Parket bij de Hoge Raad, 13-12-2022, ECLI:NL:PHR:2022:1197, 21/01163
Parket bij de Hoge Raad, 13-12-2022, ECLI:NL:PHR:2022:1197, 21/01163
Gegevens
- Instantie
- Parket bij de Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 13 december 2022
- Datum publicatie
- 16 december 2022
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:PHR:2022:1197
- Formele relaties
- Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2023:123
- Zaaknummer
- 21/01163
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Profijtontneming. OM-cassatie. Nihilstelling van de ontnemingsvordering op de grond dat de betrokkene geen voordeel heeft genoten dat afkomstig is van de delicten. De betrokkene werd door zijn cliënten immers betaald ongeacht of hij de aangifte juist of onjuist invulde, aldus het hof. Beschouwingen over de ontneming van 'negatief belang' of 'positief belang', en over de vrijheid van de ontnemingsrechter bij het schatten van het wvv. Conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
Conclusie
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer21/01163 P
Zitting 13 december 2022
CONCLUSIE
D.J.C. Aben
In de zaak
[betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1950,
hierna: de betrokkene.
Inleiding
1. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, heeft bij arrest van 3 maart 2021 het vonnis waarvan beroep vernietigd en de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen.
2. Er bestaat samenhang met de zaak 21/01190 (de strafzaak tegen de betrokkene). In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
3. Het cassatieberoep is ingesteld door de advocaat-generaal bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. W.J.V. Spek, advocaat-generaal, heeft bij schriftuur één middel van cassatie voorgesteld. M.M.A.J. Goris, advocaat te Rotterdam, heeft namens de betrokkene het middel van cassatie schriftelijk tegengesproken.
4. Het middel keert zich met een rechtsklacht en een motiveringsklacht tegen de afwijzing van de ontnemingsvordering.
De hoofdzaak
5. In de strafzaak waarvan deze ontnemingszaak een aanhangsel is, heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de betrokkene bij arrest van 3 maart 2021 veroordeeld wegens onder meer valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, begaan in de periode van 1 januari 2011 tot en met 1 december 2015. Het hof heeft in de hoofdzaak vastgesteld dat de betrokkene als belastingadviseur in de aangiftes voor de inkomstenbelasting over de jaren 2010 tot en met 2014 op naam van vijf verschillende cliënten telkens te hoge, onjuiste of fictieve kosten als aftrekpost heeft opgenomen, zoals zorgkosten, studiekosten en giften.