Home

Parket bij de Hoge Raad, 02-06-2023, ECLI:NL:PHR:2023:563, 21/04213

Parket bij de Hoge Raad, 02-06-2023, ECLI:NL:PHR:2023:563, 21/04213

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
2 juni 2023
Datum publicatie
22 juni 2023
ECLI
ECLI:NL:PHR:2023:563
Zaaknummer
21/04213

Inhoudsindicatie

Is het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) bevoegd onderzoek te verrichten in een derde land zonder dat een overeenkomst voor administratieve samenwerking en wederzijdse bijstand met dat land is gesloten? Wat is het gevolg van een eventuele onbevoegdheid voor de bewijskracht van gegevens die tijdens het onderzoek zijn verkregen?

De zaak betreft de herkomst van zonnepanelen die in Nederland in het vrije verkeer zijn gebracht. Van deze goederen, die zijn aangegeven met als land van oorsprong Taiwan, wordt vermoed dat zij in Taiwan enkel zijn overgeladen en in werkelijkheid van Chinese oorsprong zijn. OLAF heeft in Taiwan onderzoek gedaan naar de herkomst van zonnepanelen. Naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek door OLAF heeft de Inspecteur zich op het standpunt gesteld dat de onderhavige zonnepanelen van Chinese oorsprong zijn. Hij heeft hierop aan belanghebbende, in wiens naam en voor wiens rekening de zonnepanelen zijn aangegeven voor het brengen in het vrije verkeer, een uitnodiging tot betaling uitgereikt.

De Rechtbank heeft vooropgesteld dat het terzijde stellen van de bevindingen van een onderzoeksmissie door OLAF dusdanig ingrijpend is, dat dit in het algemeen slechts gerechtvaardigd zal zijn indien de door belanghebbende aangevoerde grieven tegen de bevindingen van de onderzoeksmissie van OLAF dermate ernstig zijn, dat geen geloofwaardigheid aan de bevindingen van OLAF (meer) kan worden toegekend. Naar het oordeel van de Rechtbank is daarvan in dit geval sprake.

Het Hof komt tot een andere conclusie, namelijk dat de Inspecteur is geslaagd in de bewijslast dat de goederen van Chinese oorsprong zijn. Het Hof verwerpt verder het standpunt van belanghebbende dat OLAF niet bevoegd is om een onderzoek in te stellen in een derde land als daaraan geen overeenkomst voor samenwerking en wederzijdse bijstand aan ten grondslag ligt. Het Hof overweegt in verband daarmee legt daaraan ten grondslag dat OLAF afhankelijk is van de (vrijwillige) medewerking van de Taiwanese autoriteiten en bedrijven die in dit geval (deels) deze medewerking hebben verleend, en dat het bepaalde in art. 3(1) van Verordening (EU) nr. 883/2013 en art. 19 van Verordening (EG) nr. 515/97 aan deze gang van zaken niet in de weg staat.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en vijf middelen voorgesteld. Middel I en II behelzen de klacht dat OLAF zonder juridische grondslag onderzoek in Taiwan heeft verricht. Dit zou volgens de middelen ertoe moeten leiden dat de door OLAF vergaarde informatie niet als bewijs mag worden aangevoerd in de onderhavige procedure. Middel III behelst de klacht dat het Hof ten onrechte een specifiek bewijsstuk, bestaande uit een Excel-bestand, in zijn oordeel heeft betrokken nu dat bestand gedurende de procedure diverse keren is aangepast, gewijzigd en aangevuld. De onderliggende brondocumenten op basis waarvan het Excel-bestand zou zijn opgesteld zijn niet beschikbaar gesteld. Middel IV richt zich tegen een drietal overwegingen van het Hof die een bewijsoordeel van het Hof behelzen ten aanzien van de vraag of een koppeling bestaat tussen de in Taiwan ingevoerde en vermeend uitgevoerde zonnepanelen. Middel V is een zogenoemde “veeggrief”, die niet zelfstandig een klacht bevat maar verwijst naar de eerdere cassatiemiddelen.

In de conclusie die de A-G vandaag neemt in een samenhangende zaak met nummer 21/04169, gaat zij in op (i) de bevoegdheid van OLAF om onderzoek te verrichten in een derde land als met dat land geen overeenkomst voor administratieve samenwerking en wederzijdse bijstand is gesloten, (ii) de gevolgen van een eventuele onbevoegdheid voor de toelaatbaarheid de door OLAF vergaarde informatie als bewijs, en (iii) de bewijskracht die aan een missierapport van OLAF kan worden toegekend. In de conclusie in deze zaak behandelt zij alleen nog de motiveringsklachten.

In de conclusie in de samenhangende zaak komt A-G Ettema tot de slotsom dat OLAF bevoegd was onderzoek te verrichten in Taiwan. Voor het geval de Hoge Raad meent dat hierover gerede twijfel bestaat, concludeert de A-G dat, ook bij een onbevoegd gedaan onderzoek, geen reden is de door OLAF verkregen gegevens uit te sluiten als bewijs. In de conclusie in deze zaak komt de A-G tot de slotsom dat ook de motiveringklachten moeten worden verworpen.

A-G Ettema geeft de Hoge Raad in overweging het beroep in cassatie ongegrond te verklaren.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer 21/04213

Datum 2 juni 2023

Belastingkamer A

Onderwerp/tijdvak Douanerecht, mei-juli 2014

Nr. Gerechtshof 19/01310

Nr. Rechtbank HAA 16/4430

CONCLUSIE

C.M. Ettema

In de zaak van

[X] B.V.

tegen

de staatssecretaris van Financiën

1 Overzicht

1.1

Deze zaak betreft de herkomst van zonnepanelen die in Nederland in het vrije verkeer zijn gebracht. Van deze goederen, die zijn aangegeven met als land van oorsprong Taiwan, wordt vermoed dat zij in Taiwan enkel zijn overgeladen en in werkelijkheid van Chinese oorsprong zijn.

1.2

Ter zake van zonnepanelen met land van oorsprong China worden in beginsel zogenoemde antidumpingrechten1 en compenserende rechten2 geheven. Die rechten kunnen oplopen tot zeer hoge bedragen, zodat het loont om de echte herkomst van dergelijke goederen te verhullen. Als fraude plaatsvindt met betrekking tot deze rechten zijn er directe gevolgen voor de eigen middelen van de Europese Unie. Douanerechten behoren immers tot de traditionele eigen middelen van de Unie.3 De Unie beschikt over eigen bevoegdheden om dergelijke frauduleuze handelingen te bestrijden.

1.3

Het Europees Bureau voor fraudebestrijding, ook wel aangeduid als OLAF4, heeft in dat verband bijzondere taken en bevoegdheden. Zij vervult taken op het gebied van fraudebestrijding door onder meer (onafhankelijk) onderzoek te doen naar fraude en corruptie met EU-middelen.5 In deze zaak heeft OLAF in Taiwan onderzoek gedaan naar de herkomst van zonnepanelen.

1.4

Naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek door OLAF heeft de Inspecteur zich op het standpunt gesteld dat de onderhavige zonnepanelen van Chinese oorsprong zijn. Hij heeft aan belanghebbende, in wiens naam en voor wiens rekening de zonnepanelen zijn aangegeven voor het brengen in het vrije verkeer, een uitnodiging tot betaling uitgereikt.

1.5

De Inspecteur heeft ook een uitnodiging tot betaling uitgereikt aan de Chinese producent en exporteur van de zonnepanelen. Dit is de belanghebbende in de zaak die bij de Hoge Raad bekend is onder nummer 21/04169. In die zaak neem ik een separate conclusie.

1.6

In die conclusie ga ik in op (i) de bevoegdheid van OLAF om onderzoek te verrichten in een derde land als met dat land geen overeenkomst voor administratieve samenwerking en wederzijdse bijstand is gesloten, (ii) de gevolgen van een eventuele onbevoegdheid voor de toelaatbaarheid de door OLAF vergaarde informatie als bewijs, en (iii) de bewijskracht die aan een missierapport van OLAF kan worden toegekend. Ik behandel in de conclusie in deze zaak alleen nog de motiveringsklachten.

Inhoudsindicatie

1.7

Onderdeel 2 van deze conclusie bevat een weergave van de feiten en het geding in feitelijke instanties en onderdeel 3 van het geding in cassatie. In onderdeel 4 behandel ik een aantal motiveringsklachten.

1.8

Ik geef de Hoge Raad in overweging het beroep van belanghebbende ongegrond te verklaren.

2 De feiten en het geding in feitelijke instantie

2.1

In de periode van 12 mei 2014 tot en met 8 juli 2014 zijn, afwisselend door twee bedrijven, in naam en voor rekening van belanghebbende in totaal 21 aangiften voor het brengen in het vrije verkeer gedaan van – kort gezegd – zonnepanelen met land van oorsprong en verzending Taiwan.

2.2

Op 21 april 2015 heeft OLAF een zogenaamd missierapport uitgebracht naar aanleiding van een onderzoeksmissie in Taiwan. De EU en Taiwan hebben geen overeenkomst voor administratieve samenwerking en wederzijdse bijstand gesloten.

2.3

Annex 3 van het missierapport houdt in dat in april en mei 2014 in Taiwan aangifte is gedaan ter zake van de uitvoer van zonnepanelen naar de EU. De uitvoeraangiften (hierna ook: D5-uitvoeraangiften) zijn gekoppeld aan in april en mei 2014 gedane aangiften voor de invoer (hierna ook: L1-invoeruitgiften) van zonnepanelen in Taiwan, waarvan het land van oorsprong telkens China is. Op grond hiervan heeft de Inspecteur zich op het standpunt gesteld dat de onderhavige zonnepanelen van Chinese oorsprong zijn. De Inspecteur heeft op 13 augustus 2015 aan belanghebbende een uitnodiging tot betaling (utb) uitgereikt.

2.4

De Inspecteur heeft eveneens een utb uitgereikt aan de in China gevestigde producent van de zonnepanelen. Dit is de belanghebbende in de zaak die bij de Hoge Raad bekend is onder nummer 21/04169.

Het geding in eerste aanleg

2.5

De rechtbank Noord-Holland6 (de Rechtbank) heeft vooropgesteld dat het terzijde stellen van de bevindingen van een onderzoeksmissie door OLAF dusdanig ingrijpend is, dat dit in het algemeen slechts gerechtvaardigd zal zijn indien de door belanghebbende aangevoerde grieven tegen de bevindingen van de onderzoeksmissie van OLAF dermate ernstig zijn, dat geen geloofwaardigheid aan de bevindingen van OLAF (meer) kan worden toegekend.

2.6

Naar het oordeel van de Rechtbank kan in dit geval geen geloofwaardigheid aan de bevindingen van de OLAF worden toegekend. De scheepsbewegingen die belanghebbende heeft overgelegd ontkrachten namelijk dat de zonnepanelen van ( [Q] ) China naar Taiwan zijn verscheept. De Inspecteur heeft daarom niet aannemelijk gemaakt dat de onderhavige zonnepanelen de oorsprong China hebben, aldus de Rechtbank.

Het geding in hoger beroep

2.7

Het gerechtshof Amsterdam7 (het Hof) constateert dat de Rechtbank in dezelfde samenstelling op dezelfde dag twee uitspraken heeft gedaan betreffende dezelfde douaneschuld, waarbij zij tot een verschillend oordeel is gekomen. Naar het Hof begrijpt, is dit verschil in uitkomst terug te voeren op de omstandigheid dat de Inspecteur in de samenhangende zaak wel is geslaagd in de bewijslast dat de goederen van Chinese oorsprong zijn, maar in deze zaak niet. Naar het oordeel van het Hof heeft de Inspecteur echter met hetgeen hij heeft aangevoerd en de daarbij overgelegde bijlagen de door belanghebbende in eerste aanleg betrokken stelling dat van vervoer van China naar Taiwan geen sprake zou zijn, voldoende gemotiveerd weerlegd.8

2.8

Het Hof verwerpt verder het standpunt van belanghebbende dat OLAF niet bevoegd is een onderzoek in te stellen in een derde land als daaraan geen overeenkomst voor samenwerking en wederzijdse bijstand ten grondslag ligt. Het Hof overweegt in verband daarmee dat OLAF afhankelijk is van de (vrijwillige) medewerking van de Taiwanese autoriteiten en bedrijven die in dit geval (deels) deze medewerking hebben verleend, en dat het bepaalde in art. 3(1) van Verordening (EU) nr. 883/2013 en art. 19 van Verordening (EG) nr. 515/979 aan deze gang van zaken niet in de weg staat.

2.9

Ter zake van de oorsprong overweegt het Hof als volgt. De Taiwanese douane heeft OLAF informatie verstrekt uit haar aangiftesystemen. Gegevens uit de aangiften tot uitslag (D5-uitvoeraangiften) zijn op containerniveau gekoppeld aan de daarmee corresponderende aangiften tot inslag (L1-invoeraangiften). Het Hof twijfelt niet eraan dat de Taiwanese douane deze koppeling kan maken. Het Hof neemt deze informatie uit de aangiftesystemen rechtstreeks in aanmerking en verwerpt het standpunt van belanghebbende dat deze gegevens niet als bewijs kunnen worden aanvaard. Het Hof is van oordeel dat de Inspecteur met deze aangiftegegevens van de Taiwanese douane voor alle 20 na de uitspraak op bezwaar nog in geschil zijnde aangiften ten invoer heeft voldaan aan de op hem rustende bewijslast dat de ingevoerde zonnepanelen van Chinese oorsprong zijn.

2.10

Het Hof overweegt ten aanzien van de aangiften met volgnummers LJN NL0168, LJN NL0181 en (deels) LJN NL0183 dat het de Inspecteur niet vrij staat terug te komen op het door hem ter zitting bij de Rechtbank ingenomen standpunt dat de uitnodiging tot betaling moet worden verminderd. Het Hof vermindert dienovereenkomstig de uitnodiging tot betaling.

3 Het geding in cassatie

3.1

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en vijf middelen voorgesteld. Middel I en II behelzen de klacht dat OLAF zonder juridische grondslag onderzoek in Taiwan heeft verricht. Dit zou volgens de middelen ertoe moeten leiden dat de door OLAF vergaarde informatie niet als bewijs mag worden aangevoerd in de onderhavige procedure. Het Hof heeft het bewijs ten onrechte niet buiten beschouwing gelaten, aldus die middelen.

3.2

Middel III behelst de klacht dat het Hof ten onrechte een specifiek bewijsstuk, bestaande uit een Excel-bestand, in zijn oordeel heeft betrokken nu dat bestand gedurende de procedure diverse keren is aangepast, gewijzigd en aangevuld. De Inspecteur heeft nagelaten helderheid te verschaffen over de herkomst van dit bestand en de informatie waarop het is gebaseerd. De onderliggende brondocumenten op basis waarvan het Excel-bestand zou zijn opgesteld zijn niet beschikbaar gesteld. Belanghebbende betwist de authenticiteit van het Excel-bestand. Middel IV richt zich tegen een drietal overwegingen van het Hof die een bewijsoordeel van het Hof behelzen ten aanzien van de vraag of er een koppeling bestaat tussen de in Taiwan ingevoerde en vermeend uitgevoerde zonnepanelen. Middel V is een zogenoemde “veeggrief”, die niet zelfstandig een klacht bevat maar verwijst naar de eerdere cassatiemiddelen.

3.3

De staatssecretaris van Financiën (de Staatssecretaris) heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. De Staatssecretaris heeft ervan afgezien te dupliceren.

3.4

Uit onderdelen 2 tot en met 6 in de conclusie die ik vandaag neem in de zaak met nummer 21/04169, volgt dat de middelen I en II falen voor zover zij betogen dat als gevolg van de onbevoegdheid van OLAF de tijdens de onderzoeksmissie vergaarde informatie niet als bewijs mag worden aangevoerd in de onderhavige procedure.

4 Diverse motiveringsklachten

5 Conclusie