Home

Rechtbank Amsterdam, 03-06-2010, BM6924, 08/3629 en 08/3630 (Alkmaar)

Rechtbank Amsterdam, 03-06-2010, BM6924, 08/3629 en 08/3630 (Alkmaar)

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
3 juni 2010
Datum publicatie
7 juni 2010
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2010:BM6924
Zaaknummer
08/3629 en 08/3630 (Alkmaar)

Inhoudsindicatie

precario, woonschip

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Sector Bestuursrecht

Zaaknummers: 08/3629 en 08/3630 PREGW

Uitspraak van de enkelvoudige kamer

in de zaak van:

[naam],

wonende te [plaatsnaam],

eiser,

gemachtigde E.P. Blaauw,

tegen

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam,

verweerder.

Ontstaan en loop van de zaak

Bij afzonderlijke besluiten van 31 augustus 2008 heeft verweerder aan eiser over de belastingjaren 2007 en 2008 aanslagen precariobelasting opgelegd van € 257,25 respectievelijk € 1.048,60 voor het innemen van ligplaats met zijn vaartuig [naam vaartuig] aan de [adres] te [plaatsnaam].

Bij afzonderlijke uitspraken op bezwaar van 28 oktober 2008 heeft verweerder de daartegen door eiser gemaakte bezwaren ongegrond verklaard en de opgelegde aanslagen gehandhaafd. Tegen deze uitspraken op bezwaar heeft eiser beroep ingesteld bij brief van

5 december 2008. De zaak over belastingjaar 2008 is geregistreerd onder zaaknummer 08/3629 en de zaak over belastingjaar 2007 is geregistreerd onder zaaknummer 08/3630.

De rechtbank heeft de zaken ter zitting gevoegd behandeld op 26 april 2009, waar eiser in persoon is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door mr. W. Bänziger en mr. A. van Meeteren.

Motivering

1. In geschil is of verweerder in de uitspraken op bezwaar de aan eiser opgelegde aanslagen precariobelasting terecht heeft gehandhaafd.

2. Eiser heeft betoogd dat verweerder niet bevoegd is om voor het innemen van een vaste ligplaats met zijn binnenvaartschip [naam vaartuig] aanslagen precariobelasting op te leggen. Daartoe heeft hij betoogd dat aan hem bij besluit van 1 augustus 2006 op grond van de oud schippersregeling ontheffing is verleend om met zijn schip een vaste ligplaats in te nemen aan de [adres] in de IJ-haven, zodat hij slechts kan worden aangeslagen voor havengelden. Eiser meent dat alleen woonschepen kunnen worden aangeslagen voor precariobelasting en dat zijn schip – een binnenvaartschip met een woongedeelte van beperkte omvang – niet als woonschip kan worden aangemerkt.

3. Verweerder heeft zich in de uitspraak op bezwaar op het standpunt gesteld dat eiser terecht is aangeslagen voor precariobelasting. Daartoe heeft verweerder overwogen dat precariobelasting is verschuldigd voor elk voorwerp dat zich op, onder of boven gemeentegrond bevindt. Verweerder is van mening dat het juiste tarief is toegepast, omdat in de Verordeningen precariobelasting Zeeburg 2007 en 2008 geen apart tarief is opgenomen voor belastingobjecten die vallen onder de oud-schippersregeling.

In het verweerschrift en ter zitting heeft verweerder nog toegevoegd dat eiser terecht niet is aangeslagen voor havengeld, omdat die heffing ziet op – in hoofdzaak – varende vaartuigen. Het schip van eiser is een – in hoofdzaak – stationerend schip en valt daarom onder de precariobelasting. Gelet op de toepasselijke categorie uit de tarieventabel, is niet relevant of het schip van eiser al dan niet als woonschip mag worden gekwalificeerd.

4.1. Ingevolge artikel 228 van de Gemeentewet kan ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, een precariobelasting worden geheven.

4.2. De hieronder weergegeven artikelen zijn gelijkluidend in de Verordening op de heffing en invordering van de precariobelasting van stadsdeel Zeeburg 2007 en 2008 (hierna gemakshalve gezamenlijk aangeduid als: de Verordening)

Ingevolge artikel 1, aanhef en onder 1, van de Verordening wordt voor de toepassing van deze verordening verstaan onder gemeentegrond: voor openbare dienst bestemde gemeentegrond.

Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Verordening, wordt op grond van deze verordening voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven gemeentegrond een belasting geheven.

Ingevolge artikel 3 van de Verordening wordt de belasting geheven van degene van wie dan wel ten behoeve van wie voorwerpen onder, op of boven gemeentegrond afkomstig zijn of worden aangetroffen.

Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Verordening wordt de belasting geheven aan de hand van en naar de maatstaven en de tarieven die zijn opgenomen in de bij deze Verordening behorende tarieventabel.

Ingevolge artikel 4, tweede lid, van de Verordening vinden de in de tabel opgenomen jaartarieven toepassing ten aanzien van voorwerpen die bestemd zijn om blijvend in het stadsbeeld te worden opgenomen.

Ingevolge artikel 6 van de Verordening worden de belastingen en rechten geheven bij wege van aanslag.

Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Verordening, voor zover hier van belang, wordt bij de toepassing van de tarieven:

a. de belasting berekend aan de hand van de in bij deze verordening opgenomen tabel;

b. wordt, voor zover van toepassing, voor de berekening van de belasting en de rechten uitgegaan van de maten van het grootste buitenwerks gemeten vlak […].

Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de Verordening is de belasting verschuldigd bij aanvang van het belastingtijdvak of, indien dit later is, op het tijdstip waarop de belastingplicht aanvangt.

4.3. Ingevolge de bij de Verordening behorende tarieventabel 2007, categorie 4, geldt voor een woonschip, bedrijfsvaartuig of stationerend vaartuig, vlotten en aanhorigheden een tarief van € 5,25 per m2 per jaar.

Ingevolge de bij de Verordening behorende tarieventabel 2008, categorie 4, geldt voor een woonschip, bedrijfsvaartuig of stationerend vaartuig, vlotten en aanhorigheden een tarief van € 5,35 per m2 per jaar.

5. De rechtbank stelt vast dat ten behoeve van eisers schip ontheffing is verleend om een vaste ligplaats in te nemen boven voor openbare dienst bestemde gemeentegrond, te weten aan de [adres] in de IJ haven. Gezien het feit dat het gaat om een vaste ligplaats, staat hiermee ook vast dat eisers schip moet worden aangemerkt als een voorwerp dat bestemd is om blijvend in het stadsbeeld te worden opgenomen.

6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder, op grond van artikel 228 van de Gemeentewet bezien in samenhang met de artikelen 2, eerste lid, en 4, eerste lid, van de Verordening, bevoegd is om voor het innemen van die vaste ligplaats precariobelasting te heffen. Aangezien het vaartuig ten behoeve van eiser boven gemeentegrond wordt gehouden, is eiser op grond van artikel 3 van de Verordening terecht als belastingplichtige aangemerkt.

7. De rechtbank ziet in de rechtspraak geen aanwijzingen voor het oordeel dat onder de hiervoor vermelde omstandigheden geen precariobelasting kan worden geheven voor het langdurig innemen van ligplaats met een vaartuig. De rechtbank wijst in dit verband op het arrest van de Hoge Raad van 18 juni 2004, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJ Nummer LJN AP1889, waarin – samengevat weergegeven – is geoordeeld dat het gemeenten vrijstaat om voor ligplaatsen van woonschepen een precariobelasting dan wel een gebruiksretributie te heffen. De rechtbank wijst verder op de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 24 september 20004 (LJ-Nummer LJN AR4953) en van 18 februari 2010 (LJ Nummer LJN BL5211), waarin de opgelegde aanslagen precariobelasting voor het innemen van ligplaats met een woonark respectievelijk woonschip eveneens in stand zijn gelaten.

Uit de rechtspraak (zie bijvoorbeeld het arrest van de Hoge Raad van 30 juli 2009 met LJ-Nummer LJN BJ3090) kan worden afgeleid dat geen precariobelasting kan worden geheven indien de gemeente als eigenaar van de grond verplicht is het voorwerp boven gemeentegrond te gedogen. Daarvan is in dit geval geen sprake. Op grond van voorwaarde 10 van de aan eiser verleende ontheffing kan eisers vaartuig, indien dit van gemeentewege noodzakelijk wordt geacht, worden verhaald naar een andere ligplaats in het binnenvaartareaal.

8. De rechtbank ziet niet in waarom geen aanslag precariobelasting kan worden opgelegd voor het innemen van ligplaats met eisers vaartuig vanwege het feit dat zijn vaartuig onder de oud schippersregeling valt. Eisers vaartuig valt immers hoe dan ook onder categorie 4 van de tarieventabel 2007 en 2008, die (onder meer) betrekking heeft op woonschepen, bedrijfsvaartuigen en stationerende vaartuigen. Het betoog van eiser dat verweerder niet bevoegd is om hem een aanslag precariobelasting op te leggen, moet dan ook worden verworpen. Hieruit vloeit voort dat ook het betoog van eiser dat hij vanwege de status van zijn schip slechts kan worden aangeslagen voor – goedkopere – havengelden moet worden verworpen.

9. Ten slotte is ter zitting komen vast te staan dat de aanslagen naar het juiste tarief zijn opgelegd, waarbij van belang is dat voor 2007 slechts voor het 4e kwartaal een aanslag is opgelegd.

10. Dit betekent dat verweerder in de uitspraken op bezwaar de aan eiser opgelegde aanslagen precariobelasting terecht heeft gehandhaafd.

11. De beroepen zijn dus ongegrond.

12. Bij deze beslissing is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond;

Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. W.P. van der Haak, rechter, in tegenwoordigheid van E.A.D. Horn, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2010 te Alkmaar.

griffier rechter

Tegen deze uitspraak kunnen partijen hoger beroep instellen. Hoger beroep wordt ingesteld door binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een brief (beroepschrift) en een kopie van deze uitspraak te zenden aan het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.