Home

Rechtbank Amsterdam, 10-11-2008, BK9118, 08/4038

Rechtbank Amsterdam, 10-11-2008, BK9118, 08/4038

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
10 november 2008
Datum publicatie
14 januari 2010
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2008:BK9118
Zaaknummer
08/4038

Inhoudsindicatie

Aanslag afvalstoffenheffing terecht opgelegd nu eiser als gevolg van een storing twee vuilniszakken naast de afvalcontainer heeft geplaatst. Opmerkingen van een medewerker van het stadsdeel zijjn onvoldoende voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel .

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 08/4038

Uitspraakdatum: 10 november 2008

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

X, wonende te Z, eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 18 april 2008 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser opgelegde aanslag afvalstoffenheffing van € 150.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2008.

Namens verweerder is verschenen A. Eiser is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 15 augustus 2008 aan X op het adres a-straat 1 te Amsterdam, onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Eiser is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Gronden

Aan eiser is een aanslag afvalstoffenheffing opgelegd omdat op 28 januari 2008 een tweetal vuilniszakken zijn aangetroffen die naast de voor afval bestemde vuilcontainer aan de a-straat te Amsterdam waren geplaatst. In deze vuilniszakken zijn adresgegevens van eiser aangetroffen. Per vuilniszak is een bedrag van € 75 gerekend.

Eiser stelt zich op het standpunt dat de aanslag moet worden vernietigd en heeft daartoe aangevoerd dat sedert de invoering van de ondergrondse elektronische vuilcontainer in 2006 er herhaaldelijk storingen zijn, zodat hij dan zijn vuilnis niet in de container kan deponeren. Eiser heeft telefonisch contact opgenomen met het stadsdeelkantoor aan de b-straat en is door een medewerker meegedeeld dat deze bekend was met de storingen en dat in het geval van storingen eiser zijn afval naast de vuilcontainer kan neerzetten. Ter ondersteuning van zijn stellingen heeft eiser een aantal foto’s overgelegd – gemaakt op verschillende dagen – waarop een ondergrondse vuilcontainer is te zien met daarnaast geplaatste vuilniszakken.

In artikel 15.33, eerste lid, van de Wet Milieubeheer is bepaald dat elke gemeente ter bestrijding van de kosten die voor haar verbonden zijn aan het beheer van huishoudelijke afvalstoffen een heffing kan instellen, waaraan kunnen worden onderworpen degenen die al dan niet krachtens een zakelijk of persoonlijk recht feitelijk gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Stadsdeel Amsterdam Noord heeft daartoe de Verordening Afvalstoffenheffing en reinigingsrecht bedrijfsvuil Stadsdeel Amsterdam Noord 2008 vastgesteld. In deze verordening is in artikel 5, lid 3, bepaald dat voor het incidenteel aan de openbare weg afhalen van huishoudelijke afvalstoffen die daar worden aangetroffen in afwijking van het bepaalde bij of krachtens de Afvalstoffenverordening, per collo een tarief van € 75 is verschuldigd.

Niet in geschil is dat eiser op 28 februari 2008 twee vuilniszakken naast de voor afval bestemde vuilcontainer heeft gedeponeerd. De aanslag is dan ook in overeenstemming met het bepaalde in de verordening opgelegd.

De rechtbank begrijpt de grieven van eiser aldus dat hij zich beroept op het vertrouwensbeginsel. Verweerder betwist dat een medewerker van het Stadsdeel de door eiser gestelde mededeling heeft gedaan. In dat verband heeft verweerder erop gewezen dat de medewerkers van het Stadsdeel zijn geïnstrueerd om via de telefoon doorgegeven storingen direct door te geven aan de storingsdienst zodat deze uiterlijk binnen vier uur de storing kan verhelpen. De instructie luidt voorts dat personen die bellen wordt gezegd dat zij hun vuilnis weer terug naar huis moeten nemen of in de dichtstbijzijnde andere vuilcontainer moeten deponeren. Daarnaast heeft verweerder aangevoerd dat het niet functioneren van een vuilcontainer geen vrijbrief is om vuilnis naast de container te plaatsen.

Gelet op de gemotiveerde betwisting door verweerder is de rechtbank van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hem door een medewerker van het Stadsdeel is meegedeeld dat hij zijn vuilnis naast de container kon plaatsen, zonder dat daarvoor een aanslag afvalstoffenheffing zou worden opgelegd.

Nu de aanslag, als gezegd, in overeenstemming met het bepaalde in de Afvalstoffenverordening is opgelegd, dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard.

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan op 10 november 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. L.F. Roseval, rechter, in tegenwoordigheid van E. Otten, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.