Home

Parket bij de Hoge Raad, 01-11-2016, ECLI:NL:PHR:2016:1413, 14/05827

Parket bij de Hoge Raad, 01-11-2016, ECLI:NL:PHR:2016:1413, 14/05827

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
1 november 2016
Datum publicatie
12 april 2017
Annotator
ECLI
ECLI:NL:PHR:2016:1413
Formele relaties
Zaaknummer
14/05827

Inhoudsindicatie

Voorhanden hebben van een gestolen auto; heling? De HR geeft – met verwijzing naar eerdere arresten – algemene beschouwingen over de bewezenverklaring van diefstal van een gestolen goed dat de verdachte voorhanden heeft, dan wel de kwalificatie van een dergelijk feit als heling (en de hieraan in de weg staande heler-steler-regel), dan wel als (schuld)witwassen (en de hiervoor geldende nadere motiveringseisen in geval het goed "onmiddellijk" uit eigen misdrijf afkomstig is). I.c. heeft het hof uit de bewijsvoering kunnen afleiden dat verdachte "ten tijde van het voorhanden krijgen" van de in de bewezenverklaring vermelde Renault Twingo "wist" dat deze auto afkomstig was uit enig misdrijf. Samenhang met 15/03755.

Conclusie

Nr. 14/05827

Zitting: 1 november 2016

mr. P.C. Vegter

Conclusie inzake:

[verdachte]

  1. De verdachte is bij arrest van 17 november 2014 door het hof Den Bosch wegens onder 1 “opzetheling, zulks terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf, wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, in kracht van gewijsde is gegaan”, en onder 2 primair, 4 primair, 5 primair, 6 en 7 telkens “diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, zulks terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijfjaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf, wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, in kracht van gewijsde is gegaan”. Bij feit 4 primair is nog toegevoegd: meermalen gepleegd. Daarnaast is beslist over een vordering tot tenuitvoerlegging, vorderingen van de benadeelde partij, in beslaggenomen goederen en tot oplegging van een schadevergoedingsmaatregelen zoals nader in het arrest verwoord.

  2. Er bestaat samenhang met de zaak 14/05826. In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.

  3. Namens de verdachte heeft Mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, drie middelen van cassatie voorgesteld.

  4. Het eerste middel klaagt over de motivering van de bewezenverklaring.

  5. Ten laste van de verdachte is onder feit 1 bewezenverklaard dat:

“1. (zaak 2)

hij in de periode van 11 juli 2012 tot en met 24 juli 2012 in Nederland, een Renault Twingo voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die Renault wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen 5 jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;

(…).”

6. Het arrest bevat de volgende bewijsoverweging:

“Ten aanzien van feit 1 (zaak 2)

Door de raadsman is aangevoerd dat het enkele aantreffen van verdachte in een auto die achteraf van diefstal afkomstig blijkt te zijn, onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat in casu geen aanwijzingen c.q. indicaties te vinden zijn dat de Renault Twingo op het oog (geen braakschade en de aanwezigheid van de contactsleutel) van diefstal afkomstig was. De raadsman heeft mitsdien verzocht om verdachte vrij te spreken van de onder 1 ten laste gelegde opzet- c.q. schuldheling van de Renault Twingo.

Het hof overweegt hiertoe het volgende.

Op 30 april 2012 werd namens de benadeelde [betrokkene 3] aangifte gedaan van diefstal van een blauwe Renault Twingo met het kenteken [AA-00-BB], welke auto tussen 29 en 30 april 2012 werd weggenomen bij een woninginbraak te Steenbergen. Op 11 juli 2012 zag getuige [getuige], die eigenaresse is van een blauw/grijze Renault Twingo met het kenteken [CC-00-DD], bij een tankstation aan de Gestelseweg te ’s-Hertogenbosch dat naast haar auto, een identieke Renault Twingo stond met een kenteken dat volledig overeenkwam met het kenteken van haar auto. Door de politie werden de camerabeelden van 11 juli 2012 van voornoemd tankstation uitgekeken. Aan de hand van deze camerabeelden herkenden verbalisanten de verdachte als de persoon die in en uit deze Renault Twingo stapte. Uit de verklaring van getuige [getuige] bleek dat verdachte, nadat hij door haar werd aangesproken met onder andere de mededeling dat zij de politie wilde bellen, niet wilde wachten totdat de politie arriveerde en als bestuurder wegreed. Later bleek dat verdachte een valse naam en adres aan getuige [getuige] had opgegeven.

Op 24 juli 2012 werd door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] een grijs/blauwe Renault Twingo op de locatie Klokkediep te ’s-Hertogenbosch aangetroffen. Verbalisant [verbalisant 3] constateerde dat op deze auto valse kentekenplaten waren aangebracht; dit keer met het kenteken [EE-00-FF]. Nadat het chassisnummer door verbalisant [verbalisant 3] was gecontroleerd, bleek het te gaan om de Renault Twingo die tussen 29 en 30 april 2012 was gestolen in Steenbergen. Hierop werd de auto in beslag genomen. In het dashboardkastje van deze Renault Twingo werd een portofoon aangetroffen waarop een DNA-spoor werd aangetroffen. Uit onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut bleek dat het DNA- profiel van het aangetroffen spoor matchte met het DNA-profiel van de verdachte. De berekende frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard, ofwel, de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit DNA-profiel, is kleiner dan één op één miljard.

Het bezit van de gestolen auto door verdachte, onder de omstandigheden zoals hiervoor genoemd, terwijl niet is gebleken dat verdachte rechtmatig over deze auto beschikte, voert het hof tot de conclusie dat de verdachte bij het voorhanden krijgen van die Renault Twingo heeft geweten dat deze auto afkomstig was uit enig misdrijf. Zou dit anders zijn geweest, dan had het onder de gegeven omstandigheden op de weg van de verdachte gelegen een aannemelijke verklaring omtrent de rechtmatige verkrijging van die auto te geven. De verdachte is evenwel in gebreke gebleven een dergelijke verklaring te geven.

Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling van de Renault Twingo. Het verweer wordt verworpen.”

7. Blijkens de toelichting op het middel (1.5 van de schriftuur) kan uit de bewijsmiddelen niet volgen op welke datum verdachte de Renault Twingo voor handen heeft gekregen. Dat is juist. In het kader van de bewezenverklaring is niet vereist dat het moment van verwerving wordt vastgesteld en evenmin dat dit ligt binnen de bewezenverklaarde periode. Die eisen gelden slechts voor het bewijs van het voorhanden hebben van de auto. Van enig motiveringsgebrek is in zoverre geen sprake.

8. Volgens de toelichting volgt uit de bewijsmiddelen niet, althans niet zonder meer dat verdachte ten tijde van de verkrijging van de auto wetenschap had van de criminele herkomst van die auto. De rechtspraak van uw Raad die in dit kader vermeld wordt is in deze zaak niet van toepassing. Het betreft hier immers niet het geval dat uit het enkele voorhanden van de gestolen auto wordt afgeleid dat verdachte van de diefstal op de hoogte was.1 Er komt namelijk in dit geval iets bij waaraan het hof in de bewijsconstructie aandacht heeft besteed. Niet alleen wordt in cassatie niet bestreden dat het hof kon oordelen dat het verdachte was die op 11 juli 2012 in een gestolen auto reed, maar ook - en dat komt erbij – dat verdachte (kennelijk geconfronteerd met een identiek kenteken) niet wilde wachten op de ingeschakelde politie, een valse naam opgaf en wegreed in samenhang met de omstandigheid dat het op zijn weg had gelegen een aannemelijk verklaring te geven over de verkrijging van de auto. Ik begrijp dat zo dat in ieder geval enige verklaring van verdachte op zijn plaats zou zijn zo niet over de herkomst van de auto dan toch over zijn gedrag op 11 juli 2012. Gelet op het gedrag van verdachte op 11 juli 2012 moet hij dus hebben geweten dat het om een gestolen auto ging en als hij (ruim) voor 11 juli 2012 de auto heeft verworven ligt het op zijn weg dit in feitelijke aanleg naar voren te brengen alsmede te onderbouwen dat hij pas na de verwerving van de criminele herkomst op de hoogte geraakte. De motivering van de bewezenverklaarde wetenschap van de criminele herkomst ten tijde van de verwerving acht ik niet onbegrijpelijk.

9. Het middel faalt.

10. Het tweede middel klaagt over de motivering van de bewezenverklaring van feit 4.

11. Het hof heeft ten laste van verdachte onder het vierde tenlastegelegde feit, meer specifiek zaak 22 bewezen verklaard dat:

“4.(zaken 21, 22)

hij op 28 januari 2013 te

- Broekhuizen en

- Broekhuizenvorst,

tezamen en in vereniging met een ander telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een woning:

- aan de [b-straat 1] (Broekhuizen) een hoeveelheid geld en sieraden toebehorende aan [betrokkene 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader en;

- aan de [c-straat 1] (Broekhuizenvorst) een paspoort en een aantal camera's en een cameratas en een aantal cameratoebehoren en een aantal computertoebehoren en een basgitaar (merk Ibanez) toebehorende aan [betrokkene 5],

waarbij verdachte en zijn mededader zich telkens de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen 5 jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;

(…).”

12. Hiertoe heeft het hof het volgende overwogen:

“(…)

Broekhuizenvorst (zaak 22)

Op 28 januari 2013 werd er tussen 07.00 uur en 17.45 uur ingebroken in Broekhuizenvorst aan de [c-straat 1]. Op deze dag werd de Volvo V70 omstreeks 13.27 uur uitgepeild op de Blitterwijckseweg te Broekhuizenvorst, alwaar de Volvo enige tijd heeft stilgestaan. Blijkens de aangifte van [betrokkene 5] werden bij de inbraak diverse goederen weggenomen, waaronder een basgitaar van het merk Ibanez. Op 4 februari 2013 werd deze gitaar tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte teruggevonden. Aangever [betrokkene 5] herkende zijn gitaar aan de hand van een specifiek detail.

Het hof stelt vast, dat de Volvo V70, de auto waar verdachte tezamen met medeverdachte [verdachte] blijkens de observaties vaker in is gezien of in de korte nabijheid daarvan is gesignaleerd, op de dag van de inbraken op 28 januari 2013 om 12.51 uur is uitgepeild in Broekhuizen en korte tijd later, om 13.27 uur in het nabijgelegen Broekhuizenvorst is gesignaleerd. Voorts staat vast dat bij de woninginbraak te Broekhuizen weggenomen sieraden in de woning van medeverdachte [verdachte] zijn aangetroffen en dat de bij de woninginbraak te Broekhuizenvorst gestolen basgitaar in de woning van verdachte is aangetroffen, welke goederen aldus op één en dezelfde dag zijn weggenomen. Nu verdachte voor deze combinatie van omstandigheden geen aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring heeft gegeven, voeren die omstandigheden het hof tot de conclusie dat verdachte zich op 28 januari 2013 tezamen met medeverdachte [verdachte] schuldig heeft gemaakt aan de onder 3 ten laste gelegde woninginbraken te Broekhuizen en Broekhuizenvorst. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.”

13. In de toelichting op het middel onder 2.6 wordt de in hoger beroep betrokken stelling herhaald dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat verdachte bij de woninginbraken betrokken is geweest en in het bijzonder daaraan nog toegevoegd dat de overweging dat verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor het aantreffen van een gestolen voorwerp bij de medeverdachte/broer onbegrijpelijk is.

14. De bewijsoverweging berust op de bewijsmiddelen zoals opgenomen in de aanvulling bij het arrest. Voor zover het het herhaalde standpunt betreft, zie ik zonder ontbrekende nadere toelichting geen aanleiding daarop in te gaan. Het middel miskent in zoverre namelijk het karakter van het beroep in cassatie. De betrokkenheid van verdachte komt in de bewijsconstructie van het hof toereikend tot uitdrukking. Dat het hof voor de betrokkenheid van verdachte bij de diefstal in Broekhuizenvorst betekenis heeft toegekend aan de bij de medeverdachte/broer aangetroffen voorwerpen en het ontbreken van enige verklaring van verdachte daarvoor moet worden bezien in samenhang met het aantreffen van de basgitaar afkomstig van de inbraak in Broekhuizen bij verdachte. In aanmerking moet worden genomen dat het hof heeft vastgesteld dat verdachte en zijn broer samen gebruik maakten van de (uitgepeilde) Volvo en dat de auto op de dag van de inbraken is uitgepeild in Broekhuizen in de straat alwaar is ingebroken en korte tijd later is gesignaleerd in Broekhuizenvorst. Gelet op de samenhang zie ik niet in dat het onbegrijpelijk is een verklaring te verlangen voor het aantreffen van in Broekhuizen gestolen sieraden bij de verdachte en de in Broekhuizenvorst gestolen basgitaar bij medeverdachte.

15. Het middel faalt.

16. Het derde middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 EVRM is overschreden.

17. Namens de verdachte is op 19 november 2014 beroep in cassatie ingesteld. De stukken van het geding zijn blijkens een daarop gezet stempel op 23 maart 2016 bij de Hoge Raad binnengekomen. Dat brengt met zich dat de inzendtermijn van acht maanden is overschreden. Dit pleegt te leiden tot strafvermindering.

18. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging van het bestreden arrest aanleiding behoort te geven.

19. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend voor wat betreft de strafoplegging, tot vermindering van de straf in de mate als de Hoge Raad gepast acht en tot verwerping van het beroep voor het overige.

De Procureur-Generaal

bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG