stuken bevindende (afzonderlijke) aantekening van het mondeling arrest valt zonder meer af te leiden dat in het proces-verbaal de handtekening van de griffier ontbreekt, terwijl van zijn verhindering aan het einde van het proces-verbaal geen melding is gemaakt (art. 327 Sv). Dat verzuim doet echter niet af aan de bewijskracht van het proces-verbaal, aldus HR 5 januari 2010, ECLI:NL:HR:LJN BK2651, NJ 2010/45.1 Ook dit middel is kansloos.

4. Daarmee valt ook het doek voor het derde middel dat klaagt over schending van de redelijke termijn in de cassatiefase.2

5. Het standpunt is dat verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het beroep in cassatie.

De Procureur-Generaal

bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG