Rechtbank Amsterdam, 30-12-2010, BU4419, HA RK 10.1171
Rechtbank Amsterdam, 30-12-2010, BU4419, HA RK 10.1171
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Amsterdam
- Datum uitspraak
- 30 december 2010
- Datum publicatie
- 15 november 2011
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBAMS:2010:BU4419
- Zaaknummer
- HA RK 10.1171
Inhoudsindicatie
Schriftelijk verzoek tot wraking op grond van art. 8:15 Awb. Verzoek afgewezen. Het wrakingsverzoek had betrekking op de leden van de wrakingskamer die een tegen een bestuursrechter gericht verzoek in behandeling hadden.
De omstandigheid dat een van de leden van de wrakingskamer werkzaam is geweest bij een bepaald advocatenkantoor, of het feit dat een van de rechters betrokken is geweest bij de behandeling van een eerder verzoek van verzoeker,s brengt nog geen objectief gerechtvaardigde vrees met zich dat het de rechter onpartijdigheid ontbreekt Niet is immers gebleken van rechtstreekse betrokkenheid van de rechter bij de door verzoekers genoemde van zaken ten tijde dat zij als advocaat werkzaam was. Verzoekers hebben dat niet geconcretiseerd. De overige door verzoekers gestelde feiten en omstandigheden, zoals het al dan niet vermelden van nevenfuncties op de website, het hebben van te weinig voorbereidingstijd en de aangehaalde jurisprudentie, hebben geen betrekking op de (schijn) van partijdigheid van de rechters. Er is geen objectieve rechtvaardiging te vinden dat zich hier een omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor de vrees dat de rechters vooringenomen zijn of dat het hen onpartijdigheid ontbreekt. Op het verzoek om filmopnames te mogen maken was nog niet beslist. Ook als juist zou zijn dat de wrakingskamer het verzoek tot het maken van filmopnames al zou hebben afgewezen, kan dit niet tot gegrondverklaring van het verzoek leiden omdat het een processuele beslissing betreft die als zodanig in het kader van een wrakingsprocedure niet ter beoordeling staat.
Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
Beschikking op het op 12 november 2010 ingekomen en onder rekestnummer HA RK 10.1171 ingeschreven ver¬zoek tot wra¬king van:
[verzoeker] en [verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekers,
welk verzoek strekt tot wraking van mrs. [rechter 1], [rechter 2] en [rechter 3], rechters te Amsterdam, hierna: de rechters.
Verloop van de procedure
Op 28 oktober 2010 hebben verzoekers een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. [rechter 4] (zaaknummer 10.1142). De mondelinge behandeling van het verzoek was gepland op 12 november 2010. Op 10 november 2010 hebben verzoekers de wrakingskamer verzocht om filmopnamen te mogen maken op de zitting. Verzoekers hebben in hun wrakingsverzoek van 12 november 2010 gesteld dat mr. H.A.J. van der Lee, griffier van de wrakingskamer, hen die dat te 10.00 uur telefonisch als beslissing van de wrakingskamer heeft meegedeeld dat de gevraagde toestemming was geweigerd. Hierna, voorafgaand aan de zitting, hebben verzoekers de leden van de wrakingskamer gewraakt door indiening van hun verzoek per fax. De behandeling van het verzoek tot wraking van mr. [rechter 4] is daarop geschorst.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
? het proces-verbaal van de terechtzitting van de wrakingskamer d.d. 12 november 2010;
? het wrakingsverzoek van 12 november 2010;
? de pleitnota van verzoekers.
De rechters hebben niet in de wraking berust. Het verzoek is behandeld ter open¬bare te¬recht¬zit¬ting van 16 december 2010.
1. Het verzoek en de gronden daarvan
2.1 Het verzoek tot wraking, zoals ter zitting nog door verzoeker nader toegelicht en aangevuld,
is gebaseerd op de navolgende zakelijk weergegeven gronden.
2.2. Rechter [rechter 1] was voorzitter van de wrakingskamer die het verzoek van verzoekers tot wraking van mr. [rechter 5] op 7 juni 2006 heeft afgewezen. Rechter [rechter 1] heeft opzettelijk Europese rechtspraak met betrekking tot het EVRM geschonden en heeft daarbij partijdig gehandeld. Naar aanleiding van de behandeling van het wrakingsverzoek in de zaak Wilders is
gebleken dat hij zijn emoties niet in bedwang houden.
2.3 Rechter [rechter 2] maakte deel uit van de wrakingskamer tot behandeling van het door verzoekers ingediende verzoek tot wraking van mr. [rechter 6] welke wrakingskamer door verzoekers op 11 maart 2009 is gewraakt. Rechter [rechter 2] heeft zich toen om haar moverende redenen teruggetrokken van de behandeling van het verzoek tegen mr. [rechter 6]. Het was niet professioneel dat zij zich niet eerder heeft verschoond maar zich pas na de indiening van het wrakingsverzoek heeft teruggetrokken. Dit toont aan dat zij partijdig is. Rechter [rechter 2] is als advocaat in dienst geweest van het advocatenkantoor Stibbe.
Dit kantoor treedt op als belangenbehartiger van woningbouwvereniging De Dageraad/De Alliantie. Deze woningbouwvereniging is de vijand van verzoekers en van de democratie. Rechter [rechter 2] kan geen beslissing nemen over de partijdigheid van rechter [rechter 4], omdat zij samen met haar zitting heeft gehad in een meervoudige kamer bij de Sector Bestuursrecht. Op de www.rechtspraak.nl is geen informatie te vinden over de nevenfuncties van deze rechter. Daardoor wordt twijfel gewekt over haar onpartijdigheid omdat haar nevenfuncties op deze manier niet zijn te controleren.
2.4 Ten aanzien van rechter [rechter 3] valt ook niet na te gaan of hij nevenfuncties bekleedt, omdat zijn naam evenmin op de hiervoor genoemde website voorkomt. Ook valt niet na te gaan of hij nog banden heeft met het advocatenkantoor [advocatenkantoor] te [plaats].
2.5 De reactie van mr. [rechter 4] op het wrakingsverzoek is pas drie dagen voorafgaand aan de zitting toegestuurd. Daardoor hebben verzoekers slechts één dag de gelegenheid gehad om zich voor te bereiden voor de zitting en hun verzoek tot wraking nader te onderbouwen.
2.5 Daar komt nog bij dat de rechters hebben geweigerd om voorafgaand aan de zitting van 12 november 2010 toestemming te verlenen tot het maken van filmopnamen. Voor verzoekers is het maken van deze opnamen van belang, omdat verzoekers door de rechtbank Amsterdam bij herhaling zijn vernederd en omdat verzoeker journalist is en een reportage wil maken over de rechtspraak in Nederland ten behoeve van een te voeren procedure voor het Europese hof voor de rechten van de mens.
2.6 Op grond van deze omstandigheden achten verzoekers de rechters partijdig en bovendien hebben zij de wrakingsgronden niet weersproken, aldus verzoekers.
3. De reactie van de rechters
De rechters hebben het verzoek bij monde van rechter [rechter 2] bestreden. Er hebben zich geen gronden voorgedaan die tot wraking aanleiding geven. De beslissing op het verzoek
tot het maken van filmopnamen was nog niet genomen. Bovendien is dat een procedurele beslissing die een rechter toekomt. De andere door verzoekers aangehaalde zaken hebben zich alle in een (ver) verleden afgespeeld. Voor zover het verzoek daarop is gebaseerd, is het niet-ontvankelijk.
4. De beoordeling van het verzoek
4.1 De rechtbank acht het verzoek wel ontvankelijk, omdat niet is gebleken dat het verzoek niet is ingediend zodra de feiten of omstandigheden die aan het verzoek ten grondslag zijn gelegd aan verzoekers bekend zijn geworden.
4.2 Bij de beoordeling van het verzoek stelt de rechtbank voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een
rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoekers
dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Aan de hand van deze maatstaf zal
de rechtbank het verzoek beoordelen.
4.3 Naar het oordeel van de rechtbank leveren de door verzoekers genoemde omstandigheden geen grond op voor de vrees dat het de rechters aan onpartijdigheid en daarmee aan onafhankelijkheid ontbreekt. Evenmin blijkt uit de gestelde feiten de aanwezigheid van de schijn van partijdigheid, ook al omdat de feiten en omstandigheden door verzoekers onvoldoende zijn geconcretiseerd dan wel geen grond tot wraking kunnen vormen.
4.4 De omstandigheid dat rechter [rechter 2] werkzaam is geweest bij het genoemde advocatenkantoor brengt nog geen objectief gerechtvaardigde vrees met zich dat het de rechter onpartijdigheid ontbreekt Niet is immers gebleken van rechtstreekse betrokkenheid van de rechter van zaken bij De Dageraad dan wel De Alliantie ten tijde dat zij als advocaat werkzaam was. Verzoekers hebben dat dus niet geconcretiseerd.
4.5 Overige feiten en omstandigheden zoals verzoekers die hebben aangevoerd, zoals het al dan niet vermelden van nevenfuncties op de website, het hebben van te weinig voorbereidingstijd en de aangehaalde jurisprudentie, hebben geen betrekking op de (schijn) van partijdigheid van de rechters. Er is geen objectieve rechtvaardiging te vinden dat zich hier een omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor de vrees dat de rechters vooringenomen zijn of dat het hen onpartijdigheid ontbreekt
4.6 Naar de rechter mr. [rechter 2] ter zitting heeft meegedeeld, hadden de rechters van de wrakingskamer op het verzoek om filmopnames te mogen maken nog niet beslist. Een beslissing zou pas worden genomen nadat verzoekers in de gelegenheid zouden zijn gesteld om hun verzoek nader toe te lichten. Dit is wat de griffier aan verzoekers heeft meegedeeld. Het standpunt van verzoekers is anders, namelijk (zoals hiervoor reeds vermeld), dat is meegedeeld dat het verzoek was afgewezen.
4.7 Overwogen wordt dat, ook als juist zou zijn dat de wrakingskamer het verzoek tot het maken van filmopnames al zou hebben afgewezen, dit niet tot gegrondverklaring van het verzoek kan leiden. De afwijzing van het verzoek om (film)opnames te mogen maken, is een processuele beslissing die als zodanig in het kader van een wrakingsprocedure niet ter beoordeling staat.
5. Nu feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden zijn gesteld noch gebleken, dient het wrakingsverzoek als ongegrond te worden afgewezen.
6. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zijn er termen om reeds thans te bepalen dat verdere wrakingsverzoeken van verzoekers, voor zover gericht tegen leden van de rechtbank belast met de behandeling van het verzoek tot wraking van mr. [rechter 4] in de zaak HA RK 10.1142 niet in behandeling zullen worden genomen.
7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING:
De rechtbank:
? wijst het wrakingsverzoek af;
?
? bepaalt dat een volgend verzoek van verzoekers tot wraking van leden van de rechtbank, belast met de behandeling van het wrakingsverzoek tegen mr. [rechter 4] niet in behandeling zal worden genomen;
? bepaalt dat de behandeling van het wrakingsverzoek gericht tegen mr. [rechter 4] wordt voortgezet in de stand waarin zij zich bevond ten tijde van het indienen van het onderhavige wrakingsverzoek.
Aldus gegeven door mrs. R.A.J. van der Linde, K.D. van Ringen en C.W.M. Giesen, leden van
genoemde kamer, en uitge¬spro¬ken ter open¬bare terecht¬zitting van 30 december 2010 in tegen¬woor¬dig¬heid van de grif¬fier.
Tegen deze beslissing staat ingevolge het bepaalde in artikel 8:18 lid 5 AWB geen voorziening open.