Home

Rechtbank Amsterdam, 03-12-2010, BP0530, 09/3661

Rechtbank Amsterdam, 03-12-2010, BP0530, 09/3661

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
3 december 2010
Datum publicatie
13 januari 2011
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2010:BP0530
Zaaknummer
09/3661

Inhoudsindicatie

Watersysteemheffing. Eiser is geen ingezetene nu zijn woonschip is gelegen buiten het gebied van het waterschap, in een aangrenzend kanaal.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Zaaknummer: AWB 09/3661

Uitspraakdatum: 3 december 2010

Uitspraak in het geding tussen

X te Z, eiser,

gemachtigde: Y.

en

de heffingsambtenaar van het waterschap Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2009 een aanslag (aanslagnummer 001) watersysteemheffing ingezetenen opgelegd.

1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 26 juni 2009 de aanslag gehandhaafd.

1.3. Eiser heeft daartegen op 28 juli 2009 beroep ingesteld.

2.4. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

2.5. Eiser heeft schriftelijk gereageerd op het verweerschrift. Daarvan is verweerder een afschrift verstrekt.

2.6. Verweerder heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan eiser.

2.7. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2010. Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen A, B en C.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Eiser woont op een woonschip. Het woonschip ligt in A-kanaal 1 te Amsterdam. Het woonschip is aangemeerd aan twee meerpalen in A-kanaal 1. Voor het schip, boven het water van A-kanaal 1 en tussen woonschip en de wal, is langs de gehele lengte van het woonschip een steiger aangelegd van circa 5 meter breedte. Op de wal, voor woonschip en steiger, bevindt zich tot aan de B-weg een talud van circa 10 meter breedte. Eigenaar van het talud is de gemeente Amsterdam. Eiser heeft om niet het gebruik van dat talud. Op dat stuk grond bevindt zich onder meer een schuurtje van 2 bij 3 meter. Eiser heeft toegang tot dat talud en zijn woonschip vanaf de B-weg.

2.2. Het woonadres van eiser volgens de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna gba) van de gemeente Amsterdam is B-weg 1 te Amsterdam.

2.3. Het gebied van Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (hierna: het waterschap) strekt zich mede uit tot delen van het gebied van de gemeente Amsterdam. Tot het gebied van het waterschap behoort wel de B-weg, doch niet (het water in) A-kanaal 1 te Amsterdam. A-kanaal 1 wordt voor wat betreft waterschapstaken beheerd door Rijkswaterstaat. De grens tussen het gebied van het waterschap en het gebied van Rijkswaterstaat wordt gevormd door de grens tussen walkant en het water van A-kanaal 1.

3. Geschil

3.1. In geschil is of eiser belastingplichtig is als ingezetene voor de watersysteemheffing.

3.2. Eiser voert aan dat zijn Amsterdamse gba-adres geen adres in het gebied van het waterschap is en dat zijn woonruimte niet in het gebied van het waterschap is gelegen. Hij acht zich geen ingezetene van het waterschap. Hij concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de aanslag.

3.3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser volgens de gba woonplaats heeft in het gebied van het waterschap en aldaar gebruik heeft van woonruimte, zodat eiser wel belastingplichtig is. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Met ingang van 1 januari 2009 geldt de Verordening Watersysteemheffing Amstel, Gooi en Vecht (hierna: de verordening). Ingevolge artikel 2, tweede lid, aanhef en onder a, van de verordening wordt – voor zover van belang – de watersysteemheffing geheven van hen die ingezetenen zijn als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de verordening. In artikel 1, aanhef en onder b, is – voor zover van belang – bepaald dat de verordening verstaat onder ingezetene: degene die blijkens de gba bij het begin van het kalenderjaar woonplaats heeft in het gebied van het waterschap en aldaar gebruik heeft van woonruimte. Deze definitie stemt overeen met de betreffende definitie in artikel 116, aanhef en onder a, van de Waterschapswet, tekst tot 2 mei 2009, (hierna Wsw) .

4.2. De rechtbank stelt voorop dat een redelijke taalkundige uitleg van artikel 1, aanhef en onder b, van de verordening – en het in zoverre gelijkluidende artikel 116 Wsw – meebrengt dat onder “aldaar” in het laatste gedeelte van dat artikelonderdeel moet worden verstaan “in het gebied van het waterschap”. In de parlementaire geschiedenis van de totstandkoming van die bepaling heeft de rechtbank geen aanwijzing gevonden dat die term in die laatstbedoelde bijzin anders moet worden opgevat. Mede gelet op de systematiek van de waterschapsbelastingen gaat het om een eis die een relatie legt tussen de te belasten burger en het gebied waar het waterschap voor bevoegd is en zijn taken uitoefent. Onder woonruimte in artikel 1, aanhef en onder b, van de verordening moet voorts worden verstaan een zelfstandige woonruimte (vergelijk de door de Hoge Raad in zijn arrest van 26 juni 1996, LJN AA2017, BNB 1996, 288, gegeven uitleg van het toenmalige artikel 117, zesde lid, Wsw welke uitleg naar het oordeel van de rechtbank voor het in zoverre gelijkluidende artikel 116 Wsw en het daarop gebaseerde artikel 1, aanhef en onder b, van de verordening zijn betekenis heeft behouden).

4.3. Tussen partijen is niet in geschil dat het woonschip van eiser en de steiger daarvoor niet in het gebied van het waterschap zijn gelegen. Het talud met schuurtje voor het woonschip op de wal vormt geen zelfstandige woonruimte. De conclusie is daarom dat eiser geen woonruimte heeft in het gebied van het waterschap. Hij is derhalve ten onrechte als belastingplichtig voor de watersysteemheffing ingezetenen 2009 aangemerkt. Aan dit oordeel doet niet af dat eiser volgens verweerder dan door geen enkel waterschap als ingezetene wordt aangemerkt, nu zijn woonruimte in gebied ligt dat in beheer is bij Rijkswaterstaat en dus niet van enig waterschap. Daaraan doet ook niet af – zo begrijpt de rechtbank het standpunt van verweerder – dat elke inwoner van Nederland in de watersysteemheffing zou moeten worden betrokken. Evenmin doet daar aan af dat eiser ook in feite belang heeft bij de taakuitoefening van het waterschap omdat hij zich bij het verlaten van zijn woning in het gebied van het waterschap begeeft. Dit standpunt en argument zien er aan voorbij dat niet uit de definitie van ingezetene voortvloeit dat elke inwoner van Nederland in de watersysteemheffing van enig waterschap moet worden betrokken. Dat de wetgever ter rechtvaardiging van stemrecht en bijdrageplicht een koppeling heeft gelegd tussen belang bij wonen-werken-leven in het gebied, betaling en zeggenschap, noopt ook niet tot een ander oordeel, omdat de tekst van artikel 1, aanhef en onder b, van de verordening duidelijk is en voor belastingplicht onvoldoende is dat de betreffende burger (enig) belang bij enige taak heeft. Het beroep dient gegrond te worden verklaard en de aanslag kan niet in stand blijven.

5. Proceskosten

De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 644 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 322 (tarief tot oktober 2009) en een wegingsfactor 1). Andere kostenvergoedingen heeft eiser op het overgelegde “formulier proceskosten” niet verzocht en zijn ook overigens niet gebleken. Verweerder moet voorts het door eiser betaalde griffierecht vergoeden.

6. Beslissing

De rechtbank:

-verklaart het beroep gegrond;

-vernietigt de uitspraak op bezwaar;

-vernietigt de bestreden belastingaanslag en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

-veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 644;

-gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 41 vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H.M. Bruin, voorzitter, en mr. M. Koole en mr. A.J. Roke, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.J.M. de Jong, griffier en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2010.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.