Parket bij de Hoge Raad, 01-04-2014, ECLI:NL:PHR:2014:473, 12/04867
Parket bij de Hoge Raad, 01-04-2014, ECLI:NL:PHR:2014:473, 12/04867
Gegevens
- Instantie
- Parket bij de Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 1 april 2014
- Datum publicatie
- 3 juni 2014
- ECLI
- ECLI:NL:PHR:2014:473
- Formele relaties
- Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:1277, Gevolgd
- Zaaknummer
- 12/04867
Inhoudsindicatie
Opgave van bewijsmiddelen. Art. 359.3 Sv. 1) HR herhaalt toepasselijke overweging uit ECLI:NL:HR:2006:AX5776. De stelling dat uit de enkele omstandigheid dat blijkens het vonnis of arrest de bewezenverklaring niet (volledig) steunt op een opgave van bewijsmiddelen doch op een of meer – uitgewerkte – bewijsmiddelen, houdende de voor de bewezenverklaring redengevende f&o, moet worden afgeleid dat geen sprake is van een zgn. bekennende verdachte a.b.i. art. 359.3.2e volzin Sv, vindt geen steun in het recht. 2) Wat betreft het onder 1 in de zaken 1 en 2 bewezenverklaarde klaagt het middel evenwel terecht dat ’s Hofs kennelijke oordeel dat verdachte deze feiten heeft bekend i.d.z.v. art. 359.3 Sv, onbegrijpelijk is. De tot het bewijs van het in die zaken tlgd. gebezigde verklaringen van verdachte betreffen niet alle onderdelen van het bewezenverklaarde. Daarbij wordt voorts in aanmerking genomen dat in het bestreden arrest noch in het daarbij bevestigde vonnis het wettig bewijsmiddel is aangeduid waaraan een mogelijk bekennende verklaring van verdachte is ontleend, zodat het Hof wat betreft deze zaken niet kon volstaan met een opgave van bewijsmiddelen. 3) Wat betreft feit 2 heeft het Hof geoordeeld dat gedurende de in de tll. vermelde periode sprake was van een organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven. Het heeft dat oordeel doen steunen op “de gedingstukken en het verhandelde ttz.”. Aldus heeft het Hof miskend dat indien het gaat om f&o die door de rechter redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring, de rechter die zich aldus – al dan niet in reactie op een bewijsverweer – beroept op bepaalde niet in de bewijsmiddelen vermelde gegevens, met voldoende mate van nauwkeurigheid in zijn overweging (a) die feiten of omstandigheden dient aan te duiden, en (b) het wettige bewijsmiddel dient aan te geven waaraan die feiten of omstandigheden zijn ontleend.
Conclusie
Nr. 12/04867 Zitting: 1 april 2014 |
Mr. Spronken Conclusie inzake: [verdachte] |
-
Het gerechtshof Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, heeft op 24 september 2012, met aanvulling van de gronden, het vonnis van de politierechter te Haarlem bevestigd waarbij verdachte wegens 1) medeplegen van een beroep of gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren en 2) deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, is veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, goederen verbeurd zijn verklaard en de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, een en ander zoals in het vonnis bepaald.
-
Mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, heeft namens verdachte een middel van cassatie voorgesteld.
-
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring onvoldoende met redenen is omkleed.
-
Ten laste van verdachte is bewezenverklaard dat:
“(feit 1 primair)
hij in de periode van 1 januari 2008 tot en met 6 mei 2008 op na te noemen plaatsen, tezamen en in vereniging met anderen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of anderen de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte en/of zijn mededaders, telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten:
- ( zaak 1) in de periode van 10 april 2008 tot en met 24 april 2008 bij [A] te Bergen op Zoom: een grote hoeveelheid parfum, ongeveer 78 stuks, en
- ( zaak 2) in de periode van 16 april 2008 tot en met 18 april 2008 bij [B] te Apeldoorn: vijf laptops, merk Targus, en
- ( zaak 3) in de periode van 27 maart 2008 tot en met 2 april 2008 bij [C] te Streefkerk: vier laptops, merk Hewlett Packard, en
- ( zaak 21) in de periode van 11 april 2008 tot en met 5 mei 2008 bij DA drogist te Ermelo: een grote hoeveelheid parfum, ongeveer 88 stuks, en
- ( zaak 41) in de periode van 21 januari 2008 tot en met 24 januari 2008 bij Computerland te Den Haag: twee laptops, merk Acer;
(feit 2)
hij in de periode van 1 januari 2008 tot en met 6 mei 2008 te Heerhugowaard en Amsterdam
en/of elders in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit onder meer
[medeverdachte] en een of meer andere personen, welke organisatie tot het oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk flessentrekkerij.”
5. In het bestreden arrest heeft het hof het vonnis van de politierechter bevestigd, met een aanvulling van de gronden. Deze aanvulling behelst een bewijsoverweging betreffende de criminele organisatie (feit 2) en de rol die verdachte daarin heeft gehad en een beslissing over inbeslaggenomen voorwerpen.
6. Het door het hof bevestigde vonnis houdt in dat de bewezenverklaring steunt op hetgeen van de dossierstukken in het proces-verbaal van de terechtzitting op 2 maart 2010 onder III tot en met XXXIV is opgenomen. Het proces-verbaal van de zitting op 2 maart 2010 vermeldt onder III tot en met XXXIII 31 processen-verbaal, waarvan de politierechter ter zitting de korte inhoud heeft medegedeeld en die alle betrekking hebben op feit 1. Onder XXXIV vermeldt het ten aanzien van feit 2 de processen-verbaal genoemd onder VII, XIV, XXI, XXIX en XXXIII.
7. In het proces-verbaal van de zitting op 2 maart 2010 is niet van alle 31 bewijsmiddelen de redengevende inhoud opgenomen. De bewijsmiddelen III tot en met V, VIII tot en met XI en XV zijn als volgt aangehaald:
“Zaak 1
III. Een proces-verbaal van aangifte (dossierpagina 519). Dit proces-verbaal houdt - zakelijk weergegeven - onder meer in als de op 7 mei 2008 door aangever [betrokkene 1] ten overstaan van de verbalisant [verbalisant 1] afgelegde verklaring.
IV. Een proces-verbaal van verhoor (dossierpagina 526). Dit proces-verbaal houdt - zakelijk weergegeven - onder meer in als de op 13 oktober 2008 door de getuige [betrokkene 2] ten overstaan van de verbalisant [verbalisant 2] afgelegde verklaring.
V. Een proces-verbaal van verhoor (dossierpagina 528). Dit proces-verbaal houdt - zakelijk weergegeven - onder meer in als de op 13 oktober 2008 door de getuige [betrokkene 3] ten overstaan van de verbalisant [verbalisant 2] afgelegde verklaring.
(…)
Zaak 2
(…)
VIII. Een proces-verbaal van aangifte (dossierpagina 566). Dit proces-verbaal houdt - zakelijk weergegeven - onder meer in als de op 23 april 2008 door aangever [betrokkene 4] ten overstaan van de verbalisant [verbalisant 4] afgelegde verklaring.
IX. Een proces-verbaal van verhoor (dossierpagina 578). Dit proces-verbaal houdt - zakelijk weergegeven - onder meer in als de op 30 september 2008 door de getuige [betrokkene 4] ten overstaan van de verbalisant [verbalisant 3] afgelegde verklaring.
X. Een proces-verbaal van verhoor (dossierpagina 580). Dit proces-verbaal houdt - zakelijk weergegeven - onder meer in als de op 30 september 2008 door de getuige [betrokkene 5] ten overstaan van de verbalisant [verbalisant 3] afgelegde verklaring.
XI. Een proces-verbaal van verhoor (dossierpagina 582). Dit proces-verbaal houdt - zakelijk weergegeven - onder meer in als de op 30 september 2008 door de getuige [betrokkene 6] ten overstaan van de verbalisant [verbalisant 3] afgelegde verklaring.
(…)
Zaak 3
XV. Een proces-verbaal van aangifte (dossierpagina 635). Dit proces-verbaal houdt - zakelijk weergegeven - onder meer in als de op 5 april 2008 door aangever [betrokkene 7] ten overstaan van de verbalisant [verbalisant 5] afgelegde verklaring.”
8. Art. 359, derde lid, Sv, dat ingevolge art. 415 Sv van overeenkomstige toepassing is in hoger beroep, schrijft voor dat de bewezenverklaring steunt op de inhoud van in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Voor zover de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en hij niet nadien anders heeft verklaard of de verdediging vrijspraak heeft bepleit, kan een opgave van bewijsmiddelen volstaan.
9. In casu volgt uit de bewijsconstructie dat het hof de voor het bewijs gebezigde verklaringen van verdachte niet heeft opgevat als duidelijke en ondubbelzinnige bekentenissen.1 Derhalve is het voorschrift uit de eerste volzin van art. 359, derde lid, Sv van toepassing. Hieraan doet niet af dat de verdediging in hoger beroep, bij pleidooi van de gemachtigde raadsman, de betrokkenheid van verdachte bij feit 1, zaaksdossiers 1 en 2, heeft erkend2 en alleen voor het overige vrijspraak heeft bepleit. De verklaring van de gemachtigde raadsman kan immers in bewijsrechtelijke zin niet vereenzelvigd worden met een verklaring van de verdachte ter terechtzitting in de zin van art. 341 lid 1 Sv.3
10. Het hof heeft verzuimd de door hem redengevend geachte inhoud van de hiervoor onder 7 weergegeven bewijsmiddelen in de bewijsvoering op te nemen. Dit leidt gelet op art. 359, derde en achtste lid, Sv tot nietigheid van de bestreden uitspraak.4 Derhalve slaagt het middel.
11. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoort te geven.
12. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het hof, teneinde opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG