Home

Rechtbank Amsterdam, 05-07-2007, BB2673, 06/1503

Rechtbank Amsterdam, 05-07-2007, BB2673, 06/1503

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
5 juli 2007
Datum publicatie
27 september 2007
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2007:BB2673
Zaaknummer
06/1503

Inhoudsindicatie

Precariobelasting oprit parkeergarage moet geheven worden van de huurder als meest belanghebbende.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 06/1503

Uitspraakdatum: 5 juli 2007

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

X B.V., gevestigd te Z, eiseres,

gemachtigde: A

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Verweerder heeft aan eiseres voor de jaren 2003 en 2004 aanslagen Precariobelasting met dagtekening 31 juli 2005 opgelegd.

1.2. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft verweerder bij uitspraak van 9 december 2005 het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3. Eiseres heeft daartegen bij brief van 13 januari 2006, ontvangen bij de rechtbank op 16 januari 2006, beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.

1.4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 maart 2007 te Amsterdam.

Namens eiseres zijn verschenen A en B.

Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door C.

De rechtbank heeft het onderzoek hierna gesloten.

Bij brief van 16 maart 2007 is aan partijen meegedeeld dat de rechtbank het onderzoek heeft heropend. Partijen hebben desgevraagd bij brief nadere informatie verschaft, welke brieven in afschrift aan de wederpartij zijn verzonden.

Partijen hebben meegedeeld dat een nadere zitting achterwege kan blijven.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Eiseres is eigenaar van de parkeergarage “X”, gelegen aan a-straat 1 te Q.

2.2. Tot de stukken van het geding behoort een kopie van een huurovereenkomst, ondertekend op 26 juli 2001, waaruit blijkt dat eiseres de parkeergarage verhuurt aan Y B.V., gevestigd te Z.

2.3. Om de parkeergarage te kunnen bereiken moeten automobilisten gebruik maken van de hellingbaan waarvan de toegang in de jaren 2003 en 2004 was gelegen in de b-straat 1.

De gemeente Hilversum was in deze jaren eigenaar van deze hellingbaan, welke was gelegen deels boven het perceel met de kadastrale aanduiding Q, N nummer 8515 en deels boven het perceel met de kadastrale aanduiding Q, N nummer 8516.

Perceel 8515 is op 3 maart 2004 door de gemeente Hilversum in eigendom overgedragen aan een derde, het perceel 8516 is geheel 2003 en 2004 eigendom van de gemeente Hilversum geweest.

3. Geschil

Tussen partijen is in geschil of de aanslagen in de precariobelasting terecht aan eiseres zijn opgelegd.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Ingevolge artikel 228 van de Gemeentewet kan ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, een precariobelasting worden geheven.

4.2. De artikelen 2 en 3 van zowel de Verordening op de heffing en de invordering van Precariobelasting 2003 als de Verordening op de heffing en de invordering van Precariobelasting 2004 (hierna: de verordeningen) luiden als volgt:

‘Artikel 2. Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond.

Artikel 3. De precariobelasting wordt geheven van degene die één of meer voorwerpen heeft onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, dan wel van degene ten behoeve van wie die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond worden aangetroffen.’

4.3. Vast staat dat de hellingbaan wordt gebruikt door automobilisten die van de bij eiseres in eigendom zijnde parkeergarage gebruik maken. Partijen hebben geen duidelijkheid kunnen verschaffen omtrent de aan het gebruik van de hellingbaan ten grondslag liggende titel.

Op grond van de overgelegde “kadastrale berichten object”, situatietekening en foto’s, alsmede de ter zitting door partijen gegeven toelichting is naar het oordeel van de rechtbank vanwege dit gebruik van de hellingbaan sprake van het hebben van een voorwerp boven gemeentegrond. De stelling van eiseres dat de hellingbaan openbaar gebied is wordt verworpen op grond van het feit dat deze is afgesloten door middel van slagbomen en derhalve niet vrij toegankelijk is.

4.4. Tussen partijen is niet in geschil dat de oppervlakte van hellingbaan 1140 m² bedraagt. Partijen verschillen van mening over de vraag of de gehele hellingbaan boven gemeentegrond ligt, dan wel een gedeelte ervan.

Tot 3 maart 2004 was de gemeente Hilversum eigenaar van de in 2.3. vermelde percelen 8515 en 8516. Van 1 januari 2003 tot 3 maart 2004 was de gehele hellingbaan dan ook gelegen boven gemeentegrond.

Verweerder heeft onweersproken gesteld dat 251 m² van de totale oppervlakte van de hellingbaan is gelegen boven het perceel 8515, dat met ingang van 3 maart 2004 geen gemeentegrond meer is. De heffingsmaatstaf voor de periode 1 januari 2003 tot 3 maart 2004 is derhalve 1140 m² en voor de periode 3 maart 2004 tot en met 31 december 2004 889 m².

4.5. De stelling van eiseres dat de gemeentegrond waarboven de hellingbaan is gelegen niet voor de openbare dienst bestemd is wordt verworpen. Uit de overgelegde foto’s blijkt dat deze grond voor een ieder vrij toegankelijk is.

4.6. Ten aanzien van de belastingplicht is de rechtbank van oordeel dat zowel eiseres als de huurder van de parkeergarage kunnen worden aangemerkt als degene die een voorwerp boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft. Als belastingplichtige dient echter te worden beschouwd degene wiens belang het meest op de voorgrond treedt. Voor het maken van de beoordeling wie belastingplichtige is zijn de volgende omstandigheden van belang.

De hellingbaan vormt de enige toegang tot de parkeergarage, zodat het gebruik en de exploitatie van de parkeergarage zonder het gebruik van deze hellingbaan onmogelijk is.

Op grond van artikel 2 van de huurovereenkomst, jo. artikel 9.2.3. van de algemene bepalingen huurovereenkomst kantoorruimte en andere bedrijfsruimte, draagt de huurder zorg voor en draagt de kosten van het schoonhouden van onder meer de hellingbaan.

Het belang van de huurder van de parkeergarage treedt hierdoor het meest op de voorgrond, zodat deze huurder als belastingplichtige voor de heffing van precariobelasting is aan te merken.

De aanslagen zijn derhalve ten onrechte aan eiseres opgelegd.

4.7. Dit leidt tot de conclusie dat het beroep gegrond is.

5. Proceskosten

De rechtbank vindt aan¬lei¬ding verweerder te veroordelen in de kos¬ten die eiseres in verband met de behande¬ling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 644,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322,- en een wegingsfactor 1).

6. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vernietigt de aanslagen;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 644, en wijst de gemeente Hilversum aan dit bedrag aan eiseres te voldoen;

- gelast dat de gemeente Hilversum het door eiseres betaalde griffierecht van € 276,- vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan op 5 juli 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. R.G. Kemmers, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Wismeijer, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.