Home

Parket bij de Hoge Raad, 27-05-2014, ECLI:NL:PHR:2014:504, 13/05471

Parket bij de Hoge Raad, 27-05-2014, ECLI:NL:PHR:2014:504, 13/05471

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
27 mei 2014
Datum publicatie
13 juni 2014
ECLI
ECLI:NL:PHR:2014:504
Formele relaties
Zaaknummer
13/05471

Inhoudsindicatie

Interne compensatie (i) binnen de naheffingsaanslag en (ii) binnen de vergrijpboetegrondslag na een ter zitting gesloten compromis, met effect buiten de naheffingstermijn en daarmee buiten de boeteverjaringstermijn. Uitleg van dat compromis. Motiveringsgebrek. ‘Dezelfde gedraging’ in de zin van art. 5:44 Awb? ‘Hetzelfde feit’ in de zin van art. 257e(8) Sv (wijziging strafbeschikking), art. 313 Sv (wijziging tenlastelegging) en art. 68 Sr (ne bis in idem)?

Feiten: In 2008 heeft de Inspecteur aan de (aandeelhouder van de) belanghebbende over 2003 t/m 2006 navorderings- en naheffingsaanslagen opgelegd in de IB/PVV, Vpb en DivB wegens correcties ter zake van (i) de kosten van een door de belanghebbende gekochte Ferrari en (ii) door haar in 2006 in aftrek gebrachte reis- en verblijfkosten van haar aandeelhouder. De Inspecteur heeft die lasten aangemerkt als winstuitdelingen. Bij de naheffingsaanslagen DB zijn over beide correcties vergrijpboeten opgelegd ad 50%. De Rechtbank stelde vast dat een deel van de reis- en verblijfkosten niet aan 2006 maar aan 2005 moest worden toegerekend en verlaagde daarom de naheffing (en navenant de vergrijpboete) DB 2006. De partijen zijn voorts ter zitting een compromis overeengekomen over de Ferraricorrecties dat door de Rechtbank is vastgelegd in het zittings-p.-v. Door het compromis vervielen de Ferraricorrecties voor de DB 2005 en 2006 (en de ter zake opgelegde vergrijpboetes) en voor de IB/PVV 2003.

In geschil is of de Inspecteur binnen de naheffing DB 2005 de compromissoir vervallen Ferraricorrecties intern kon compenseren met de uit de naheffing DB 2006 verwijderde reis- en verblijfkostencorrecties die thuishoorden in 2005, en of hij dan in zoverre ook de vergrijpboete DB 2005 kon handhaven (interne compensatie binnen de boetegrondslag).

De Rechtbank achtte voor de IB/PVV 2003 (die in cassatie niet in geschil is) interne compensatie expliciet onverenigbaar met het compromis. Binnen de naheffingsaanslag DB 2005 heeft de Rechtbank evenmin intern gecompenseerd, maar zich er niet expliciet over uitgelaten.

Het Gerechtshof acht met de Inspecteur interne compensatie mogelijk zowel binnen de naheffingsaanslag DB 2005 als binnen de boetegrondslag 2005. Aan de boetemededelingsplicht was volgens het Hof reeds voldaan bij de naheffing 2006.

Cassatiemiddel belanghebbende: het compromis kan niet door één van beide partijen bij dat compromis door interne compensatie ongedaan worden gemaakt, zeker niet ter zake van de boetegrondslag.

A-G Wattel meent ter zake van de interne compensatie binnen de naheffing dat het Hof onvoldoende gemotiveerd voorbijgaat aan de (in de IB-zaak expliciete) andersluidende uitleg van het compromis door de Rechtbank, hoewel het compromis door de partijen ten overstaan van die Rechtbank is gesloten en door die Rechtbank is opgeschreven en expliciet tegengesteld is uitgelegd. De A-G meent dat ’s Hofs contraire uitleg niet begrijpelijk is zonder andere motivering dan verwijzing naar het rechtbankzittings-p.-v.

Voor het geval het verwijzingshof interne compensatie binnen de naheffing 2005 mogelijk acht, gaat de AG in op de vraag of interne compensatie binnen (dus: wijziging van) de boetegrondslag mogelijk is. Hij meent onder meer op grond van de parlementaire geschiedenis van art. 5:44 Awb dat daarvoor moet worden aangesloten bij de voorwaarden waaronder de met de bestuurlijke vergrijpboete vergelijkbare strafbeschikking en tenlastelegging (die eveneens een vaststelling van schuld c.q. daad van vervolging zijn – een criminal charge) kunnen worden gewijzigd. Beoordeeld moet dan worden of de reis- en verblijfuitdelingen 2005 en de Ferrari-uitdelingen 2005 ‘hetzelfde feit’ zijn in de zin van art. 68 Sr, wat ingevolge het standaardarrest HR NJ 2011/ 394 wordt beoordeeld aan de hand van de verschillen tussen (a) de juridische kwalificatie van de feiten en (b) de feitelijke gedragingen van de verdachte, waarbij moet worden gelet op de aard en de strekking van de gedragingen, en de tijd waarop, de plaats waar en de omstandigheden waaronder zij zijn verricht. De A-G meent dat de juridische kwalificatie van beide soorten correcties weliswaar dezelfde is (opzettelijk veroorzaken van te lage betaling van dividendbelasting), maar dat vanuit de ‘feitelijke gedraging’ bezien knoeien met afschrijving op een Ferrari niet hetzelfde als knoeien met privé-reis- en verblijfkosten. Het Hof had daarop in moeten gaan, te meer daar de beboetingsbevoegdheid ter zake van 2005 reeds vervallen was ten tijde van zowel het compromis als het beroep van de inspecteur op interne compensatie, welke vervaltermijn van openbare orde is. Ook op dit punt acht hij daarom ’s Hofs uitspraak onvoldoende gemotiveerd.

Conclusie: cassatieberoep gegrond; verwijzing.

Conclusie

Conclusie van 27 mei 2014 inzake:

Nr. Hoge Raad: 13/05471

[X] B.V.

Nrs. Gerechtshof: 12/00334, 12/00335, 12/00365 en 12/00366

Nrs. Rechtbank: AWB 11/3192, 11/3192, 11/3239, 11/2559, 11/2560, 11/2557, 11/4250, 11/2558, 11/2829 en 11/3238

Derde Kamer A

tegen

Dividendbelasting 2005/2006

Staatssecretaris van Financiën

1 Overzicht

1.1

In 2008 heeft de Inspecteur aan de (aandeelhouder van de) belanghebbende over 2003 t/m 2006 navorderings- en naheffingsaanslagen opgelegd in de inkomstenbelasting (IB/PVV), vennootschapsbelasting (Vpb) en dividendbelasting (DB) wegens correcties ter zake van (i) de kosten van een door de belanghebbende gekochte Ferrari en (ii) door haar in 2006 aftrek gebrachte reis- en verblijfkosten van haar aandeelhouder. De Inspecteur heeft die lasten aangemerkt als winstuitdelingen aan belanghebbendes aandeelhouder. Bij de naheffingsaanslagen DB zijn over beide correcties vergrijpboetes opgelegd van 50%.

1.2

De Rechtbank stelde vast dat een deel van de reis- en verblijfkosten niet aan 2006 maar aan 2005 moest worden toegerekend en verlaagde daarom de naheffing DB 2006. De vergrijpboete 2006 is navenant verminderd. De belanghebbende en de Inspecteur zijn voorts ter zitting een compromis overeengekomen over de Ferraricorrecties dat door de Rechtbank is vastgelegd in het zittings-p.-v. Door het compromis vervielen de Ferraricorrecties voor de DB 2005 en 2006 (en de ter zake opgelegde vergrijpboetes) en voor de IB/PVV 2003.

1.3

In hoger beroep was onder meer in geschil of de Inspecteur binnen de naheffing DB 2005 de compromissoir vervallen Ferraricorrecties kon vervangen door de uit de naheffing DB 2006 verwijderde reis- en verblijfkostencorrecties die in 2005 thuishoorden (interne compensatie), en of hij dan in zoverre ook de vergrijpboete kon handhaven (interne compensatie binnen de boetegrondslag 2005). Voor de IB/PVV 2003 (die in cassatie niet in geschil is) achtte de Rechtbank interne compensatie expliciet onverenigbaar met het compromis. Binnen de naheffingsaanslag DB 2005 heeft de Rechtbank evenmin intern gecompenseerd, maar zich er niet expliciet over uitgelaten.

1.4

Met de Inspecteur achtte het Hof daarentegen interne compensatie zowel binnen de naheffing DB 2005 als binnen de boetegrondslag 2005 wel degelijk mogelijk. Aan de boetemededelingsplicht was volgens het Hof reeds voldaan bij de naheffing 2006.

1.5

De belanghebbende stelt in cassatie dat het compromis niet door interne compensatie ongedaan kan worden gemaakt door één van beide partijen bij dat compromis, zeker niet ter zake van de boetegrondslag.

1.6

Het Hof heeft zijn oordeel slechts gemotiveerd met verwijzing naar het p.-v. van de Rechtbank. Het is voorbij gegaan aan de (in de IB-zaak expliciete) uitleg van het compromis door de Rechtbank, hoewel het compromis door de partijen ten overstaan van de Rechtbank is gesloten en door de Rechtbank is opgeschreven. Het Hof lijkt te eisen dat uit de schriftelijke vastlegging van het compromis blijkt dat de Inspecteur expliciet heeft afgezien van interne compensatie. Ik meen dat die eis en die uitleg, die contrair is aan die van de opsteller van het compromis ten overstaan van wie onderhandeld is, niet begrijpelijk is zonder andere motivering dan verwijzing naar het zittings-p.-v. Daar komt bij (i) dat het onaannemelijk is dat een belastingplichtige zou onderhandelen over de dividendbelasting 2005 als dat voor haar toch zinloos is en (ii) dat de naheffingstermijn voor 2005 reeds was verstreken ten tijde van de zitting bij de Rechtbank, hetgeen de belanghebbende mijns inziens mocht aannemen ook bij de Inspecteur bekend te zijn. Ik meen daarom dat vernietigd en verwezen moet worden voor (beter gemotiveerde) uitleg van het compromis.

1.7

Acht het verwijzingshof interne compensatie binnen de naheffingsaanslag DB 2005 ondanks het compromis mogelijk, dan rijst de vraag of het intern gecompenseerde bedrag (de aan 2005 toerekenbare reis- en verblijfkosten) ook kan dienen als grondslag voor een vergrijpboete in 2005, dus of de boetebeschikking DB 2005 kan worden gewijzigd.

1.8

Anders dan voor interne compensatie binnen een aanslag, is voor interne compensatie binnen een boetegrondslag mijns inziens vereist dat het na wijziging van de boetegrondslag nog steeds om hetzelfde ‘vergrijp’ gaat, dus om dezelfde gedraging en hetzelfde verwijt. Bestuurlijke vergrijpbeboeting is vergelijkbaar met een strafbeschikking en een tenlastelegging: vaststelling van schuld en daad van vervolging (een criminal charge). De Awb-wetgever wenste voor de invulling van de term ‘dezelfde gedraging’ in art. 5:44 Awb (una via) voor bestuurlijke boeten aan te sluiten bij het strafrecht. Ik meen daarom dat voor de vraag of het na interne boetegrondslagcompensatie nog om hetzelfde feit gaat, aangesloten moet worden bij de voorwaarden waaronder een strafbeschikking en een tenlastelegging kunnen worden gewijzigd. De vraag is dan of de reis- en verblijfuitdelingen en de Ferrari-uitdelingen ‘hetzelfde feit’ zijn in de zin van art. 257e(8) Sv (wijziging straf-beschikking), art. 313 Sv (wijziging tenlastelegging) en art. 68 Sr (ne bis in idem). Volgens uw standaardarrest HR NJ 2011, 394, moet zulks beoordeeld worden op basis van (i) de juridische kwalificatie van de verweten feiten en (ii) de feitelijke gedraging van de verdachte.

1.9

Vanuit de delictsomschrijving en dier strekking bezien, gaat het om hetzelfde feit: knoeien met de reis- en verblijfkosten en knoeien met de afschrijving op de Ferrari levert dezelfde wettelijk kwalificatie op, nl. het opzettelijk niet-betalen van dividendbelasting die op aangifte moest worden afgedragen (art. 67f (oud) AWR). Vanuit de ‘feitelijke gedraging’ bezien daarentegen is knoeien met de afschrijving op een Ferrari niet hetzelfde als knoeien met reis- en verblijfkosten. Volgens HR NJ 2011, 394 moet bij de beoordeling van de verschillen tussen de feitelijke gedragingen van de verdachte gelet worden op de aard en de strekking van de gedragingen, maar ook op de tijd waarop, de plaats waar en de omstandigheden waaronder zij zijn verricht. Ik meen dat het Hof daarop in had moeten gaan en dat zijn uitspraak ook op dit punt onvoldoende is gemotiveerd.

1.10

Daar komt bij dat de bevoegdheid tot beboeting van de reis- en verblijfuitdelingen 2005 al was vervallen toen de boetegrondslag werd gewijzigd en dat deze vervaltermijn van openbare orde is. Belanghebbendes geval verschilt (ook) hierin van HR NJ 2008/357.

1.11

Ik concludeer daarom tot vernietiging en verwijzing.

2 De feiten en het geding in feitelijke instanties

2.1

[X] B.V. (de belanghebbende) beheert vermogen, onder meer in de vorm van verstrekking van financieringen aan derden en belegging in vastgoed. Sinds 1992 is haar enige aandeelhouder [A] (de aandeelhouder).

2.2

Op 9 januari 2003 heeft de belanghebbende voor € 180.500 een Ferrari 360 Modena 2002 gekocht, die zij op haar fiscale balans heeft geactiveerd en in vier jaar heeft afschreven tot nihil. In haar aangiften Vennootschapsbelasting (Vpb) 2003 t/m 2006 heeft zij de onderstaande kosten van de Ferrari ten laste van haar fiscale resultaat gebracht:

Kosten Ferrari

2003

2004

2005

2006

Reparatie

€ 2.138

Verzekering

€ 2.804

€ 2.804

€ 2.804

Motorrijtuigenbelasting

€ 488

€ 518

€ 532

€ 536

Afschrijvingen

€ 45.125

€ 45.125

€ 45.125

€ 45.125

Totaal

€ 45.613

€ 50.585

€ 48.461

€ 48.465

2.3

De belanghebbende heeft voorts in haar aangifte Vpb 2006 reis- en verblijfkosten (van haar aandeelhouder), gemaakt in 2005 (€ 24.936) en 2006 (€ 55.559), ten laste van haar winst gebracht. Die kosten (totaal € 80.496) zijn niet gespecificeerd.

2.4

In 2008 heeft de Inspecteur een boekenonderzoek ingesteld naar de aangiften Inkomstenbelasting/Premie Volksverzekeringen (IB/PVV) van de aandeelhouder en de aangiften Vpb van de belanghebbende over de jaren 2003 t/m 2006. Na voltooiing van dat onderzoek heeft de Inspecteur over deze jaren navorderingsaanslagen IB/PVV en Vpb opgelegd, en naheffingsaanslagen dividendbelasting (DB) over 2005 en 2006.

2.5

De Inspecteur heeft gecorrigeerd onder meer ter zake van de Ferrari, die slechts zeer beperkt was gebruikt en zijns inziens niet voor de onderneming. Hij heeft voorts de aftrek van de reis- en verblijfkosten gecorrigeerd, omdat die kosten volgens hem niet zakelijk waren. Beide correcties zijn door de Inspecteur aangemerkt als winstuitdelingen van de belanghebbende aan haar aandeelhouder, leidende tot correcties in de IB/PVV, Vpb en DB.

2.6

De naheffingsaanslagen DB 2005 en 2006 zijn door de Inspecteur vastgesteld als volgt (weergegeven voor zover hier van belang):

Naheffingsaanslag DB 2005

netto

bruto

Uitdeling sierpoort

€ 1.661

€ 2.214

Uitdeling Ferrari

€ 48.461

€ 64.614

(…)

€ (…)

€ (…)

Totaal uitdeling 2005

€ 129.779

Naheffingsaanslag DB 2006

netto

bruto

Uitdeling sierpoort

€ 2.988

€ 3.984

Uitdeling Mercedes

€ 20.100

€ 26.800

Uitdeling Ferrari

€ 48.465

€64.620

Reis- en verblijf

€ 80.495

€ 107.326

(…)

€ (…)

€ (…)

Totaal uitdeling 2006

€ 285.093

2.7

Naast deze naheffingen zijn vergrijpboetes opgelegd ad 50% van die naheffingen op basis van art. 67f(oud) Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) en §§ 25 en 28 Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (BBBB), onder meer over de gebruteerde correcties van de Ferrarikostenaftrek (2005 en 2006) en de reis- en verblijfkostenaftrek (2006).

2.8

De belanghebbende heeft onder meer1 tegen die naheffingen en vergrijpboeten bezwaar ingediend. In zijn uitspraken op bezwaar vermeldde de Inspecteur het volgende:

“Ik ben van mening dat een weldenkende ondernemer in dit geval de auto zou hebben verkocht en de liquide middelen zou aanwenden voor haar onderneming; beleggen. Dat belanghebbende de Ferrari koopt en kosten blijft maken én rendement mist, is slechts ingegeven door het feit dat [A] als aandeelhouder hiertoe voor zijn eigen plezier heeft besloten.

(…)

Het gemiste rendement had ook als uitdeling moeten worden aangemerkt. Daar waar nodig zal ik intern compenseren.”

2.9

De Inspecteur heeft de in 2.6 genoemde correcties ‘Uitdeling sierpoort’ (2005 en 2006) en ‘Uitdeling Mercedes’ (2006) laten vervallen, waardoor er in zowel 2005 als 2006 ruimte ontstond voor de door hem gewenste interne compensatie binnen de naheffing dividendbelasting ter zake van het gemiste rendement op het aankoopbedrag van de Ferrari.

2.10

De Inspecteur heeft de naheffingsaanslagen DB 2005 en 2006 na bezwaar als volgt vastgesteld (vervallen correcties doorgehaald):

Naheffingsaanslag DB 2005

netto

bruto

Uitdeling sierpoort

€ 1.661

€ 2.214

Interne compensatie gemist rendement Ferrari

€ 1.661

€ 2.214

Uitdeling Ferrari

€ 48.461

€ 64.614

(…)

€ (…)

€ (…)

Totaal uitdeling 2005

€ 129.779

Naheffingsaanslag DB 2006

netto

bruto

Uitdeling sierpoort

€ 2.988

€ 3.984

Uitdeling Mercedes

€ 20.100

€ 26.800

Interne compensatie gemist rendement Ferrari

€ 9.700

€ 12.933

Uitdeling Ferrari

€ 48.465

€ 64.620

Reis- en verblijfkosten

€ 80.495

€ 107.327

(…)

€ (…)

€ (…)

Totaal uitdeling 2005

€ 267.243

2.11

De vergrijpboetes ter zake van de dividendbelasting zijn wegens het vervallen van de correcties sierpoort (2005 en 2006) en Mercedes (2006) naar evenredigheid daarvan verminderd. Over de via interne compensatie alsnog gemaakte correcties inzake gemist rendement heeft de Inspecteur geen vergrijpboeten opgelegd.

2.12

De Ferraricorrecties zijn door de Inspecteur ook verwerkt in de navorderingsaanslag IB/PVV 2003 van de aandeelhouder en de navorderingsaanslagen Vpb 2004, 2005 en 2006 van de belanghebbende. Deze navorderingsaanslagen zijn bij uitspraak op bezwaar vastgesteld als volgt (weergegeven voor zover hier van belang):

Navorderingsaanslag IB/PVV 2003

Inkomen uit aanmerkelijk belang volgens aanslag

€ 0

Bij: correctie Ferrari

€ 45.613

(…)

€ (…)

Nader vastgesteld inkomen uit aanmerkelijk belang

€ 104.825

Navorderingsaanslag Vpb 2004

Correctie Ferrari

€ 50.585

Interne compensatie gemist rendement Ferrari

€ 8.510

(…)

€ (…)

Nader vastgesteld belastbaar bedrag

€ 120.387

Primitieve aanslag Vpb 2005

Correctie Ferrari

€ 48.461

(…)

€ (…)

Nader vastgesteld belastbaar bedrag

€ 743.927

Navorderingsaanslag Vpb 2005

Correctie Ferrari

€ 48.461

Interne compensatie gemist rendement Ferrari

€ 9.139

(…)

€ (…)

Nader vastgesteld belastbaar bedrag

€ 755.501

Aanslag Vpb 2006

Correctie Ferrari

€ 48.465

Interne compensatie gemist rendement Ferrari

€ 9.700

Correctie reis- en verblijfkosten

€ 80.495

(…)

€ (…)

Nader vastgesteld belastbaar bedrag

€ 1.463.850

De Rechtbank Haarlem 2

2.13

De Rechtbank heeft het geschil als volgt omschreven (voor zover hier van belang):

“3.4. Naheffingsaanslagen DB 2005 en 2006

In geschil is of:

 (…); de Ferrari 360 Modena (bouwjaar 2002) ten behoeve van eiser in zijn hoedanigheid van aandeelhouder is gekocht en aangehouden, waardoor gemaakte kosten dienaangaande als uitdeling van winst dienen te worden aangemerkt;

 het gemiste rendement met betrekking tot het voor de Ferrari uitgegeven bedrag terecht als uitdeling is aangemerkt;

 de boetes terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd.

Met betrekking tot DB 2006 is voorts in geschil of gecorrigeerde reis- en verblijfkosten

terecht als uitdeling van winst in aanmerking zijn genomen (…).

3.6.

Primitieve aanslag Vpb 2005

In geschil is of:

 (…); de Ferrari 360 Modena (bouwjaar 2002) ten behoeve van eiser in zijn hoedanigheid van aandeelhouder is gekocht en aangehouden, waardoor gemaakte kosten dienaangaande als uitdeling van winst dienen te worden aangemerkt;

 (…); eiseres alsnog aanvullend in aftrek mag brengen een bedrag van € 2.599 aan kosten betaald met American Express Creditcard [reis- en verblijfkosten; PJW].

3.7.

Navorderingsaanslag Vpb 2005

Met betrekking tot de navorderingsaanslag is voorts in geschil of:

 het gemiste rendement met betrekking tot het voor de Ferrari uitgegeven bedrag terecht als uitdeling is aangemerkt (Hof Den Bosch 29 januari 2010, nr. 07/00003).

3.8.

Aanslag Vpb 2006

In geschil is of:

 (…); de Ferrari 360 Modena (bouwjaar 2002) ten behoeve van eiser in zijn hoedanigheid van aandeelhouder is gekocht en aangehouden, waardoor gemaakte kosten dienaangaande als uitdeling van winst dienen te worden aangemerkt;

 het gemiste rendement met betrekking tot het voor de Ferrari uitgegeven bedrag terecht als uitdeling is aangemerkt (Hof Den Bosch 29 januari 2010, nr. 07/00003);

 (…); gecorrigeerde reis- en verblijfkosten terecht als uitdeling van winst in aanmerking zijn genomen.”

2.14

Voor de Rechtbank was onder meer in geschil of de reis- en verblijfkosten, de Ferrarikosten en het gemiste rendement op de Ferrarikosten terecht zijn aangemerkt als winstuitdelingen in 2005 en 2006. Daarnaast was in geschil of de te dier zake opgelegde vergrijpboetes terecht en naar de juiste bedragen zijn opgelegd.

2.15

Van de in 2006 afgetrokken reis- en verblijfkosten 2005 en 2006 ad in totaal € 80.496 heeft de Rechtbank € 24.936 (waarvan € 2.599 als zakelijk) toegerekend aan 2005 en € 55.560 (waarvan € 6.241 als zakelijk) aan 2006. Zij overwoog vervolgens:

“4.36. Met betrekking tot de uitgaven die zijn gedaan in 2005 kan in 2006 geen winstuitdeling in aanmerking worden genomen. De aanslag [DB 2006; PJW] dient derhalve ook in zoverre te worden verminderd. Afgezien van genoemd bedrag van € 6.241 is met betrekking tot 2006 niet komen vast te staan dat sprake is van zakelijke uitgaven of van uitgaven die zullen worden doorbelast aan een met eiseres gelieerde vennootschap. De uitgaven zijn derhalve voor het overige terecht als winstuitdelingen in aanmerking genomen bij eiser.”

2.16

De Rechtbank heeft daarom het in de naheffing DB 2006 begrepen bedrag van reis- en verblijfkosten verlaagd van € 80.496 naar € 49.319 (€ 55.560 - € 6.241).

2.17

De desbetreffende vergrijpboete bleef in stand, maar werd naar evenredigheid verminderd. De Rechtbank overwoog daaromtrent:

“4.34. Eiseres [belanghebbende; PJW] stelt zich met betrekking tot de aanslag DB 2006 primair op het standpunt dat er in het geheel geen winstuitdeling is en dat niet is voldaan aan vorenomschreven eis van dubbele bewustheid. Daartoe betoogt zij dat de belastingadviseur de jaarrekeningen en de aangiftes tot 2007 verzorgde en bij verwerking van de cijfers in de jaarrekeningen en in de aangiften keuzes heeft gemaakt die niet expliciet zijn besproken met eisers. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij mochten vertrouwen op deze adviseur gelet op zijn staat van dienst en de jarenlange samenwerking.

4.35. (…)

Het betoog van eiseres miskent dat zij zelf verantwoordelijk is voor een juiste afdracht van dividendbelasting en dat de rechtsgevolgen van handelingen van een ingeschakelde belastingadviseur haar treffen. Gesteld noch gebleken is dat in dezen sprake is geweest van onbevoegde vertegenwoordiging. Blijkens het door eiseres overgelegde overzicht gaat het hier om uitgaven, zoals reis- en verblijfkosten in verband met reizen naar het buitenland en uitgaven voor horloges, die naar hun aard dienen te worden aangemerkt als privé-uitgaven. De rechtbank is van oordeel dat eiser zich ervan bewust moet zijn geweest dat hij met genoemde uitgaven in privé werd bevoordeeld. Nu eiser directeur was van eiseres in de onderhavige jaren dient ervan te worden uitgegaan dat deze kennis en wetenschap eveneens bij eiseres aanwezig was. De rechtbank is gelet op het een en ander van oordeel dat eisers zich redelijkerwijs bewust moeten zijn geweest van de bevoordeling en dat eiser de bevoordeling in zijn hoedanigheid van aandeelhouder heeft aangenomen.”

2.18

Ter zitting van de Rechtbank hebben de belanghebbende en de Inspecteur over de Ferrarikosten een compromis gesloten. Dat Ferraricompromis is door de Rechtbank als volgt schriftelijk vastgelegd in het proces-verbaal van die zitting:

“[de belanghebbende]:

We zijn er uitgekomen dat de auto per 1 januari 2004 overgaat tegen de fiscale boekwaarde. De rekening-courant van de DGA wordt aangepast. De rentecorrectie vanaf 2004 wordt in een keer in 2007 in aanmerking genomen. [D]e uitdelingscorrecties komen te vervallen. Om de rentecorrecties pas in 2007 te laten plaatsvinden is wat mij betreft akkoord.

(…)

[de inspecteur:]

Wat mij betreft is het prima om de rentecorrecties pas in 2007 te laten plaatsvinden. Alle kosten gaan uit de bv. Per 1 januari 2004 gaat ook de motorrijtuigenbelasting uit de bv.”

2.19

De Rechtbank heeft over dit Ferraricompromis als volgt overwogen:

“4.30. Partijen zijn ter zitting tot overeenstemming gekomen over de correcties die verband houden met de Ferrari. Deze auto zal per 1 januari 2004 tegen de boekwaarde worden overgebracht naar het privévermogen van eiser. De rekening-courant van eiseres met eiser zal op dat punt worden aangepast. De uitdelingscorrecties in de onderhavige belastingaanslagen IB/PVV en DB vervallen en de correcties in de Vpb blijven in stand. De rentecorrectie vanaf 2004 zal bij de regeling van de aanslag IB/PVV 2007 in één keer [in; PJW] aanmerking worden genomen. Daarbij zal het gemiste rendement worden berekend op basis van de boekwaarde van de auto, waarbij wordt uitgegaan van afschrijving in vier jaar, een restwaarde van 20% en een rente van 4,5%.

4.31.

De rechtbank volgt het compromis van partijen en zal de belastingaanslagen IB/PVV en DB dienovereenkomstig verminderen. De aanslagen IB/PVV 2003 en DB 2005 en 2006 zullen worden verminderd met de correcties die verband houden met de Ferrari. (…) De boetes begrepen in de belastingaanslagen IB/PVV en DB zullen dienovereenkomstig worden verminderd.”

2.20

Er was dus overeenstemming over verwerking van de Ferrarikosten in de naheffingen DB 2005 en 2006 en in de navorderingen IB/PVV 2003 Vpb 2004–2006. De Rechtbank stelde vast dat door het compromis de Ferrari-uitdelingscorrecties in de IB/PVV en DB vervielen en dat de correcties in de Vpb in stand bleven. De Rechtbank stelde voorts vast dat het gedeelte van de vergrijpboete dat zag op de Ferrarikostenuitdeling in de naheffingen DB 2005 en 2006 verviel, nu de Ferraricorrectie ingevolge het compromis was vervallen.

2.21

De Rechtbank heeft de naheffingsaanslagen DB 2005 en 2006 op basis van het Ferraricompromis als volgt vastgesteld (vervallen correcties doorgehaald):

Naheffingsaanslag DB 2005

netto

bruto

Interne compensatie gemist rendement Ferrari

€ 1.661

€ 2.214

Uitdeling Ferrari

€ 48.461

€ 64.614

(…)

€ (…)

€ (…)

Totaal uitdeling 2005

€ 54.982

Naheffingsaanslag DB 2006

netto

bruto

Interne compensatie gemist rendement Ferrari

€ 9.700

€ 12.933

Uitdeling Ferrari

€ 48.465

€ 64.620

Reis- en verblijf

€ 49.319

€ 65.758

(…)

€ (…)

€ (…)

Totaal uitdeling 2006

€ 151.352

2.22

De Rechtbank heeft de navorderingsaanslag IB/PVV 2003 overeenkomstig het Ferraricompromis als volgt vastgesteld (weergegeven voor zover hier van belang):

Navorderingsaanslag IB/PVV 2003

Inkomen uit aanmerkelijk belang volgens aanslag

€ 0

Bij: correctie Ferrari

€ 45.613

(…)

€ (…)

Inkomen uit aanmerkelijk belang

€ 50.839

2.23

De Rechtbank achtte interne compensatie binnen de navorderingsaanslag IB/PVV 2003 niet verenigbaar met het gesloten compromis:

“4.47.1. De navorderingsaanslag IB/PVV 2003 zal gelet op het voorgaande als volgt worden berekend. Verweerder heeft zich niet uitdrukkelijk beroepen op interne compensatie van het inkomen uit werk en woning en uit sparen en beleggen enerzijds met het inkomen uit aanmerkelijk belang anderzijds. Evenmin heeft verweerder zich uitdrukkelijk beroepen op interne compensatie binnen het inkomen uit aanmerkelijk belang. Nu ook het ter zitting gesloten compromis met betrekking tot de Ferrari zich niet verenigt met interne compensatie zal de rechtbank het inkomen in box II verminderen als hierna volgt.”

De Inspecteur heeft tegen deze IB-uitspraak hoger beroep ingesteld, dat afzonderlijk is behandeld (i.e. niet in de thans te beoordelen Hofuitspraak). Die andere (IB-) Hofuitspraak vermeldt over de interne compensatie in de inkomstenbelasting:

“Belanghebbende heeft gesteld dat de inspecteur zich ter zake van de onderhavige navorderingsaanslag niet op interne compensatie mag beroepen. Volgens hem kan de inspecteur geen interne compensatie claimen in het kader van een door hem ingesteld hoger beroep; een dergelijke claim is slechts mogelijk indien de inspecteur zich verweert tegen een door belanghebbende ingediend hoger beroep. Voorts verzet het karakter van het ter zitting in eerste aanleg overeengekomen compromis inzake de bijtelling privégebruik Ferrari zich ertegen dat de inspecteur zich vervolgens beroept op interne compensatie, zo stelt belanghebbende. (…).“

Het Hof heeft dit verweer op dezelfde grond verworpen als in het thans te beoordelen geschil (zie hieronder, 2.34), nl. door verwijzing naar het p.-v. van de Rechtbank:

“Het Hof verwerpt het standpunt van belanghebbende dat het ter zitting in eerste aanleg gesloten compromis inzake de correctie privégebruik Ferrari een beroep op interne compensatie door de inspecteur - dat deze overigens voor het onderhavige jaar ter zake van andere elementen van de navorderingsaanslag heeft gedaan, zoals weergegeven onder 2.7, dan ter zake van de correctie Ferrari - verhindert. Uit de vastlegging van dit compromis in het proces-verbaal van de zitting bij de rechtbank, zoals weergegeven onder 2.5, blijkt niet dat partijen verdergaande afspraken hebben gemaakt dan ter zake van de wijze waarop de correctie inzake de Ferrari wordt afgehandeld. Uit deze vastlegging valt niet af te leiden dat de inspecteur zich heeft vastgelegd op het afzien van een eventueel beroep op interne compensatie; belanghebbende maakt dit tegenover de betwisting door de inspecteur niet aannemelijk. Nu partijen op deze wijze een compromis hebben gesloten over een specifieke correctie, en daarbij niet een afspraak hebben gemaakt over het uiteindelijk vast te stellen bedrag van de navorderingsaanslag, verhinderen de door belanghebbende aangevoerde beginselen evenmin dat de inspecteur zich in hoger beroep alsnog beroept op interne compensatie. Een en ander is ook niet in strijd met een goede procesorde, aangezien belanghebbende in hoger beroep in de gelegenheid is gesteld zich op inhoudelijke gronden tegen dit beroep op interne compensatie te verweren (van welke gelegenheid hij ook gebruik heeft gemaakt)."

2.24

De Rechtbank heeft ook de navorderingsaanslagen Vpb 2004, 2005 en 2006 verminderd op basis van het Ferraricompromis en het gewijzigde inzicht omtrent de reis- en verblijfkosten (weergegeven voor zover hier van belang):

Navorderingsaanslag Vpb 2004

Correctie Ferrari

€ 50.585

Interne compensatie gemist rendement Ferrari

€ 8.510

(…)

€ (…)

Belastbaar bedrag

€ 0

Primitieve aanslag Vpb 2005

Correctie Ferrari

€ 48.461

Aftrek reis- en verblijfkosten

-/- € 2.599

(…)

€ (…)

Belastbare winst

€ 722.611

Navorderingsaanslag Vpb 2005

Correctie Ferrari

€ 48.461

Interne compensatie gemist rendement Ferrari

€ 9.139

Aftrek reis- en verblijfkosten

-/- € 2.599

(…)

€ (…)

Belastbare winst

€ 723.123

Aanslag Vpb 2006

Correctie Ferrari

€ 48.465

Interne compensatie gemist rendement Ferrari

€ 9.700

Correctie reis- en verblijfkosten

€ 74.255

(…)

€ (…)

Belastbare winst

€ 1.441.286

2.25

Beide partijen hebben hoger beroep ingesteld tegen zowel de uitspraak over de naheffingsaanslagen DB 2005 en 2006 en boetebeschikkingen, als de uitspraak over de navorderingsaanslag IB/PVV 2003 (en boete).

Het Gerechtshof Amsterdam 3

2.26

Het Hof heeft de hogere beroepen inzake de naheffingsaanslagen DB 2005 en 2006 gezamenlijk behandeld en het hogere beroep inzake de navorderingsaanslag IB/PVV 2003 in een daarvan afzonderlijke uitspraak.

2.27

Voor het Hof was onder meer in geschil of de Inspecteur zich bij de naheffing DB 2005 kan beroepen op interne compensatie, meer specifiek: of hij de ruimte ontstaan door het compromissoir vervallen van de Ferraricorrectie in 2005 ad € 50.122 kan gebruiken om de door de Rechtbank uit de naheffing 2006 verwijderde reis- en verblijfkosten 2005 ad € 24.936 (minus € 2.599 die alsnog als zakelijk is aangemerkt), ter zake waarvan de naheffingstermijn inmiddels was verstreken, alsnog in de naheffing 2005 te begrijpen. Ook was in geschil of de Inspecteur zich ook ter zake van de vergrijpboete DB 2005 kan beroepen op interne compensatie en zo ja, welke boete dan passend en geboden is.

2.28

De Inspecteur meende dat door de vermindering van de naheffing 2005 op basis van het Ferraricompromis in dat jaar ruimte is ontstaan om het aan 2005 toerekenbare bedrag aan reis- en verblijfkosten na te heffen én ter zake in 2005 een boete op te leggen (interne compensatie ter zake van zowel de heffing als de beboeting). Hij meende voorts overeenkomstig de uitspraak van de Rechtbank dat bij de aftrek van de reis- en verblijfkosten sprake was van voorwaardelijk opzet van de belanghebbende op te lage heffing, zodat een vergrijpboete ad 50% van het na te heffen bedrag is aangewezen. Subsidiair stelde de Inspecteur dat de belanghebbende grove schuld had.

2.29

De belanghebbende betoogde voor het Hof dat interne compensatie niet mogelijk is:

“De uitdelingscorrecties en boeten inzake de Ferrari zijn komen te vervallen als gevolg van een ter zitting gesloten compromis tussen de Belastingdienst enerzijds en [de belanghebbende; PJW] en [de aandeelhouder; PJW] anderzijds. In het kader van het compromis is alleen voor het eerste jaar - 2003 - sprake van zakelijke uitgaven en gaat de auto per de aanvang van het jaar 2004 over naar privé voor de boekwaarde op dat moment. Voor deze waarde wordt de [aandeelhouder; PJW] in rekening-courant belast. Over de aldus aangepaste stand van de rekening-courant wordt met terugwerking naar 2004 rente aan de [aandeelhouder; PJW] in rekening gebracht. Alle bij [de belanghebbende; PJW] in 2004, 2005 en 2006 aangebrachte correcties inzake fiscaal in aftrek gebrachte kosten, lasten en afschrijvingen blijven in stand. Nu de auto vanaf 2004 privé is, vervallen de uitdelingscorrecties.

Het wezen van een compromis is dat over en weer iets wordt prijsgegeven. Dit is aldus een wezenlijk andere situatie dan wanneer de Rechtbank 'eenzijdig' een belanghebbende in het gelijk stelt. In de laatstbedoelde situatie kan de Belastingdienst, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan, een beroep doen op interne compensatie. Het wezen van een compromis verzet zich er echter tegen dat vervolgens een beroep op interne compensatie wordt gedaan. Dit beroep dient dan ook te worden verworpen.”

2.30

Ook ter zake van de vergrijpboetegrondslag verzette de belanghebbende zich tegen interne compensatie, verwijzende naar de in 2.23 hierboven geciteerde overweging van de Rechtbank in de IB-zaak, inhoudende dat het compromis zich niet verdraagt met interne compensatie. De belanghebbende wees er voorts op dat de Rechtbank ter zake van (andere) interne compensatie binnen de navorderingsaanslag IB/PVV 2003 geen boete mogelijk achtte:

“4.11. (…). De boete zal worden verminderd met een bedrag van € 954 nu interne compensatie voor wat betreft de boetegrondslag niet mogelijk is.”

2.31

Bovendien betoogde de belanghebbende dat de Inspecteur ter zake van de boete niet heeft voldaan aan zijn mededelingsplicht ex art. 67g(2) AWR.

2.32

Het Hof is uitgegaan van de door de Rechtbank vastgestelde feiten, maar heeft wel enige feitelijke vaststellingen toegevoegd. Over het aan de belanghebbende verstuurde controlerapport inzake de aangiften Vpb 2003 t/m 2006 overwoog het Hof:

“2.4. In het door de rechtbank (onder 2.5) vermelde, aan belanghebbende toegezonden controlerapport vennootschapsbelasting over de jaren 2003 t/m 2006, gedagtekend 2 december 2009, is omtrent de in verband met de naheffingsaanslagen DB op te leggen vergrijpboeten - voor zover thans van belang - het volgende medegedeeld:

“6.4 Dividendbelasting

(...)

6.4.2.

Vergrijpboete

Naast de naheffingsaanslagen dividendbelasting 2004 tot en met 2006 worden vergrijpboetes van 50% opgelegd, ingevolge artikel 67f Algemene wet inzake rijksbelastingen en paragraaf 25 en 28 Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998.

De grondslagen van de boetes zijn de bedragen van de naheffingsaanslagen, voor zover die bedragen als gevolg van opzet van de belastingplichtige niet zouden zijn geheven. De feiten en omstandigheden op grond waarvan de vergrijpboetes worden opgelegd betreffen:

Door de vennootschap zijn betalingen verricht, ter bevrediging van diverse persoonlijke behoeften van de aandeelhouder. De aandeelhouder is hiermee door de vennootschap bevoordeeld. De vennootschap en de aandeelhouder waren zich van deze bevoordeling bewust, of hadden zich hiervan bewust kunnen en moeten zijn. De vennootschap had zich dienen te realiseren dat de bevoordeling van de aandeelhouder onderworpen is aan de heffing van dividendbelasting. (...)

Ondanks de bewustheid van de bevoordeling en de bewustheid van het feit dat dit gevolgen heeft voor de heffing van dividendbelasting, heeft belastingplichtige van de winstuitdeling geen aangifte gedaan. Hiermee heeft belastingplichtige willens en wetens de reële kans aanvaard dat te weinig belasting werd geheven. Er is sprake van (voorwaardelijke) opzet."

2.33

Het Hof heeft eerst vastgesteld dat brutering achterwege blijft:

“(…). Op grond van dit deelcompromis concluderen partijen eenparig dat ter zake van de in aanmerking te nemen uitdeling zoals deze uiteindelijk zal komen vast te staan, brutering met verschuldigde dividendbelasting achterwege dient te blijven. Het Hof volgt partijen hierin, nu niet is gebleken dat dit eensluidend standpunt van partijen berust op een onjuiste rechtsopvatting.”

2.34

Met de Inspecteur achtte het Hof interne compensatie binnen de naheffing DB 2005 mogelijk met het vervallen van de Ferraricorrectie. Het compromis verhindert naheffing in 2005 ter zake van de aan dat jaar toerekenbare reis- en verblijfkosten niet:

“5.4.3. Het Hof verwerpt het standpunt van belanghebbende dat het ter zitting in eerste aanleg gesloten compromis inzake de correctie Ferrari een beroep op interne compensatie door de inspecteur ter zake van de correctie reis- en verblijfkosten verhindert. Uit de vastlegging van dit compromis in het proces-verbaal van de zitting bij de rechtbank, zoals weergegeven onder 2.5, blijkt niet dat partijen verdergaande afspraken hebben gemaakt dan ter zake van de wijze waarop de correctie inzake de Ferrari wordt afgehandeld. Uit deze vastlegging valt niet af te leiden dat de inspecteur zich heeft vastgelegd op het afzien van een eventueel beroep op interne compensatie; belanghebbende maakt dit tegenover de betwisting door de inspecteur niet aannemelijk. Nu partijen op deze wijze een compromis hebben gesloten over een specifieke correctie, en daarbij niet een afspraak hebben gemaakt over het uiteindelijk vast te stellen bedrag van de naheffingsaanslag, verhinderen de door belanghebbende aangevoerde beginselen evenmin dat de inspecteur zich in hoger beroep alsnog beroept op interne compensatie, in reactie op het oordeel van de rechtbank dat een deel van de aangebrachte uitdelingscorrectie reis- en verblijfkosten aan het jaar 2005 dient te worden toegerekend. Een en ander is evenmin in strijd met een goede procesorde, aangezien belanghebbende in hoger beroep in de gelegenheid is gesteld zich op inhoudelijke gronden tegen dit beroep op interne compensatie te verweren (van welke gelegenheid zij ook gebruik heeft gemaakt).”

2.35

Het Hof heeft de naheffingsaanslag DB 2005 als volgt vastgesteld (vervallen correcties doorgehaald):

Naheffingsaanslag DB 2005

netto

Interne compensatie gemist rendement Ferrari

€ 1.661

Uitdeling Ferrari

€ 48.461

Interne compensatie (uitdeling reis- en verblijfkosten)

€ 22.337

(…)

€ (…)

Totaal uitdeling 2005

€ 60.438

2.36

Over de vergrijpboete over het intern gecompenseerde bedrag overwoog het Hof dat, nu de Inspecteur zich ter zake van de reis- en verblijfkostenuitdeling kan beroepen op interne compensatie, zulks evenzeer geldt voor de boetegrondslag 2005. Uit art. 67f(2) AWR volgt dat de boetegrondslag is de nageheven dividendbelasting zoals die uiteindelijk komt vast te staan, zodat over dat (uiteindelijke) bedrag een vergrijpboete kan worden opgelegd.

2.37

Wel moet, aldus het Hof, ex art. 67g(2) AWR aan de mededelingsplicht ter zake van de boeteoplegging voldaan zijn. Nu de gronden voor de aanvankelijk geheel in het jaar 2006 geplaatste vergrijpboete inzake de reis- en verblijfkosten reeds zijn medegedeeld in het controlerapport, is volgens het Hof aan die mededelingsplicht is voldaan:

“5.9.5. (…) In het onderhavige geval zijn de gronden voor de voor het jaar 2005 opgelegde vergrijpboete in het controlerapport medegedeeld, op de onder 2.3 weergegeven wijze. Naar het oordeel van het Hof komen de desbetreffende mededelingen erop neer dat ter zake van alle voor 2005 en 2006 in aanmerking genomen uitdelingscorrecties, waaronder de door de inspecteur in het jaar 2006 aangebrachte uitdelingscorrectie reis- en verblijfkosten van in totaal (netto) € 80.945, de feiten en omstandigheden zijn medegedeeld (…) op grond waarvan de inspecteur van oordeel is dat sprake is van winstuitdelingen ter zake waarvan (voorwaardelijk) opzettelijk de verschuldigde dividendbelasting niet is voldaan. Met deze toelichting is naar ’s Hofs oordeel ook ter zake van de door de inspecteur gestelde uitdeling reis- en verblijfkosten voldaan aan de mededelingsplicht als bedoeld in artikel 67g, tweede lid, AWR.

5.9.6.

De omstandigheid dat - met een beroep op interne compensatie - een deel van deze uitdelingscorrectie, alsmede de daaruit voortvloeiende boetegrondslag, uiteindelijk wordt toegerekend aan een ander jaar (2005 in plaats van 2006) heeft in het onderhavige geval niet tot gevolg dat in zoverre niet meer zou zijn voldaan aan de mededelingsplicht. Hierbij weegt het Hof de strekking mee van deze verplichting: het bepaalde in artikel 6, derde lid, aanhef en onderdeel a, EVRM moet vooral worden gezien in het licht van het recht op een eerlijk proces (artikel 6, eerste lid, van het EVRM). Het recht om op de hoogte te worden gesteld van de aard en de reden van een beschuldiging moet dan worden beschouwd in het licht van het recht van een verdachte om zich behoorlijk te kunnen voorbereiden op zijn verdediging (vgl. onder meer HR 4 april 2001, nr. 35.917, BNB 2001/272, r.o. 3.5). Het Hof is van oordeel dat hiervan in casu sprake is, aangezien belanghebbende, zoals hiervoor overwogen, ter zake van het volledige bedrag van de door de inspecteur gestelde uitdelingscorrectie reis- en verblijfkosten in het controlerapport op de hoogte is gesteld van de aard van de beschuldiging. Door de (enkele) omstandigheid dat een deel van de ermee gemoeide boetegrondslag in hoger beroep aan een ander jaar wordt toegerekend, waarbij de aard van de aan belanghebbende verweten feiten en omstandigheden niet is gewijzigd, is belanghebbende naar het oordeel van het Hof niet in een behoorlijke voorbereiding van haar verdediging geschaad; de inspecteur heeft zijn standpunt hierover in zijn beroepschrift in hoger beroep ingenomen en belanghebbende heeft hierop kunnen reageren in haar verweerschrift alsmede ter zitting in hoger beroep.

Het Hof is derhalve van oordeel dat van een schending van de in artikel 67g, tweede lid, AWR opgenomen mededelingsplicht geen sprake is.”

3 Het geding in cassatie

3.1

De belanghebbende heeft tijdig en regelmatig cassatieberoep ingesteld. De Staats-secretaris heeft zich verweerd. De partijen hebben elkaar niet van re- en dupliek gediend.

3.2

De belanghebbende stelt één middel voor: het Hof heeft ten onrechte geoordeeld dat de op het compromis gebaseerde vermindering van de naheffingsaanslag DB 2005 door interne compensatie ongedaan kan worden gemaakt door één van beide partijen bij dat compromis, zowel voor de belastingheffing als voor de boetegrondslag. Een compromis houdt in dat beide partijen iets prijsgeven; dat er een zeker evenwicht is. Dit evenwicht wordt verstoord als de Inspecteur de uit het compromis voortvloeiende belastingvermindering terugneemt door interne compensatie. De belanghebbende acht interne compensatie in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, met name het vertrouwensbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel en het fair play beginsel, en ook met de civielrechtelijke redelijkheid en billijkheid. Interne compensatie leidt tot naheffing buiten de wettelijke termijn.

3.3

De belanghebbende betoogt voorts dat geen boete kan worden opgelegd over het naar 2005 verplaatste deel van de reis- en verblijfkostenuitdeling, omdat (i) geen (tijdige) mededeling is gedaan van een boetevoornemen ter zake van reis- en verblijfkosten over 2005 en (ii) voor 2005 geen boetebeschikking ter zake van reis-en verblijfkosten is opgelegd.

3.4

De Staatssecretaris stelt bij verweer dat het compromis slechts zag op de verwerking van de Ferraricorrecties; niet op de hoogte van de naheffingsaanslag. De ruimte die door het compromis binnen het oorspronkelijke aanslagbedrag is ontstaan, kan door interne compensatie worden benut. Nu de Inspecteur niet heeft afgezien van beroep op interne compensatie, is zij niet in strijd met de civielrechtelijke redelijkheid en billijkheid of met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Anders dan de belanghebbende stelt, wordt het compromis door interne compensatie niet geheel teniet gedaan, nu het voor de overige naheffings- en navorderingsaanslagen heeft geleid tot werkelijke vermindering.

3.5

Over interne compensatie binnen de boetegrondslag 2005 merkt de Staatssecretaris op dat de Inspecteur voor alle reis- en verblijfkosten ad € 80.945 reeds in het controlerapport heeft meegedeeld op welke gronden een boete opgelegd zal worden. De belanghebbende heeft zich voorafgaand aan het opleggen van de naheffingsaanslag en de vergrijpboete kunnen uitlaten over die gronden, met name over aan- of afwezigheid van schuld of opzet, zodat het Hof terecht heeft geoordeeld dat de mededelingsplicht niet is geschonden.

4 Interne compensatie en compromis bij de belastingheffing

5 Interne compensatie en compromis bij de boetegrondslag

7 Beschouwing

8 Beoordeling van het cassatieberoep

9 Conclusie