Home

Parket bij de Hoge Raad, 11-04-2017, ECLI:NL:PHR:2017:331, 16/05615

Parket bij de Hoge Raad, 11-04-2017, ECLI:NL:PHR:2017:331, 16/05615

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
11 april 2017
Datum publicatie
12 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:PHR:2017:331
Formele relaties
Zaaknummer
16/05615

Inhoudsindicatie

A-G Niessen heeft conclusie genomen in de zaak met nummer 16/05615, alsmede in de samenhangende zaak met nummer 16/05616, inzake de afdrachtvermindering loonbelasting.

In 2010 stonden in totaal dertig werknemers van belanghebbende en van [X2] B.V. (zaak bekend onder nummer 16/05616) ingeschreven voor de beroepsopleiding Chauffeur goederenvervoer. Ter zake daarvan heeft belanghebbende afdrachtvermindering onderwijs geclaimd.

Aan 28 medewerkers is het landelijk erkende MBO-diploma Chauffeur goederenvervoer uitgereikt.

Anders dan de Rechtbank heeft het Hof geoordeeld dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de werknemers de beroepspraktijkvorming van de beroepsopleiding hebben gevolgd.

Het geschil in cassatie betreft de vraag of de Inspecteur bevoegd is te toetsen aan de voorwaarden van de WEB, meer in het bijzonder in het geval ter zake van die beroepsopleiding diploma’s zijn behaald.

De A-G geeft in zijn beschouwing weer in hoeverre de Inspecteur bevoegd is te toetsen aan de voorwaarden van artikel 14 WVA, dan wel aan de vereisten van de WEB. Hij laat zien dat de bevoegdheid om te toetsen aan de vereisten van de WEB toekomt aan de onderwijsinspecteur. De belastinginspecteur zal in beginsel louter controleren of diploma’s zijn uitgereikt. Slechts indien dat niet het geval is, kan hij beoordelen of de beroepspraktijkvorming, van de beroepsopleiding waarvoor afdrachtvermindering onderwijs is geclaimd, is gevolgd.

Nu de werknemers van belanghebbende de gehele beroepsopleiding hebben afgerond (en diploma’s zijn uitgereikt), moet worden verondersteld dat de beroepspraktijkvorming is gevolgd en is derhalve voldaan aan de eisen voor toepassing van de onderhavige afdrachtvermindering, aldus de A-G.

De conclusie strekt ertoe dat het beroep in cassatie van belanghebbende gegrond dient te worden verklaard.

Conclusie

mr. R.E.C.M. Niessen

Advocaat-Generaal

Conclusie van 11 april 2017 inzake:

Nr. Hoge Raad: 16/05615

[X1] B.V.

Nrs. Gerechtshof: BK-16/00130 en BK-16/00131

Nrs. Rechtbank: SGR 15/1557 en SGR 1558

Derde Kamer B

tegen

Loonbelasting 2010

Staatssecretaris van Financiën

1 Inleiding

1.1

Aan [X1] B.V. (hierna: belanghebbende), gevestigd te [Z] , is met dagtekening 8 mei 2014 een naheffingsaanslag loonheffingen voor het tijdvak 1 januari t/m 31 december 2010 opgelegd ten bedrage van € 43.125. Gelijktijdig is aan belanghebbende bij beschikking een vergrijpboete opgelegd van € 10.781 en is heffingsrente in rekening gebracht. Tevens zijn een naheffingsaanslag en vergrijpboete opgelegd ten aanzien van het tijdvak 1 januari t/m 31 december 2011, welke thans in cassatie niet in geschil zijn.

1.2

Tegen deze naheffingsaanslagen heeft belanghebbende op 15 mei 2014 bezwaar gemaakt. De Inspecteur verklaarde de bezwaren op 16 januari 2015 ongegrond.

1.3

Belanghebbende heeft tegen die uitspraken op bezwaar op 25 februari 2015 beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag (hierna: de Rechtbank).1 Bij uitspraak van 2 februari 2016 verklaarde de Rechtbank de beroepen, voor zover die zien op het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 en de boetebeschikkingen, gegrond en, voor zover die zien op de naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011, ongegrond.2

1.4

De Inspecteur heeft bij brief van 10 maart 2016 tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. Bij uitspraak van 12 oktober 2016 heeft het gerechtshof Den Haag (hierna: het Hof) de uitspraak van de Rechtbank vernietigd voor zover die betrekking heeft op de naheffingsaanslag en beschikking heffingsrente voor het tijdvak 2010, verklaarde het beroep van de Inspecteur in zoverre gegrond,3 en bevestigde de uitspraak van de Rechtbank voor het overige.4

1.5

Bij brief van 21 november 2016 heeft belanghebbende tijdig en op regelmatige wijze beroep in cassatie ingesteld. De staatssecretaris van Financiën (hierna: de Staatssecretaris) heeft een verweerschrift ingediend. Partijen hebben elkaar niet van repliek en dupliek gediend.

1.6

Het geschil in cassatie betreft de vraag of de Inspecteur bevoegd is te toetsen aan de voorwaarden van de Wet educatie en beroepsonderwijs (hierna: WEB), meer in het bijzonder in het geval ter zake van die beroepsopleiding diploma’s zijn behaald.

2 De feiten en het geding in feitelijke instanties

2.1

Het Hof heeft de feiten als volgt vastgesteld:

3.1.

De bedrijfsactiviteiten van belanghebbende bestaan uit de verhuur van kranen, alsmede onderhoud van liftinstallaties, het plaatsen van roltrappen en het verzorgen van een deel van intern transport voor bedrijven.

3.2.

In 2010,stonden in totaal 30 werknemers van belanghebbende en van [X2] B.V.5 (hierna: de werknemers) ingeschreven voor de opleiding Chauffeur goederenvervoer (hierna: de opleiding), een door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) erkende basisberoepsopleiding op MBO-2-niveau die onder nummer 91830 is opgenomen in het Centraal Register Beroepsonderwijs (hierna: Crebo). De opleidingsduur bedroeg één jaar.

3.3.

Het Kwalificatiedossier Chauffeur goederenvervoer vermeldt:

“Tijdens de opleiding wordt kennis gemaakt met de vervoersbranche en het beroep van chauffeur goederenvervoer. Hierin wordt aandacht besteed aan verkeerskennis, voertuigtechniek en onderhoud en vervoersadministratie. Daarnaast wordt er ruim aandacht besteed aan veiligheid, communicatie en beroepshouding. Tijdens de opleiding worden de rijbewijzen B en C gehaald en eventueel E bij C.”

3.4.

In het Kwalificatiedossier wordt één kerntaak beschreven, “Vervoert lading met de vrachtauto”, welke kerntaak is onderverdeeld in 12 werkprocessen: (…)

3.5.

In het door de Inspecteur ingebrachte stuk getiteld “Diploma-eisen basisberoepsopleiding Chauffeur Goederenvervoer, niveau 2, crebo 91830” staat het volgende:

“(…)

Een reguliere MBO-opleiding Chauffeur Goederenvervoer niveau 2 is gericht op twee diploma’s per chauffeur, namelijk:

- het CCV Vakbekwaamheidstraject; en

- het WEB diploma Chauffeur Goederenvervoer. Dit diploma geldt als een niveau 2 diploma MBO en is een startkwalificatie.

Tijdens de opleiding worden deze twee trajecten gecombineerd.

Voor het CCV vakbekwaamheidstraject doet een leerling chauffeur goederenvervoer bij het CCV de volgende examens:

- RVI (verkeer en techniek bedrijfswagens) schriftelijk examen van 50 vragen, waarvan er 40 goed moeten worden beantwoord;

- V2C (administratie goederenvervoer) schriftelijk examen van 50 vragen, waarvan er 40 goed moeten worden beantwoord.

Na aan dit examen succesvol te hebben deelgenomen, kan de leerling rijexamen doen voor de vrachtauto bij het CCV. Na een succesvol rijexamen kan het opleidingsinstituut een wettelijk geldige “ontheffing chauffeursvakbekwaamheid” verlenen, geldig voor de periode waarin de leerling nog naar school gaat en bij zijn leerbedrijf werkzaam is. Deze ontheffing is alleen geldig binnen Nederland. Daarna of daarnaast doet de leerling chauffeur ook nog de volgende examens:

- V3C (administratie rituitvoering - cases) schriftelijk examen van 45 vragen, waarvan er 35 goed moeten worden beantwoord.

- Toets besloten terrein, praktijktoets manoeuvreren bij de rijschool onder auspiciën van het CCV.

- Praktische toets, praktijktoets laden/lossen/laadklep met 5 scenario’s zoals techniek, criminaliteitspreventie, schadeformulieren, veiligheid etc.

In combinatie met het C rijbewijs levert deze reeks een C rijbewijs met code 95 vakbekwaamheid op. Daarnaast moet een leerling nog het volgende doen voor het MBO-diploma Chauffeur Goederenvervoer:

- Nederlands

- Engels

- Duits of Frans

- Leren, Loopbaan en burgerschap Rekenvaardigheid

- Praktijktaken op het gebeid van lading lossen en laden, alsmede ritvoorbereiding en rituitvoering.

- De praktijkbeoordeling van de praktijkopleider voor de onderdelen Beroepshouding & Communicatie en Rituitvoering Binnenland.

- Praktijkexamen Voertuig & Lading (wiel wisselen, lading zekeren, cabine kantelen en onderdelen benoemen, aan- en afkoppelen aanhangwagen of oplegger, sneeuwkettingen leggen)."

3.6.

De werknemers waren al langere tijd werkzaam als chauffeur goederenvervoer en in bezit van rijbewijs C. Ingevolge een in 2009 ingevoerde Europese Richtlijn Vakbekwaamheid van de Contactcommissie Vakbekwaamheid (CCV) dienen alle chauffeurs goederenvervoer uiterlijk in september 2016 het nascholingstraject Code 95 te hebben doorlopen.

3.7.

De bij de opleiding betrokken onderwijsinstellingen zijn ROC West-Brabant (ROC WB) en P3transfer. ROC WB is enig aandeelhouder van P3transfer. In de offerte van P3transfer van 24 december 2009 staat vermeld:

“ [X] heeft P3transfer gevraagd een opleiding te verzorgen voor al haar chauffeurs. [X] hecht er waarde aan haar medewerkers te blijven ontwikkelen, omdat goed geschoolde medewerkers kwalitatief beter werk verrichten en flexibeler en productiever zijn.

Parallel aan deze wens van [X] spelen de vereisten op het gebied van de verplichte nascholing voor actieve vrachtwagenchauffeurs. De Europese Richtlijn Vakbekwaamheid verplicht actieve vrachtwagenchauffeurs om nascholing te volgen. Chauffeurs kunnen hun vakbekwaamheid (wat nu het chauffeursdiploma is) alleen behouden als zij nascholing volgen. De nascholingsverplichting bestaat uit het volgen van 35 (CCV-gecertificeerde) opleidingsuren. Zodra de chauffeur aan de nascholingsverplichting heeft voldaan komt er op het rijbewijs een code vakbekwaamheid (code 95 achter de rijbewijscategorie C).

Het bovenstaande in ogenschouw nemende is besloten de opleiding Chauffeur Goederenvervoer, crebo nummer 91830, aan te bieden. Een deel van de verplichte nascholingsmodulen zal integraal onderdeel uitmaken van de opleiding, omdat de inhoud ervan (grotendeels) overeenkomt met de vereisten van het kwalificatiedossier. Op deze wijze worden deelnemers niet geconfronteerd met dubbels in hun leerproces. De verplichte nascholingsmodulen moeten worden gezien als aanvullend binnen de mbo opleiding en worden gevolgd door praktijkopdrachten.

(...)

De onderwijstijd en studiebelasting zijn gedurende het jaar als volgt verdeeld:

Geplande plenaire bijeenkomsten 5 x gemiddeld 7 uur 35 uur

(nascholing):

Praktijkleren (BPV): 40 x 16 uur 640 uur

Voorbereiden en reflecteren

(zelfstudie) 40 x 2 uur 80 uur

Examen

40 X 2 uur

(praktijkobservaties) 2x4 uur 8 uur

Totaal 763 uur

Globale planning van de lesdagen:

- Module Schadepreventie;

- Module Veiligheidscertificaat Vorkheftruck;

- Module Behavior Based Safety;

- Module Veilig rijden met (tank) oplegger.

Elke module staat voor 7 lesuren (muv Veiligheidscertificaat Vorkheftruck: 14 lesuren) en het volgen van deze vier modulen geeft recht op code 95. De deelnemer heeft dan voldaan aan de verplichte nascholingsvereisten. (…)”

3.8.

Een (niet ondertekende) samenwerkingsovereenkomst van 24 december 2009 tussen belanghebbende en P3transfer behoort tot de gedingstukken. Tot de gedingstukken behoren voorts de praktijkovereenkomsten beroepsonderwijs van het ROC WB. In deze praktijkovereenkomsten staat onder meer vermeld onder Duur en omvang van de beroepspraktijkvorming:

“De beroepspraktijkvorming begint op : 21 januari 2010

De beroepspraktijkvorming eindigt op : 20 januari 2011 (…)

Totaal aantal klokuren praktijkvorming : 1800 uren per periode”

[A] staat vermeld als praktijkopleider. Als praktijkbegeleider aangewezen door de onderwijsinstelling staat vermeld [B] .

3.9.

Een Studiewijzer ten behoeve van de deelnemers en een ‘Onderwijs en Examenregeling’ maken deel uit van de gedingstukken. In de Studiewijzer staat als kerntaak vermeld “Vervoert lading met de vrachtauto” met de hiervoor onder 3-4 vermelde 12 werkprocessen. De opleiding bestaat volgens de Studiewijzer uit de volgende onderdelen:

1. Plenaire bijeenkomsten

2. Praktijkleren

3. Verwerven van moderne vreemde taalvaardigheden, Nederlands en Rekenen

4. Opdrachten Leren, Loopbaan en Burgerschap

5. Voortgangsgesprekken

Nederlands en Rekenen zijn volgens de Studiewijzer verwerkt in de praktijkopdrachten. Voor het ontwikkelen van de vreemde taalvaardigheid is een (digitaal) leerpakket verstrekt. In de Studiewijzer is vermeld dat zodra men denkt aan de examenvereisten te kunnen voldoen, men een toets kan aanvragen. De Opdrachten Leren, Loopbaan en Burgerschap dienen zelfstandig te worden uitgevoerd en te worden (na)besproken met de praktijktrainer. In de Studiewijzer is een zelfde urenopsomming aan studiebelasting (totaal 763 uur) weergegeven als in de offerte.

3.10.

In het Addendum studiewijzer chauffeur goederenvervoer fase 2 staat vermeld dat de talen Nederlands, Engels en Duits niet meer specifiek worden geoefend in de praktijk of tijdens lessen omdat uit ervaring is gebleken dat de deelnemers (door hun werkervaring) over het algemeen bij een eerste toetsing tot een voldoende resultaat komen.

3.11.

De lessen en trainingen voor de CCV nascholingsmodulen (leidend tot code 95) zijn verzorgd door Verkeersschool [C] B.V. Deze heeft per deelnemer een factuur aan belanghebbende gestuurd. Belanghebbende heeft voor de module Veiligheidscertificaat Vorkheftruck subsidie en loonsuppletie gekregen van de Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Beroepsgoederenvervoer over de Weg en de Verhuur van Mobiele Kranen (SOOB).

3.12.

Belanghebbende heeft zogeheten statusformulieren voor de portfolio’s ingebracht. Hierop zijn opdrachten geparafeerd als voldaan.

3.13.

Aan de 28 werknemers die het examen met een voldoende resultaat hebben afgelegd, is door ROC WB op 13 januari 2011 het landelijk erkende MBO-diploma Chauffeur goederenvervoer uitgereikt.

3.14.

Gedurende de naheffingstijdvakken heeft belanghebbende een vermindering afdracht onderwijs, als bedoeld in artikel 14, eerste lid, onder a, van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (Wva), toegepast voor de categorie beroepsbegeleidende leerweg (hierna: BBL).

3.15.

Naar aanleiding van een in 2014 bij belanghebbende ingesteld boekenonderzoek heeft de Inspecteur geconcludeerd dat belanghebbende ten onrechte voormelde afdrachtvermindering heeft toegepast en heeft hij de hiervoor genoemde naheffingsaanslagen en vergrijpboetes opgelegd. De bevindingen van het boekenonderzoek zijn neergelegd in een tot de gedingstukken behorend controlerapport van 17 april 2014.

Rechtbank

2.2

De Rechtbank heeft geoordeeld dat belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt dat haar werknemers de beroepsopleiding hebben gevolgd en dat aan de wettelijke vereisten voor afdrachtvermindering onderwijs is voldaan:

16. Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mee dat op eiseres de bewijslast rust om de feiten en omstandigheden aannemelijk te maken die kunnen leiden tot het oordeel dat zij recht heeft op de afdrachtvermindering onderwijs. De afdrachtvermindering is immers een belastingverlagende maatregel. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres aan haar bewijslast voldaan. Hierbij acht de rechtbank het volgende van belang.

17. Artikel 14 van de Wva stelt als voorwaarde voor de afdrachtvermindering onderwijs dat de werknemer de beroepspraktijkvorming volgt van de beroepsbegeleidende leerweg. Tussen partijen is niet in geschil dat de in het Creboregister opgenomen opleiding met nummer 91830 kwalificeert als een opleiding waarop afdrachtvermindering onderwijs kan worden toegepast.

18. Vaststaat dat het onderhavige opleidingstraject voor eiseres op maat is gemaakt en een aangepast programma bevat. Dit brengt echter niet mee dat daarmee geen sprake kan zijn van een opleiding die is opgenomen in het Creboregister als gevolg waarvan artikel 14 van de Wva niet van toepassing zou zijn. Eiseres heeft in dit verband gemotiveerd gesteld dat de bij eiseres verzorgde opleiding inhoudelijk niet afwijkt van de in het Creboregister opgenomen opleiding met nummer 91830 en alle daarvoor vereiste onderdelen bevat. Dat de opleidingsduur korter is dan de standaardopleiding, 1 jaar in plaats van 2 jaar, vindt zijn oorzaak in de relevante voorkennis en praktijkervaring van de werknemers die hebben deelgenomen aan deze opleiding. Eiseres stelt dat op basis van werkervaring, vrijstellingen, maatwerk en kennis van het leerbedrijf de werknemers een korter opleidingstraject konden afleggen teneinde het erkende MBO-diploma te behalen. De rechtbank acht dit niet onaannemelijk. Daarmee voldoet de opleiding naar het oordeel van de rechtbank aan de eisen van de WEB. Dat de gevolgde opleiding op onderdelen samenvalt met het programma van de verplichte nascholing om de chauffeursaantekening op het rijbewijs te verlengen, doet hier niet aan af. De onderhavige wet- en regelgeving biedt geen aanknopingspunten voor een andersluidend oordeel. De rechtbank merkt ten overvloede op dat nu het diploma in een kortere periode dan daar officieel voor staat, is behaald ook gedurende een kortere periode dan de reguliere opleidingsduur aanspraak op afdrachtvermindering onderwijs heeft bestaan.

19. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres met de door haar overgelegde stukken en haar verklaring ter zitting aannemelijk gemaakt dat de werknemers feitelijk alle onderdelen van het lesprogramma hebben gevolgd en de beroepsopleiding met een diploma hebben afgerond. Daartoe overweegt de rechtbank dat:

- de overeenkomst zoals die tussen eiseres en ROC WB is gesloten, is overgelegd;

- de door de deelnemers behaalde diploma’s zijn overgelegd, waardoor is vastgesteld dat de daadwerkelijk gevolgde opleiding de BBL-opleiding is waarover in de overeenkomst wordt gesproken;

- in de POK’s die zijn overgelegd wordt vermeld dat het een Crebo-opleiding betreft;

- de praktijkovereenkomsten bepalingen bevatten over de praktijkbegeleiding zoals bedoeld in artikel 7.2.8 van de WEB;

- het vermelde aantal uren studiebelasting weliswaar niet overeenkomt met de genormeerde studiebelasting (1.600) zoals vermeld op de ‘Crebolijst opleidingsdomeinen, kwalificatiedossiers en kwalificaties’, maar dat een afwijking van deze normatieve studieduur niet op voorhand uitgesloten is;

- eiseres aannemelijk heeft gemaakt dat er voldoende capaciteit voor de praktijkbegeleiding aanwezig was;

- eiseres gemotiveerd heeft weersproken dat het vak Duits door niemand is gevolgd, hetgeen ook is gebleken uit de overgelegde stukken.

De rechtbank concludeert dan ook dat eiseres voldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die aannemelijk maken dat de opleiding daadwerkelijk is gevolgd en dat daarmee aan de wettelijke voorwaarden voor de afdrachtvermindering onderwijs is voldaan.

20. Nu uit het voorgaande volgt dat eiseres voor het jaar 2010 in aanmerking komt voor de geclaimde afdrachtvermindering onderwijs en het jaar 2011 niet langer in geschil is, behoeft het overige door eiseres opgeworpen geschilpunt geen behandeling meer.

Hof

2.3

Naar ’s Hofs oordeel heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat de beroepspraktijkvorming van de beroepsopleiding is gevolgd, waardoor zij geen recht heeft op afdrachtvermindering onderwijs:

7.8.

Het Hof is van oordeel dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de werknemers de beroepspraktijkvorming, zijnde onderricht in de praktijk van het beroep, behorend bij de beroepsbegeleidende leerweg van de opleiding Chauffeur goederenvervoer hebben gevolgd. Dat de werknemers niet het onder 3.5 vermelde CCV vakbekwaamheidstraject, maar een op maat gemaakt, aangepast programma zouden volgen, brengt het Hof - anders dan de Inspecteur betoogt - niet reeds tot het oordeel dat de overeengekomen opleiding niet de crebo-opleiding Chauffeur goederenvervoer betreft. De wet laat naar het oordeel van het Hof toe dat werknemers die, gelet op hun beroepservaring en/of eerder door hen gevolgde opleiding(en), al over in het CCV vakbekwaamheidstraject onderwezen kennis en getrainde vaardigheden beschikken, een verkort, op hun vooropleiding en ervaring afgestemd, opleidingsprogramma kunnen volgen. Belanghebbende heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat de werknemers de volgens de Studiewijzer bij het verkorte opleidingsprogramma behorende 640 uur beroepspraktijkvorming daadwerkelijk hebben genoten, laat staan de 1800 uur aan praktijkvorming zoals vermeld in de praktijkovereenkomsten. Daarbij weegt het Hof het volgende mee. Belanghebbende had voor 30 werknemers slechts één praktijkopleider, [A] , aangesteld. Van begeleiding vanuit de onderwijsinstelling blijkt niets uit het dossier. Uit de stukken van het geding volgt niet dat de werknemers - afgezien van de door Verkeersschool [C] verzorgde modules - praktijklessen in het kader van de opleiding hebben genoten. De door Verkeersschool [C] verzorgde modules zijn apart gefactureerd (en gesubsidieerd). De Inspecteur heeft naar het oordeel van het Hof aannemelijk gemaakt dat deze modules, die slechts 35 uur in beslag namen, niet tot de basisberoepsopleiding Chauffeur Goederenvervoer niveau 2, crebo 91830 (zie onder 3.5) behoren. Het betreft nascholingsmodules die - anders dan de basisberoepsopleiding - niet zijn gericht op het aanleren van basisvaardigheden doch op de verdere ontwikkeling van die vaardigheden.

7.9

De omstandigheden dat beoordeling van opdrachten en examinering hebben plaatsgevonden en dat 28 werknemers het diploma van de basisberoepsopleiding hebben behaald, brengen het Hof niet tot een ander oordeel. Deze omstandigheden kunnen de daaraan door belanghebbende verbonden conclusie dat voorafgaand aan de beoordeling en examinering beroepspraktijkvorming in het kader van de basisberoepsopleiding heeft plaatsgevonden, niet dragen.

7.10

Gelet op het voorgaande heeft belanghebbende geen recht op toepassing van de af- drachtvermindering onderwijs. Hetgeen belanghebbende voor het overige heeft aangevoerd, leidt het Hof niet tot een ander oordeel.

3 Het geding in cassatie

3.1

Belanghebbende komt thans in cassatie op tegen de navolgende zes oordelen van het Hof.

3.2 (1) ’

s Hofs oordeel dat de beroepspraktijkvorming niet is gevolgd, is naar belanghebbendes mening onbegrijpelijk. Het Hof heeft daarbij over het hoofd gezien dat de beroepsbegeleidende leerweg volgens het competentiegerichte onderwijs een scholing van de werknemer in de praktijk inhoudt, waarbij hij zich door middel van ‘werkend leren’ in de kerntaken en werkprocessen van het mbo-kwalificatiedossier ontwikkelt en bekwaamt, aldus belanghebbende. Zij stelt dat genoeg beroepspraktijkvorming heeft plaatsgevonden, gelet op het met goed gevolg voltooien van de beroepsopleiding. Daarvoor is geen vereiste dat de afgesproken 640 uur beroepspraktijkvorming is gevolgd. Een normatieve studieduur is géén minimale studieduur, stelt zij.

3.3 (2)

Naar ’s Hofs oordeel had belanghebbende voor dertig werknemers slechts één praktijkopleider aangesteld. Volgens belanghebbende was de door het Hof genoemde persoon een praktijkbegeleider (in de zin van artikel 7.2.8, lid 3, WEB). De praktijkopleiding kwam voor rekening van de onderwijsinstelling. Het Hof heeft nagelaten te onderbouwen waarom één praktijkbegeleider op dertig werknemers onvoldoende is.

3.4 (3)

Van begeleiding door de onderwijsinstelling is uit het dossier niets gebleken, aldus het Hof. Volgens belanghebbende blijkt anders uit productie 3 bij haar verweerschrift in hoger beroep.

3.5 (4) ’

s Hofs oordeel dat uit de stukken van het geding niet volgt dat de werknemers – afgezien van de door de Verkeersschool [C] verzorgde modules – praktijklessen in het kader van de opleiding hebben genoten, miskent dat het praktijkdeel ook kan bestaan uit (i) het uitvoeren van beroepspraktijkvormingsopdrachten en (ii) het opdoen van praktijkervaring met de in de opleiding aangeleerde competenties door ‘werkend leren’ in de praktijk.

3.6 (5)

Het Hof heeft in zijn overwegingen meegenomen dat de door Verkeersschool [C] verzorgde modules apart zijn gefactureerd en gesubsidieerd, zonder te onderbouwen waarom dit relevant is voor de beoordeling van het geschil. ’s Hofs oordeel dat de Inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat die modules niet behoren tot de basisberoepsopleiding Chauffeur goederenvervoer, niveau 2, is volgens belanghebbende onjuist.

3.7 (6)

Belanghebbende meent dat de bevoegdheid tot het inhoudelijk beoordelen van een beroepsopleiding bij de Onderwijsinspectie ligt en de belastingdienst/-rechter de wettelijk erkende mbo-diploma’s fiscaal niet kan negeren.

4 Afdrachtvermindering onderwijs

3 registers met erkende onderwijsinstellingen

5 Beschouwing WVA

6 Behandeling van de middelen

7 Conclusie