Home

Rechtbank Amsterdam, 09-07-2009, BK9376, 08/5992

Rechtbank Amsterdam, 09-07-2009, BK9376, 08/5992

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
9 juli 2009
Datum publicatie
2 februari 2010
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2009:BK9376
Zaaknummer
08/5992

Inhoudsindicatie

Bouwleges. Belastbaar feit in behandeling nemen aanvraag bouwvergunning. Heffingsmaatstaf bouwkosten. Bouwsom voor gehele bouwproject, zoals namens eiser opgegeven in vergunningaanvraag, inclusief niet vergunningplichtige delen, wordt in aanmerking genomen bij berekening leges.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 08/5992

Uitspraakdatum: 9 juli 2009

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

X te Z, eiseres,

Gemachtigde: A,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, stadsdeel Centrum, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Verweerder heeft aan eiseres een aanslag bouwleges, gedagtekend 31 maart 2008, opgelegd ten bedrage van € 38.079.

1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 4 augustus 2008 de aanslag gehandhaafd.

1.3. Eiseres heeft daartegen bij brief van 10 september 2008, ontvangen bij de rechtbank op 11 september 2008, beroep ingesteld.

1.4. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 april 2009. Namens eiseres zijn daar verschenen A, B en C. Namens verweerder is verschenen D.

De rechtbank heeft in het door eiser na sluiting van het onderzoek gedane aanbod om E, ambtenaar van de gemeente Amsterdam, te horen, geen aanleiding gezien om het onderzoek te heropenen.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Verweerder heeft op 21 mei 2007 van eiser een aanvraag voor een reguliere bouwvergunning ontvangen in verband met bouwwerkzaamheden aan het pand A-straat 542-548 te Amsterdam. De aanvraag is namens eiseres ingediend door aannemingsbedrijf F. In de aanvraag is bij vraag 4 vermeld dat de bouwwerkzaamheden bestaan in het gedeeltelijk vernieuwen van toiletruimtes in verband met het bereikbaar maken van de schachten. Als toelichting daarop is vermeld: “T.b.v. het aanpassen van de hoofd E en W installatie, verder op verdieping –2 slopen van hsb wanden, (sloopvergunning = aangevraagd) tussen –2 en –1 het tijdelijk vergroten van de vloersparing ivm sloopafval, slopen en bouwen van een houten dakconstructie op de dakopbouw ten behoeve van het verwijderen van luchtbehandelingskanalen en inhijsen nieuwe apparatuur.” Bij vraag 8 van de aanvraag, luidende "Aanneemsom of raming van de kosten (exclusief BTW)" is vermeld

€ 1.200.000.

2.2. Voor het in behandeling nemen van genoemde vergunningaanvraag is aan eiseres een legesaanslag opgelegd ten bedrage van € 38.079. Deze aanslag is gebaseerd op de in de vergunningaanvraag vermelde bouwkosten excl. BTW van € 1.200.000.

2.3. Door eiseres is overgelegd een brief van F, gedagtekend 4 september 2008, waarin onder meer het volgende is opgenomen:

"Op uw verzoek hebben wij een controle uitgevoerd op het door ons deels ingevulde aanvraag document van de bouwvergunning voor de reeds uitgevoerde werkzaamheden aan het pand A-straat 542-548 zoals ons in opdracht is gegeven door X.

Ons is gebleken dat per abuis de gehele aanneemsom van het project is vermeld op de bouwaanvraag te weten € 1.187.500,00 excl. btw, echter hiermee is verzuimd de onderdelen welke betrekking hadden op de bouwvergunning uit te filteren.

Onder de vergunningsaanvraag zouden moeten vallen de onderdelen: asbestsanering / herstel en bereikbaar maken van de schachten t.b.v. het asbest, en het wijzigen van de technische ruimte op het dakvlak. De kosten die met deze reeds vergunde onderdelen gemoeid zijn bedragen € 126.000,00 excl. btw."

2.4. Het pand A-straat 542-548 is gelegen in een beschermd stadsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet 1988.

3. Geschil

3.1. In geschil is de hoogte van de aan eiseres in rekening gebrachte leges en, in het verlengde daarvan, de verbindendheid van de Verordening en de daarbij behorende Tarieventabel.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt, en van het verhandelde ter zitting.

3.3. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en primair tot vermindering van de aanslag tot een legesbedrag van € 6.115 en subsidiair en meer subsidiair - naar de rechtbank begrijpt - tot vermindering van de aanslag tot een legesbedrag van nihil.

3.4. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4. Beoordeling van het geschil

4.1.1. Ingevolge de artikelen 1 en 3, eerste lid van de Verordening op de heffing en invordering van Leges stadsdeel Amsterdam–Centrum 2004 ( hierna: de Verordening) in verbinding met de onderdelen 4.1 tot en met 4.1.1.2 van de bij de Verordening behorende Tarieventabel 2007 geldt als belastbaar feit het in behandeling nemen van een aanvraag om een (lichte of reguliere) bouwvergunning en wordt als maatstaf van heffing voor een legesaanslag als de onderhavige gehanteerd de bouwkosten.

4.1.2. Onderdeel 4.1.4.1 van de Tarieventabel 2007 verstaat onder bouwkosten: de aannemingssom als bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme administratieve voorwaarden voor uitvoering van werken 1989 (UAV 1989), voor het uit te voeren werk of, voor zover deze ontbreekt, een raming van de bouwkosten, de omzetbelasting daarin niet begrepen, als bedoeld in het normblad NEN 2631.

4.2.1. Eiseres stelt zich primair op het standpunt dat tot de bouwkosten in dit geval slechts mogen worden gerekend de kosten van de bouwwerkzaamheden waarvoor een vergunning vereist is, te weten asbestsanering/herstel, het bereikbaar maken van de schachten ten behoeve van het asbest en het wijzigingen van de technische ruimte op het dakvlak, en dat de geraamde bouwkosten daarom moeten worden gesteld op € 126.000. Het bedrag aan leges zou dan zijn € 6.115.

Verweerder is van mening dat het gaat om bouwwerkzaamheden aan een gebouw dat is gelegen in een gebied dat is aangewezen als beschermd stadsgezicht waarvoor een reguliere bouwvergunning moet worden aangevraagd en ook is aangevraagd, en dat daarom het volledige bedrag aan geschatte en opgegeven bouwkosten als heffingsmaatstaf in aanmerking moet worden genomen.

4.2.2. Eiseres heeft, blijkens de hiervoor onder 2.3. genoemde brief van Aannemingsbedrijf F. en haar verklaring dienaangaande ter zitting, een aanvraag ingediend voor een bouwvergunning voor het gehele bouwproject met vermelding van het volledige bedrag van de bouwkosten. Nu als belastbaar feit geldt het in behandeling nemen van een aanvraag om een bouwvergunning betekent dit dat de aanvraag zoals deze is ingediend, dus voor het gehele bouwproject, inclusief de daarin opgenomen niet vergunningplichtige delen, moet worden beoordeeld. Dit brengt mee dat voor de berekening van de leges moet worden uitgegaan van de in de aanvraag vermelde bouwsom van € 1.200.000. De omstandigheid, zoals eiseres stelt, dat het in de aanvraag opnemen van het gehele bouwproject in plaats van slechts de vergunningplichtige bouwactiviteiten, op een vergissing berust kan niet tot een ander oordeel leiden. Het primaire standpunt van eiseres dient derhalve te worden verworpen.

4.3.1. Eiseres stelt zich subsidiair op het standpunt dat het heffen van leges voor een bouwaanvraag voor een object dat is gelegen in een als beschermd stadsgezicht aangewezen gebied, zoals het onderhavige, in strijd is met het gelijkheidsbeginsel als beginsel van behoorlijk bestuur. Normaliter zijn vergunningvrije bouwwerken, zoals bij het onderhavige object het geval zou zijn wanneer het in een ander stadsdeel dan Centrum (en naar de rechtbank begrijpt: niet in een als beschermd stadsgezicht aangewezen gebied) zou zijn gelegen, en bouwwerkzaamheden die berusten op een aanschrijving, niet onderworpen aan de heffing van leges, aldus eiseres.

Dit betoog faalt, reeds omdat – naar tussen partijen niet in geschil is – het onderhavige bouwwerk anders dan de door eiseres vergeleken gevallen (in ieder geval deels) vergunningplichtig is en derhalve rechtens en feitelijk geen sprake is van gelijke of vergelijkbare gevallen.

4.3.2. Voor zover eiseres subsidiair betoogt dat sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel door het tarief van de leges voor de aanvraag van een lichte bouwvergunning gelijk te stellen met die voor een reguliere bouwvergunning, terwijl de werkzaamheden voor het verlenen van de beide soorten vergunningen verschillen al naar gelang van de aard van de aangevraagde vergunning, faalt dit eveneens. Een rechtstreeks verband tussen de hoogte van de leges en de omvang van de verstrekte dienst is immers niet vereist (vgl. HR 24 december 1997, nr. 32 569, BNB 1998/320). Het subsidiaire standpunt van eiseres dient derhalve eveneens te worden verworpen.

4.4.1. Eiseres stelt zich, naar de rechtbank begrijpt, meer subsidiair op het standpunt dat de Verordening en de daarbij behorende Tarieventabel in strijd zijn met de algemene rechtsbeginselen omdat daarin voor bouwleges geen tariefplafond wordt gehanteerd. Zij beoogt daarmee, naar de rechtbank begrijpt, het gevolg te verbinden dat de Verordening onverbindend wordt verklaard.

4.4.2. In artikel 229b van de Gemeentewet, gelezen in verbinding met artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van die wet, is bepaald dat de tarieven in een legesverordening zodanig moeten worden vastgesteld, dat de geraamde legesopbrengsten niet uitgaan boven de geraamde kosten van de aan de heffing van leges onderhevige door het gemeentebestuur verstrekte diensten (de zogenoemde “opbrengstlimiet”). De toets ter zake dient plaats te vinden met betrekking tot alle in de verordening opgenomen diensten gezamenlijk (HR 4 februari 2005, nr. 40 072, BNB 2005/113).

4.4.3. Uit de onderdelen 5.1 en 5.2 van de door verweerder verstrekte Programmabegroting 2007 van de gemeente Amsterdam, stadsdeel Centrum leidt de rechtbank af dat het kostendekkingspercentage van alle door het stadsdeel Centrum gehanteerde leges voor 2007 is begroot op 79% (en voor de bouwleges afzonderlijk op 93%). Nu derhalve de geraamde legesopbrengsten niet uitgaan boven de geraamde kosten van de aan de heffing van leges onderhevige diensten, moet worden geoordeeld dat geen sprake is van overschrijding van de opbrengstlimiet.

4.4.4. Voor zover eiseres in dit verband betoogt dat sprake is van een willekeurige en onredelijke heffing doordat de hoogte van de geheven leges niet in verhouding staat tot de redelijkerwijs met de behandeling van de vergunningaanvraag voor de gemeente gemoeide kosten, kan haar dit niet baten. Zoals in 4.3.2. is overwogen, hoeft geen rechtsreeks verband te bestaan tussen de hoogte van de in rekening gebrachte leges en de omvang van de dienst, of de kosten die daarmee gemoeid zijn. Bij het vaststellen van de legestarieven voor de onderscheiden groepen van diensten is de gemeentelijke wetgever in beginsel vrij. Het behoort tot zijn bevoegdheid om, indien hij dat gewenst acht, diensten van een bepaalde soort te onderwerpen aan een tarief dat slechts in geringe mate verband houdt met de hoogte van de aan de desbetreffende diensten voor de gemeente verbonden lasten, of sommige diensten zelfs in het geheel niet in de legesheffing te betrekken. Bij de tariefstelling geldt voor de gemeentelijke wetgever slechts de hiervoor genoemde opbrengstlimiet (HR 24 februari 2006, nr. 39 999, BNB 2006/173). Uit het voorgaande volgt dat, anders dan eiseres meent, geen rechtsplicht bestaat om voor de bouwleges afzonderlijk een tarieflimiet te hanteren.

4.4.5. Het in 4.4.3 en 4.4.4 overwogene brengt mee dat voor het onverbindend verklaren van de Verordening en de daarbij behorende Tarieventabel geen plaats is. Het meer subsidiaire standpunt van eiseres faalt derhalve eveneens.

4.5. De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting nog gesteld dat in een telefoongesprek van een medewerker van eiseres E van de gemeente Amsterdam heeft gezegd dat de legesheffing teruggedraaid zou worden. De rechtbank vat deze stelling op als een beroep op het vertrouwensbeginsel. Verweerder heeft deze stelling bestreden. Nu eiser deze stelling niet nader heeft onderbouwd, wordt deze door de rechtbank verworpen. Overigens is gesteld noch gebleken dat E bevoegd was om de beweerde toezegging te doen.

4.6. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 9 juli 2009 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. Chr.Th.P.M. Zandhuis, voorzitter, mr.drs. M.C.C. van de Schepop en mr. E. Jochem, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.J.M. de Jong, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.