Parket bij de Hoge Raad, 02-12-2014, ECLI:NL:PHR:2014:2754, 13/05507
Parket bij de Hoge Raad, 02-12-2014, ECLI:NL:PHR:2014:2754, 13/05507
Gegevens
- Instantie
- Parket bij de Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 2 december 2014
- Datum publicatie
- 10 februari 2015
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:PHR:2014:2754
- Formele relaties
- Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:202, Gevolgd
- Zaaknummer
- 13/05507
Inhoudsindicatie
1. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2003:AF7985 en ECLI:NL:HR:2013:BZ5960. Niet alle voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden zijn in de bewijsmiddelen vermeld, terwijl het Hof evenmin met voldoende mate van nauwkeurigheid het wettige bewijsmiddel heeft aangegeven waaraan het die feiten en omstandigheden heeft ontleend. Gelet op hetgeen vermeld is in de conclusie van de A-G (er kan geen twijfel over bestaan dat het hof bedoelde feiten en omstandigheden heeft ontleend aan de inhoud van de ttz. voorgehouden en als bewijsmiddel 2 en 3 gebezigde p-v’s) en in aanmerking genomen dat de schriftuur geen melding maakt van een rechtens te respecteren belang van verdachte bij zijn klacht, kan het middel in zoverre niet tot cassatie leiden. 2. Falende bewijsklacht diefstal.
Conclusie
Nr. 13/05507 Zitting: 2 december 2014 |
Mr. Spronken Conclusie inzake: [verdachte] |
-
Verdachte is bij arrest van 16 oktober 2013 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, wegens “diefstal” veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken en een taakstraf van 60 uren.
-
Mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, heeft namens verdachte één middel van cassatie voorgesteld.
-
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring onvoldoende (begrijpelijk) is gemotiveerd. Aangevoerd wordt enerzijds dat het hof ten aanzien van een aantal redengevende feiten en omstandigheden heeft nagelaten aan te geven aan welk wettig bewijsmiddel het deze heeft ontleend. Daarnaast wordt betoogd dat uit de bewijsvoering niet zonder meer kan worden afgeleid dat het verdachte is geweest die de aanhangwagen heeft gestolen.
-
Ten laste van verdachte is bewezen verklaard dat:
“hij in de periode van 26 januari 2012 omstreeks 16:00 uur tot en met 27 januari 2012 om 03:46 uur, te Markelo, gemeente Hof van Twente, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen één aanhangwagen, toebehorende aan [A] of aan [betrokkene].”
5. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van aangifte (…) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van aangever [betrokkene]:
Ik ben eigenaar van [A] gevestigd aan de [a-straat 1] te Markelo, binnen de gemeente Hof van Twente. Ik ben als dusdanig bevoegd om aangifte te doen van diefstal van een bedrijfsaanhangwagen. Ik heb niemand het recht dan wel toestemming gegeven zich deze aanhangwagen toe te eigenen. Donderdag 26 januari 2012 is de aanhangwagen nog gebruikt. De aanhangwagen is na gebruik gestald op de [a-straat 1]. In de aanhangwagen lag groenafval, bestaande uit takken met struiken en bladeren. Hierover hadden wij een net gespannen. 28 januari 2012 wilde ik de aanhangwagen pakken en ik zag dat deze weg was. De aanhangwagen was weggenomen. Dit moet gebeurd zijn na 26 januari 2012 16:00 uur en voor 28 januari 2012 07:00 uur. U toont mij foto's die u hebt genomen van de aanhangwagen. Ik herken de aanhanger voor 100% als mijn eigendom. Ik weet dit zo zeker omdat op het linker spatbord een scheurtje zit. Deze is ontstaan de dag voor de diefstal. Ook zit er op de aanhangwagen een hendel aan de voorzijde. Hiermee kun je de bak van de aanhangwagen iets naar achter laten vallen: laten kiepen. Ook herken ik het groenafval op de aanhangwagen en het net dat daarover gespannen is.
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal verhoor getuige (…) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van getuige [verbalisant 1]:
Ik ben BOA in dienst van de gemeente Rijssen-Holten. Ik reed op 27 januari 2012 in een auto van de gemeente. Ik zag in de verte voorlichten van een auto die ons tegemoet reed. Ik ben vervolgens een zijweg ingereden. Ik heb gewacht tot de auto voorbij zou rijden. De auto reed over de Langstraat te Holten, komende uit de richting van de Markeloseweg. Het voertuig passeerde. Ik zag dat er een aanhangwagen achter de auto zat. De aanhangwagen voerde geen verlichting en geen kentekenplaat. De bestuurder van het voertuig, een Citroen Berlingo, voldeed aan het stopteken en parkeerde op de weg. Ik vroeg de bestuurder naar zijn identiteit. De bestuurder overhandigde mij zijn rijbewijs. De bestuurder bleek te zijn:
Voornamen: [voornamen verdachte]Achternaam: [achternaam verdachte]Geboren: [geboortedatum] 1956 te [geboorteplaats].
[verdachte] verklaarde dat de aanhanger van hem was, maar dat hij de papieren thuis had laten liggen. Ik hoorde dat [verdachte] geen antwoord wilde geven op de vraag waar hij vandaan kwam. Ik hoorde via het infokanaal van de Regiopolitie Twente dat [verdachte] meerdere antecedenten had op het gebied van inbraken in boerderijen en dergelijke. Ik heb vervolgens de politie gebeld en samen met [verdachte] gewacht op de politie.
3. Het in de wettelijke vorm opgemaakte Stam proces-verbaal (…) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisanten [verbalisant 2], [verbalisant 3] en [verbalisant 4]:
Op 27 januari 2012 omstreeks 03:46 uur wordt middels het Regionaal Meldcentrum van de Regiopolitie Twente kennis gegeven dat op de Langstraat te Holten door Bijzondere opsporingsambtenaar [verbalisant 1] een auto en aanhangwagen staande was gehouden. De bestuurder wilde/kon niet verklaren waar de aanhangwagen vandaan kwam. De bestuurder kwam, blijkens afdeling Info van de Regiopolitie Twente, voor terzake diefstal van aanhangwagens en andere vermogensdelicten. Wij zijn vervolgens ter plaatse gegaan. Ik, [verbalisant 2], deelde de bestuurder, [verdachte], mede dat hij werd verdacht van diefstal van een aanhangwagen. Op mijn vraag wat hij op dit tijdstip in het buitengebied van Holten deed zei [verdachte] letterlijk: "Ik hoef niet te zeggen waarom ik hier rondrijd en ik wil daar liever ook niets over zeggen." Ik deelde hem mede dat hij onder verdachte omstandigheden was aangetroffen en dat hij niet de herkomst van de aanhanger kon geven. Wij, verbalisanten, zagen dat op de aanhangwagen groenafval lag bestaande uit takken met bladeren. Wij vroegen [verdachte] waar het groenafval vandaan kwam. Hierop wilde hij ook geen antwoord geven. Ik, [verbalisant 2], zei de bestuurder dat de aanhangwagen in het belang van het onderzoek zou worden veiliggesteld. Ik deelde mede dat als [verdachte] middels een aankoopbewijs dan wel eigendomsbewijs of iets dergelijks kon aantonen dat de aanhangwagen aan hem toebehoorde hij deze onmiddellijk terug zou krijgen.”
6. Het hof heeft ten aanzien van het bewijs nog het volgende overwogen:
“Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder:
Verdachte wordt op 27 januari 2012 midden in de nacht om 03:46 uur te Holten aangetroffen met een aanhangwagen met daarop groenafval. Kort tevoren is door de bijzonder opsporingsambtenaar (BOA) [verbalisant 1] geconstateerd dat de aanhangwagen geen licht en geen kentekenplaat voert en dat verdachte, nadat de BOA het transparante stopbord had aangezet, pas na 500 meter stopt, nadat verdachte eerder zijn snelheid had vermeerderd tot 100 à 110 km per uur. Later blijkt dat er tussen 26 januari 2012 omstreeks 16:00 uur en 28 januari 2012 in Markelo een aanhangwagen met daarop groenafval is weggenomen.
Verdachte wilde/kon niet verklaren waar deze aanhangwagen vandaan kwam. De BOA hoorde via het infokanaal van de politie Twente dat verdachte meerdere antecedenten had op het gebied van inbraak bij boerderijen en dergelijke. Verdachte verklaarde op weg te zijn naar huis in Deventer en binnendoor te rijden in plaats van over de snelweg A1, omdat hij deze weg kende.
Het stamproces-verbaal van de verbalisanten [verbalisant 2], [verbalisant 3] en [verbalisant 4], die daarna ter plaatse waren gekomen, houdt vervolgens in dat er reeds door de meldkamer contact was opgenomen met de afdeling Info van de regiopolitie Twente. Verdachte kwam voor terzake diefstal van aanhangwagens en andere vermogensdelicten. Verbalisant [verbalisant 2] deelde verdachte mede dat hij niet tot antwoorden verplicht was en dat hij door omstandigheden en feiten verdacht werd van diefstal van een aanhangwagen. Op de vraag van [verbalisant 2] wat verdachte op dat tijdstip midden in de nacht in het buitengebied van Holten deed, antwoordde verdachte dat hij daar geen antwoord op wilde geven. Verdachte zei letterlijk: "Ik hoef dat niet te zeggen waarom ik hier rondrijd en ik wil daar liever ook niets over zeggen".
Verbalisant [verbalisant 2], deelde verdachte mede dat hij onder verdachte omstandigheden was aangetroffen en dat hij niet de herkomst aan kon geven van de aanhangwagen die hij achter zijn auto vervoerde. Ook deelde [verbalisant 2] verdachte mede dat de laatste tijd veel aanhangwagens waren gestolen. De verbalisanten zagen dat op de aanhangwagen groen afval lag bestaande uit takken met bladeren en daarover heen een net met enkele touwtjes. De verbalisanten vroegen verdachte waar dit groen vandaan kwam. Daar wilde verdachte niet op antwoorden. [verbalisant 2] heeft verdachte medegedeeld dat als verdachte door middel van een aankoopbewijs dan wel eigendomsbewijs of wat dan ook kon aantonen dat de aanhangwagen aan verdachte toebehoorde, hij deze onmiddellijk terug zou krijgen.
Verdachte verklaarde dat hij de papieren thuis had liggen en dat hij wel aan het bureau zou komen met deze papieren. Deze afspraak is vervolgens gemaakt. Verdachte is niet zelf bij het bureau langs geweest.
Aangever heeft op de van de aanhangwagen gemaakte foto's specifieke punten aangegeven betreffende de van hem ontvreemde aanhangwagen en deze voor 100 % herkend.
Ter terechtzitting heeft verdachte niet meer of anders willen verklaren dan dat de aanhangwagen van hem was. In het licht van hetgeen hiervoor is gerelateerd vraagt het handelen van verdachte om een verdere verklaring. Deze verklaring heeft de verdachte niet willen geven. Voorts heeft de verdachte ook geen enkel bewijs kunnen overleggen dat de aanhangwagen aan hem toebehoorde.
Het hof is dan ook van oordeel dat verdachte de aanhangwagen heeft gestolen.”
7. Het middel wijst er op zichzelf beschouwd terecht op dat enkele gegevens die het hof blijkens de nadere bewijsoverweging kennelijk redengevend heeft geacht, te weten dat
- -
-
verdachte de snelheid van zijn auto vermeerderde tot 100 à 110 km/uur en nadat BOA [verbalisant 1] het stopbord had aangezet pas 500 meter verderop is gestopt,
- -
-
verdachte verklaarde op weg te zijn naar huis in Deventer en binnendoor te rijden in plaats van over de snelweg A1, omdat hij deze weg kende,
- -
-
verdachte verklaarde dat hij de papieren van de aanhangwagen thuis had liggen en dat hij daarmee wel aan het bureau zou komen en
- -
-
deze afspraak vervolgens is gemaakt, maar verdachte niet zelf naar het politiebureau is gekomen,
niet worden vermeld in de gebezigde bewijsmiddelen en dat het hof evenmin met voldoende nauwkeurigheid heeft aangegeven aan welk wettig bewijsmiddel het deze feiten en omstandigheden heeft ontleend. In beginsel is zo een omissie reden voor vernietiging van de bestreden uitspraak.1
8. Een blik achter de papieren muur leerde mij echter dat het in bewijsmiddel 2 bedoelde proces-verbaal van verhoor van getuige [verbalisant 1], dat onderdeel uitmaakt van het blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep voorgehouden politiedossier, onder meer inhoudt:
“[Ik ben] achter de auto met de aanhangwagen aangereden. Ik zag toen dat de personenauto […] zijn snelheid meerderde. Ik zag op mijn kilometerteller, dat ik op een gegeven moment ongeveer 100 a 110 kilometer per uur reed en dat de afstand tussen mijn voertuig en die van het voertuig voor mij gelijk bleef. Ik heb vervolgens het transparante stopbord aangezet. Pas na 500 meter stopte de personenauto voor mij. […] Ik vroeg aan [verdachte] wat hij hier deed. Hij antwoordde mij dat hij op weg was naar huis naar Deventer. Ik vroeg hem waarom hij dan niet over de A1 reed. Ik hoorde dat [verdachte] antwoordde dat hij deze weg kende en daarom binnendoor reed[…] Vervolgens verklaarde hij dat de aanhanger van hem was, maar dat hij de papieren thuis had laten liggen.”
9. Bovendien vermeldt het in bewijsmiddel 3 aangeduide proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant 2], [verbalisant 3] en [verbalisant 4], dat eveneens ter terechtzitting is voorgehouden, het volgende:
“Ik, verbalisant [verbalisant 2], heb [verdachte] medegedeeld dat als hij middels een aankoopbewijs dan wel eigendomsbewijs of wat dan ook kon [aantonen] dat de aanhangwagen aan hem toebehoorde hij deze onmiddellijk terug zou krijgen. [verdachte] verklaarde dat hij de papieren thuis had liggen en dat hij wel aan het bureau zou komen met deze papieren. Deze afspraak is vervolgens gemaakt. […]
30 januari 2012; De schoondochter van [verdachte] komt aan het bureau te Nijverdal. Zij toont een brief van de Regio Politie Ysselland, District Midden, Team Zwolle Noord. Dit betrof een brief aangaande een inbeslaggenomen aanhangwagen van Strukton. In deze brief stond als tekst dat het bedrijf Strukton geen aanhangwagen vermiste en dat de aanhangwagen terug kon. Echter de aanhangwagen betrof NIET de aanhangwagen die door ons, verbalisanten was aangetroffen. Ik, verbalisant [verbalisant 2], heb dit de schoondochter van [verdachte] medegedeeld en dat ik de aanhangwagen niet aan haar kon afgeven. Zij vertelde dat zij alleen maar gestuurd was door haar schoonvader en er verder ook niets van wist.”
10. Naar mijn oordeel kan er geen twijfel over bestaan dat het hof de onder 7. vermelde feiten en omstandigheden heeft ontleend aan deze ter terechtzitting voorgehouden processen-verbaal. Dat deze feiten en omstandigheden niet zijn vermeld in de weergaven van bewijsmiddelen 2 en 3 zie ik dan ook als een kennelijke vergissing. Dan komt vervolgens de vraag op welk rechtens te beschermen belang verdachte heeft bij vernietiging en terugwijzing op dit punt, nu niet te verwachten valt dat het oordeel van het hof daardoor anders zal worden. Daarom stel ik mij op het standpunt dat verdachte bij deze klacht geen belang heeft en de klacht dus tevergeefs is voorgesteld.
11. Dan kom ik toe aan de klacht dat uit de bewijsvoering niet zonder meer kan worden afgeleid dat het verdachte is geweest die de aanhangwagen heeft gestolen.
12. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat op een tijdstip na donderdag 26 januari 2012 om 16.00 uur een aanhangwagen is gestolen bij een bedrijf te Markelo, gelegen in de gemeente Hof van Twente, en dat verdachte deze aanhangwagen in de nacht/ochtend van 27 januari 2012 in de naastgelegen gemeente Rijssen-Holten in zijn bezit had toen hij rond 3.45 uur daarmee reed over de Langstraat te Holten, komende uit de richting van de Markeloseweg.2 Aan dit enkele voorhanden hebben van een gestolen goed kan, zoals door de steller van het middel terecht wordt betoogd, niet zonder meer de conclusie worden verbonden dat verdachte de aanhangwagen door het plegen van dat vermogensdelict heeft verkregen. Voor de beoordeling van de betekenis die aan dat voorhanden hebben moet worden gehecht, zijn namelijk de feiten en omstandigheden van het geval van belang.3
13. In het onderhavige geval is het hof tot een bewezenverklaring gekomen op grond van de omstandigheden dat verdachte midden in de nacht op 27 januari 2012 wordt aangehouden met een aanhanger met daarop groenafval, welke aanhanger geen licht en geen kentekenplaat voert. De aanhanger is de dag daarvoor op 26 januari 2012 na 16.00 uur gestolen. Verdachte verklaarde dat de aanhanger van hem was maar dat hij de papieren thuis had laten liggen. Verdachte, die woonachtig is in Deventer, wilde geen antwoord geven op de vraag waar hij vandaan kwam en wilde ook niet zeggen waarom hij op dat nachtelijke tijdstip in het buitengebied van Holten rondreed met een aanhangwagen met groenafval. Ten tijde van de aanhouding wordt via het infokanaal van de politie Twente bekend dat verdachte meerdere antecenten heeft op het gebied van diefstal van aanhangwagens en andere vermogensdelicten. Gelet op de door het hof redengevend geachte herkenning van de aanhangwagen door aangever [betrokkene] kan worden geconcludeerd dat verdachtes niet-gestaafde bewering dat de aanhangwagen zijn eigendom is, door het hof niet aannemelijk is geacht. Bij afwezigheid van een plausibele verklaring hoe verdachte, relatief kort nadat de diefstal moet hebben plaatsgevonden, in het bezit van de bewuste aanhangwagen is gekomen, heeft het hof uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen en de daaruit door het hof afgeleide feiten en omstandigheden kunnen oordelen dat het verdachte is geweest die het in de bewezenverklaring omschreven feit heeft gepleegd. Tot een nadere motivering was het hof niet gehouden.4
15. Het middel faalt.
16. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoort te geven.
17. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG