Home

Rechtbank Amsterdam, 14-02-2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:796, C/13/600973 / HA ZA 16-73

Rechtbank Amsterdam, 14-02-2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:796, C/13/600973 / HA ZA 16-73

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
14 februari 2018
Datum publicatie
15 februari 2018
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2018:796
Zaaknummer
C/13/600973 / HA ZA 16-73

Inhoudsindicatie

Belastingdienst versus (bestuurder/medewerkers van) trustkantoor. Derdenonderzoek. Informatieverstrekking. Kasgeldvennootschappen en aan het zicht van de Belastingdienst onttrokken vennootschappen. Maatstaf. Door Belastingdienst afgegeven waarborg. Schade bij afwezigheid van aanslagen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

afdeling privaatrecht

Vonnis van 14 februari 2018

in de gevoegde zaken

zaaknummer / rolnummer C/13/600973 / HA ZA 16-73

van

1. de publiekrechtelijke rechtspersoon

DE STAAT DER NEDERLANDEN (MINISTERIE VAN FINANCIËN, DIRECTORAAT-GENERAAL BELASTINGDIENST),

zetelend te Den Haag,

2. DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST GROTE ONDERNEMINGEN, mede kantoorhoudende te Eindhoven,

eisers in de hoofdzaak, verweerders in het vrijwaringsincident, advocaat mr. W.I. Wisman te Den Haag,

tegen

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

TRADMAN FS HOLDING B.V.,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

TRADMAN IP HOLDING B.V.,

3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

TMF HOLDING B.V.,

alle gevestigd te Amsterdam,

gedaagden in de hoofdzaak, eiseressen in het vrijwaringsincident, advocaat mr. J.P. Heering te Den Haag,

wonende te [woonplaats] ,

wonende te [woonplaats] , gedaagden in de hoofdzaak,

advocaat mr. O.R. van Hardenbroek van Ammerstol te Den Haag,

en

zaaknummer / rolnummer C/13/614499 / HA ZA 16-885

van

1. de publiekrechtelijke rechtspersoon

DE STAAT DER NEDERLANDEN (MINISTERIE VAN FINANCIËN, DIRECTORAAT-GENERAAL BELASTINGDIENST),

zetelend te Den Haag,

2. DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST GROTE ONDERNEMINGEN, mede kantoorhoudende te Eindhoven,

eisers,

advocaat mr. W.I. Wisman te Den Haag,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

TRADMAN NETHERLANDS B.V.,

gevestigd te Amsterdam, gedaagde,

advocaat mr. J.P. Heering te Den Haag.

De Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën, Directoraat-Generaal Belastingdienst) en de Ontvanger van de Belastingdienst Grote Ondernemingen zullen hierna gezamenlijk de

Belastingdienst worden genoemd. Tradman FS Holding B.V., Tradman IP Holding B.V. en Tradman Netherlands B.V. zullen hierna gezamenlijk Tradman worden genoemd en ieder afzonderlijk Tradman FS, Tradman IP en Tradman NL. TMF Holding B.V. zal hierna TMF worden genoemd. [gedaagde 1] zal hierna [gedaagde 1] worden genoemd. [gedaagde 2] zal hierna [gedaagde 2] worden genoemd.

1 De procedure

In de zaak Belastingdienst / Tradman FS, Tradman IP, TMF, [gedaagde 1] en [gedaagde 2]

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

de gelijkluidende dagvaardingen van 17 december 2015;

-

de akte houdende overlegging producties, met producties, van de Belastingdienst;

-

de incidentele conclusie houdende vordering tot oproeping in vrijwaring en tevens houdende een vordering tot inzage en afschrift van bescheiden ex artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), met producties, van Tradman FS, Tradman IP en TMF;

-

de conclusie van antwoord in het incident tot oproeping in vrijwaring, van de Belastingdienst;

-

de conclusie van antwoord in het incident tot oproeping in vrijwaring, tevens conclusie van antwoord in het incident tot inzage en afschrift van bescheiden ex art. 843a Rv, van de Belastingdienst;

-

de conclusie van antwoord tevens incidentele conclusie houdende verzoek tot voeging ex artikel 217 Rv in het incident ex artikel 843a Rv tot inzage in en afschrift van bescheiden tevens eigen incident ex artikel 843a Rv, met producties, van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ;

-

de conclusie van antwoord in het incident tot voeging ex artikel 217 Rv in het incident ex artikel 843a Rv, tevens conclusie van antwoord in het incident tot inzage en afschrift van bescheiden ex art. 843a Rv, met een productie, van de Belastingdienst;

-

het vonnis in incidenten van 7 september 2016;

-

de conclusie van antwoord, met producties, van Tradman FS, Tradman IP en TMF;

-

het tussenvonnis van 15 februari 2017;

-

de akte, tevens akte houdende overlegging producties, met producties, van de Belastingdienst;

-

de antwoordakte, van Tradman FS, Tradman IP en TMF;

-

de akte ter voorbereiding comparitie van partijen, tevens antwoordakte, met een productie, van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ;

-

de comparitie van 13 september 2017, het daarvan opgemaakte proces-verbaal en de daarin vermelde stukken;

-

de akte na comparitie van partijen, van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ;

-

de brief van 29 september 2017 van mr. Wisman.

In de zaak Belastingdienst / Tradman NL

1.2.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

de dagvaarding van 23 augustus 2016, tevens houdende incidentele conclusie tot voeging ex artikel 222 Rv met de zaak Belastingdienst / Tradman FS, Tradman IP, TMF, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ;

-

de akte houdende overlegging producties, met producties, van de Belastingdienst;

-

de incidentele conclusie tot voeging ex art. 217 Rv aan de zijde van Tradman Netherlands B.V. in de incidentele vordering tot voeging van de Staat en de Ontvanger ex art. 222 Rv, met producties, van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ;

-

de antwoordconclusie in het incident tot voeging ex artikel 222 Rv, met producties, van Tradman NL;

-

de antwoordconclusie in het incident tot voeging ex artikel 217 en 222 Rv, van Tradman NL;

-

de conclusie van antwoord in het incident tot voeging ex artikel 217 Rv in het incident tot voeging van zaken ex artikel 222 Rv, van de Belastingdienst;

-

het vonnis in incidenten van 9 november 2016;

-

de conclusie van antwoord, met producties, van Tradman NL;

-

het tussenvonnis van 15 februari 2017;

-

de akte, tevens akte houdende overlegging producties, met producties, van de Belastingdienst;

-

de antwoordakte, van Tradman NL;

-

de comparitie van 13 september 2017, het daarvan opgemaakte proces-verbaal en de daarin vermelde stukken;

-

de brief van 29 september 2017 van mr. Wisman.

In beide zaken

1.3.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

In beide zaken

Tradman

2.1.

Tradman NL is opgericht op 7 mei 1991. Haar aanvankelijke naam was B.V. European Trust Services Amsterdam. Na haar toetreding, in 2000, tot de Amicorp-groep kreeg zij in augustus 2001 de naam Amicorp Netherlands B.V. Na haar uittreden, in 2004, uit de Amicorp-groep kreeg zij in juli 2006 haar huidige naam. Zij heeft diverse dochtermaatschappijen.

2.2.

Tradman FS is opgericht op 31 mei 2006. Zij is sedertdien enig aandeelhouder van Tradman NL.

2.3.

Tradman IP is opgericht op 9 juli 2007. Zij heeft diverse dochtermaatschappijen.

2.4.

Tradman is een trustkantoor.

[gedaagde 1] en [gedaagde 2]

2.5. [

[gedaagde 1] , een van de oprichters van Tradman NL, is jurist. Hij heeft tot september 2009 bij Tradman gewerkt. Hij was in het bijzonder verantwoordelijk voor de algemene managementtaken. Van 1 maart 1992 tot 14 mei 2004 en van 2 augustus 2004 tot 1 april 2006 was hij statutair bestuurder van Tradman NL. Van 31 mei 2006 tot 13 augustus 2008 was hij statutair bestuurder van Tradman FS.

2.6. [

[gedaagde 2] , eveneens een van de oprichters van Tradman NL, is bedrijfseconoom. Hij heeft tot de zomer van 2010 bij Tradman en/of TMF gewerkt. Hij was in het bijzonder verantwoordelijk voor het relatie- en klantbeheer. Van 23 augustus 2001 tot 7 januari 2005 en van 6 mei 2005 tot 20 oktober 2006 was hij statutair bestuurder van Tradman NL. Van 31 mei 2006 tot 17 augustus 2009 was hij statutair bestuurder van Tradman FS. Van 9 juli 2007 tot 17 augustus 2009 was hij statutair bestuurder van Tradman IP.

De gebroeders [naam broers] en hun vennootschappen

2.7. [

[naam broer 1] (hierna: [naam broer 1] ) heeft van december 1989 tot en met augustus 1992 een gevangenisstraf uitgezeten wegens oplichting, afpersing, valsheid in geschrift en lidmaatschap van een criminele organisatie. Na zijn vrijlating heeft hij de [naam 1] opgericht, een groep van met elkaar verbonden vennootschappen. Zijn broer [naam broer 2] (hierna: [naam broer 2] ) regelde het financiële en fiscale beheer van die groep. In de periode 2004- 2007 zijn vrijwel alle tot de [naam 1] behorende vennootschappen in staat van faillissement verklaard, met achterlating van grote belastingschulden. Op 12 april 2013 zijn [naam broer 1] en [naam broer 2] wegens fiscale malversaties veroordeeld tot gevangenisstraffen van 30 onderscheidenlijk 24 maanden.

De gebroeders [naam broers] en Tradman

2.8.

De gebroeders [naam broers] zijn van eind 1993/begin 1994 tot eind 2006 klant geweest van Tradman NL. [gedaagde 2] was hun relatiebeheerder. Ook [gedaagde 1] verrichtte regelmatig werkzaamheden voor hen.

TMF

2.9.

TMF, net als Tradman een trustkantoor, is sedert 14 februari 2008 enig aandeelhouder van Tradman FS en Tradman IP. Sedert medio 2009 zijn, althans waren, medewerkers van TMF bestuurder van Tradman NL.

De Belastingdienst

2.10.

In maart 2008 heeft de Belastingdienst met het oog op de belastingheffing en -invordering van de gebroeders [naam broers] en door hen gecontroleerde vennootschappen op de voet van artikel 53 in verbinding met artikel 47 Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) en artikel 62 in verbinding met artikel 58 Invorderingswet 1990 (Iw 1990) een onderzoek ingesteld bij Tradman en de aan Tradman gelieerde stichting Stichting Derdengelden E.T.S.A. (hierna: het derdenonderzoek).

2.11.

Bij brief van 19 december 2008 heeft de Belastingdienst aan Tradman NL geschreven dat zij alle gegevensdragers die zij in het kader van het derdenonderzoek aan de Belastingdienst had behoren te verstrekken dient te bewaren ten behoeve van de nakoming van haar verplichtingen op grond van de artikelen 53 AWR en 62 Iw 1990.

2.12.

Bij brieven van 27 februari 2012 heeft de Belastingdienst Tradman FS, Tradman IP, TMF, [gedaagde 1] onderscheidenlijk [gedaagde 2] aansprakelijk gesteld voor de in het onderhavige geding aan de orde zijnde schade, en de lopende verjaringstermijnen gestuit.

Voorlopig getuigenverhoor

2.13.

Bij beschikking van 21 februari 2013, gegeven in de zaak tussen de Belastingdienst als verzoeker en Tradman FS, Tradman IP, TMF, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] als verweerders, heeft deze rechtbank een voorlopig getuigenverhoor bevolen voor wat betreft de transacties en vennootschappen, beschreven onder 6.2 tot en met 6.30 in het verzoekschrift, de door de

gebroeders [naam broers] aan Tradman FS en Tradman IP in rekening gebrachte schadeloosstelling in verband met Boers Holding B.V. en de vermeende wetenschap van verweerders met de gestelde dubieuze praktijken van de gebroeders [naam broers] , beschreven onder 5.14 tot en met 5.18 van het verzoekschrift.

3 Het geschil

In de zaak Belastingdienst / Tradman FS, Tradman IP, TMF, [gedaagde 1] en [gedaagde 2]

3.1.

De Belastingdienst vordert dat de rechtbank bij vonnis voor recht verklaart: (i)

dat TMF, Tradman FS en Tradman IP onrechtmatig jegens de Belastingdienst hebben gehandeld door in strijd met de op Tradman FS en Tradman IP rustende fiscale informatie- en bewaarplicht in het kader van het derdenonderzoek onjuiste en/of onvolledige informatie aan de Belastingdienst te verschaffen; en/of

(ii)

dat TMF, Tradman FS en Tradman IP hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die de Belastingdienst als gevolg van de onder (i) vermelde onrechtmatige daden heeft geleden en nog zal lijden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet; en/of

(iii)

dat Tradman FS, Tradman IP, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] onrechtmatig jegens de Belastingdienst hebben gehandeld door onrechtmatige handel in en/of misbruik van kasgeldvennootschappen en/of vennootschappen met een vervangingsreserve, waarbij:

a. Tradman FS en Tradman IP als trustkantoor enerzijds en/of [gedaagde 2] en/of [gedaagde 1] als medewerkers van het trustkantoor anderzijds de op hen rustende integriteitsnormen hebben geschonden (artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek (BW)) en/of ter zake waarvan [gedaagde 2] en/of [gedaagde 1] tevens als bestuurders van Tradman FS en Tradman IP (in hun hoedanigheid van trustkantoor) persoonlijk ernstig verwijtbaar hebben gehandeld wegens schending van de integriteitsnormen (artikel 6:162 BW); en/of

Tradman FS en Tradman IP als (trust)bestuurder van kasgeldvennootschappen (Roodhold

B.V. (hierna: Roodhold) en/of Hazersharen B.V. (hierna: Hazersharen)) een ernstig verwijt valt te maken in verband met het onrechtmatig handelen van die kasgeldvennootschappen (artikel 6:162 BW) en/of een misleidende voorstelling van de toestand van die kasgeldvennootschappen hebben gegeven (artikel 2:249 BW) en/of terzake waarvan [gedaagde 2] en/of [gedaagde 1] als bestuurders van Tradman FS en Tradman IP (in hun hoedanigheid van rechtspersoon- bestuurder van die kasgeldvennootschappen) ex artikel 2:11 BW hoofdelijk aansprakelijk zijn; en/of

Tradman FS, Tradman IP, [gedaagde 2] en/of [gedaagde 1] in groepsverband onrechtmatig schade aan de Belastingdienst hebben toegebracht en de kans op schade Tradman FS, Tradman IP, [gedaagde 2] en/of [gedaagde 1] had behoren te weerhouden van hun gedragingen in groepsverband (artikel 6:166 BW); en/of

(iv)

dat Tradman FS, Tradman IP, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] onrechtmatig jegens de Belastingdienst hebben gehandeld door het onttrekken van buitenlandse vennootschappen (Marsannay Holdings S.A. (hierna: Marsannay) en/of Kooilust Finance Limited/Fenchurch Limited (hierna: Kooilust/Fenchurch)) aan het zicht van de Belastingdienst, waarbij:

a. [gedaagde 1] als (mede)bestuurder van Marsannay in 1996 en een deel van 1997 een persoonlijk ernstig verwijt valt te maken in verband met het onrechtmatig handelen van Marsannay (artikel 6:162 BW); en/of

Tradman FS en Tradman IP als feitelijk bestuurder van Marsannay en/of Kooilust/Fenchurch een ernstig verwijt valt te maken in verband met hun onrechtmatig handelen (artikel 6:162 BW); althans

Tradman FS en Tradman IP als trustkantoor ter uitoefening van hun bedrijf met betrekking tot Marsannay en/of Kooilust/Fenchurch een hulppersoon (de rechtbank leest:) hebben ingeschakeld (de rechtbank leest:) die ter zake fouten heeft gemaakt (artikel 6:171 BW); en/of

Tradman FS en Tradman IP als trustkantoor enerzijds en/of [gedaagde 2] en/of [gedaagde 1] als medewerkers van het trustkantoor anderzijds de op hen rustende integriteitsnormen hebben geschonden (artikel 6:162 BW) en/of terzake waarvan [gedaagde 2] en/of [gedaagde 1] tevens als bestuurders van Tradman FS en Tradman IP (in hun hoedanigheid van trustkantoor) persoonlijk ernstig verwijtbaar hebben gehandeld wegens schending van de integriteitsnormen (artikel 6:162 BW); en/of

Tradman FS, Tradman IP, [gedaagde 2] en/of [gedaagde 1] in groepsverband onrechtmatig schade aan de Belastingdienst hebben toegebracht en de kans op schade Tradman FS, Tradman IP, [gedaagde 2] en/of [gedaagde 1] had behoren te weerhouden van hun gedragingen in groepsverband (artikel 6:166 BW);

(v)

dat Tradman FS, Tradman IP, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die de Belastingdienst als gevolg van (een of meer van) de onder (iii) en/of (iv) vermelde onrechtmatige daden heeft geleden en nog zal lijden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;

alles met hoofdelijke veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van Tradman FS, Tradman IP, TMF, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de kosten van het geding, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf twee weken na de datum van het vonnis tot en met de dag der algehele voldoening.

In de zaak Belastingdienst / Tradman NL

3.2.

De Belastingdienst vordert dat de rechtbank bij vonnis voor recht verklaart: (i)

dat Tradman NL onrechtmatig jegens de Belastingdienst heeft gehandeld door in strijd met de op Tradman NL rustende fiscale informatie- en bewaarplicht in het kader van het derdenonderzoek onjuiste en/of onvolledige informatie aan de Belastingdienst te verschaffen; en/of

(ii)

dat Tradman NL hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die de Belastingdienst als gevolg van de onder (i) vermelde onrechtmatige daden heeft geleden en nog zal lijden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet; en/of

(iii)

dat Tradman NL onrechtmatig jegens de Belastingdienst heeft gehandeld door onrechtmatige handel in en/of misbruik van kasgeldvennootschappen en/of vennootschappen met een vervangingsreserve, waarbij:

a. Tradman NL als trustkantoor de op haar rustende integriteitsnormen (de rechtbank leest:) heeft geschonden (artikel 6:162 BW); en/of

Tradman NL als (trust)bestuurder van kasgeldvennootschappen (Roodhold en/of Hazersharen) een ernstig verwijt valt te maken in verband met het onrechtmatig handelen van die kasgeldvennootschappen (artikel 6:162 BW) en/of een misleidende voorstelling van de toestand van die kasgeldvennootschappen heeft gegeven (artikel 2:249 BW); en/of

Tradman NL in groepsverband onrechtmatig schade aan de Belastingdienst heeft toegebracht en de kans op schade Tradman NL had behoren te weerhouden van haar gedragingen in groepsverband (artikel 6:166 BW); en/of

(iv)

dat Tradman NL onrechtmatig jegens de Belastingdienst heeft gehandeld door het onttrekken van buitenlandse vennootschappen (Marsannay en/of Kooilust/Fenchurch) aan het zicht van de Belastingdienst, waarbij:

a. (…)

Tradman NL als feitelijk bestuurder van Marsannay en/of Kooilust/Fenchurch een ernstig verwijt valt te maken in verband met haar onrechtmatig handelen (artikel 6:162 BW); althans

Tradman NL als trustkantoor ter uitoefening van haar bedrijf met betrekking tot Marsannay en/of Kooilust/Fenchurch een hulppersoon heeft ingeschakeld (de rechtbank leest:) die ter zake fouten (de rechtbank leest:) heeft gemaakt (artikel 6:171 BW); en/of

Tradman NL als trustkantoor de op haar rustende integriteitsnormen heeft geschonden (artikel 6:162 BW); en/of

Tradman NL in groepsverband onrechtmatig schade aan de Belastingdienst heeft toegebracht en de kans op schade Tradman NL had behoren te weerhouden van haar gedragingen in groepsverband (artikel 6:166 BW);

(v)

dat Tradman NL hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die de Belastingdienst als gevolg van (een of meer van) de onder (iii) en/of (iv) vermelde onrechtmatige daden heeft geleden en nog zal lijden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;

alles met hoofdelijke veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van Tradman NL in de kosten van het geding, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf twee weken na de datum van het vonnis tot en met de dag der algehele voldoening.

De Belastingdienst merkt op dat hij in onderdeel (iv) onder a van het petitum bewust geen vordering heeft opgenomen om zoveel mogelijk aan te sluiten bij het petitum in de zaak Belastingdienst / Tradman FS, Tradman IP, TMF, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] .

In beide zaken

3.3.

De Belastingdienst geeft de volgende samenvatting:

In deze procedure staat het onrechtmatig handelen van het trustkantoor Tradman en haar bestuurders, evenals dat van TMF, enig aandeelhouder van Tradman, centraal. De Belastingdienst vordert een verklaring voor recht dat gedaagden – kort gezegd – onrechtmatig jegens de Belastingdienst hebben gehandeld en dat zij (de rechtbank leest: hoofdelijk) aansprakelijk zijn voor alle als gevolg daarvan door de Belastingdienst geleden en te lijden schade.

Het onderzoek van de Belastingdienst naar [naam broers]

De oorsprong van deze zaak is gelegen in een onderzoek van de Belastingdienst naar geldstromen met betrekking tot de heren [naam broer 1] en [naam broer 2] en aan hen te relateren rechtspersonen. [naam broer 1] , die een crimineel verleden heeft (…) en (zijn broer) [naam broer 2] waren betrokken bij een groot aantal vennootschappen, die tot de [naam 1] behoorden. Vrijwel alle tot de [naam 1] behorende vennootschappen zijn in de periode 2004- 2007 gefailleerd.

Tijdens het onderzoek ten aanzien van [naam broers] ontdekte de Belastingdienst op de computer van [naam broer 2] het bestaan van Marsannay, een Luxemburgse vennootschap waarvan [naam broer 1] de UBO bleek te zijn geweest. Betalingen ten behoeve van voor Marsannay verrichte diensten bleken te lopen over de Stichting Derdengelden E.T.S.A., een stichting derdengelden die gelieerd was aan het trustkantoor Tradman. Dit was voor de Belastingdienst aanleiding om in maart 2008 bij zowel de stichting als bij Tradman een derdenonderzoek in te stellen.

Het trustkantoor Tradman

Tradman is in 1991 opgericht. Het was de bedrijfsfilosofie van Tradman om een nauwe relatie met de klant te onderhouden en nauw met de klant samen te werken. Eén van die klanten was

– vanaf eind 1993/begin 1994 tot eind 2006 – [naam broer 1] . De relatiebeheerder van [naam broers] bij Tradman was [gedaagde 2] , terwijl ook [gedaagde 1] regelmatig werkzaamheden ten behoeve van [naam broers] verrichtte. [gedaagde 2] en [gedaagde 1] zijn beiden mede- oprichters en voormalig bestuurders van Tradman.

In februari 2008 heeft TMF de aandelen in Tradman verworven. Medio 2009 werden medewerkers van TMF bestuurder van Tradman en nam TMF de leiding over van Tradman in de begeleiding van het derdenonderzoek.

Schending wettelijke informatieverplichtingen tijdens het derdenonderzoek

De Belastingdienst is bij het derdenonderzoek bij Tradman op hevige weerstand en tegenwerking van Tradman en TMF gestuit.

Zo heeft Tradman – en na overname van de leiding ter zake feitelijk dus TMF – in het kader van het derdenonderzoek diverse procedures tegen de Belastingdienst gevoerd, waarbij zij tot op heden steeds in het ongelijk is gesteld. Naar eigen zeggen deden TMF en Tradman dit om vast

te stellen of de Belastingdienst in zijn recht stond, maar feit is dat met deze procedures het derdenonderzoek van de Belastingdienst werd gefrustreerd en in elk geval getraineerd.

Daar bleef het echter niet bij. Hoewel TMF stelt een grootschalig intern onderzoek te hebben uitgevoerd om alle vragen van de Belastingdienst te kunnen beantwoorden, heeft de Belastingdienst geconstateerd dat Tradman en TMF stelselmatig onjuiste en onvolledige informatie aan de Belastingdienst hebben verschaft. Daarbij zijn zelfs complete dossiers uit het archief van Tradman verdwenen.

Daarmee hebben TMF en Tradman de op Tradman rustende informatie- en bewaarplicht geschonden en hebben zij onrechtmatig jegens de Belastingdienst gehandeld. Hierdoor is niet alleen het onderzoek van de Belastingdienst vertraagd, maar heeft de Belastingdienst door het gebrek aan informatie geen aanslagen kunnen opleggen of deze aanslagen zodanig laat opgelegd, dat zij niet meer op de gebruikelijke wijze verhaalbaar zijn. Voor de schade die de Belastingdienst hierdoor lijdt, zijn Tradman en TMF aansprakelijk.

In de loop van het derdenonderzoek werd duidelijk dat Tradman c.s. en TMF een reden hadden om niet mee te werken aan het derdenonderzoek en de Belastingdienst in het duister te houden over de frauduleuze praktijken van [naam broers] . Tradman bleek daar zelf namelijk een actieve bijdrage aan te hebben geleverd door (a) haar betrokkenheid bij onrechtmatige handel in kasgeldvennootschappen en (b) het onttrekken van buitenlandse vennootschappen aan het zicht van de Belastingdienst.

Onrechtmatige handel in kasgeldvennootschappen

Met betrekking tot kasgeldvennootschappen heeft de Belastingdienst vastgesteld dat er in de periode vanaf (in ieder geval) eind 1993 tot eind 2006 misbruik is gemaakt van (kasgeld) vennootschappen door Tradman in samenwerking met [naam broers] (en andersom). Tradman bood [naam broers] kasgeldvennootschappen met een gepretendeerde vordering op de verkoper of koper aan. Nadat [naam broers] deze kasgeldvennootschappen van of via Tradman

c.s. had gekocht, werden deze vennootschappen vervolgens met wetenschap en medewerking van Tradman c.s. veelal leeggehaald, welke onzakelijke onttrekkingen niet bij de uiteindelijke aandeelhouder werden belast. Ook werden er – wederom met wetenschap en medewerking van Tradman c.s. – gefingeerde verliezen door deze vennootschappen gepresenteerd, zodat de vennootschappen ten onrechte geen vennootschapsbelasting hoefden af te dragen dan wel ten onrechte teruggaaf kregen van reeds betaalde vennootschapsbelasting. Bovendien maakte Tradman c.s. het mede mogelijk dat dit misbruik een lange tijd kon voortduren, omdat met de gepretendeerde vorderingen binnen de [naam 1] via cessie werd geschoven en de [naam 1] op die wijze een kunstmatig groot vermogen kon presenteren.

De handel in kasgeldvennootschappen had als doel de (ver)kopers en/of aandeelhouders en/of bestuurders en/of bemiddelaars te verrijken ten koste van de Belastingdienst. In plaats van zich van deze onrechtmatige handel in kasgeldvennootschappen te distantiëren, hadden Tradman en haar bestuurders, zowel ieder afzonderlijk als in groepsverband, een – initiërende en faciliterende – sleutelrol bij deze structurele en vooropgezette benadeling van de Belastingdienst. Zij boden (onder meer) al grotendeels leeggehaalde kasgeldvennootschappen als “groot vermogen vennootschappen” aan [naam broers] aan, stelden plannen op hoe een kasgeldvennootschap leeg te halen, verliezen te fingeren en oneigenlijk belastingvoordeel te behalen, vulden valse aangiftes in en stelden concept-brieven op met opdrachten voor uitbetaling van liquide middelen op oneigenlijke gronden. Daarmee hebben Tradman en haar bestuurders de op hen als (medewerkers van) een trustkantoor rustende integriteitsnormen geschonden, als (bestuurders van een) (trust)bestuurder ernstig verwijtbaar gehandeld en in voorkomende gevallen als (bestuurders van een) bestuurder een misleidende voorstelling van de toestand van de betrokken vennootschappen gegeven.

Als gevolg van dit onrechtmatig handelen heeft de Belastingdienst in de eerste plaats geen juiste (navorderings)aanslagen kunnen opleggen; in de tweede plaats zouden de belastingschulden, ingeval er wel aanslagen zouden zijn opgelegd, niet op de – van alle liquiditeiten ontdane en in een aantal gevallen op naam van katvangers dan wel strolieden gezette – belastingplichtigen zelf verhaalbaar zijn geweest. Ter zake zijn Tradman en haar bestuurders hoofdelijk aansprakelijk.

Onrechtmatig onttrekken van buitenlandse vennootschappen aan het zicht van de fiscus

[naam broers] had meerdere buitenlandse vennootschappen, waarbij Tradman c.s. was betrokken. Bij (in ieder geval) twee daarvan, Marsannay en Kooilust/Fenchurch, spanden [naam broers] en Tradman c.s. samen om deze vennootschappen en de met deze vennootschappen verband houdende geldstromen buiten het zicht van de Belastingdienst te houden.

Bij Marsannay bewerkstelligde Tradman in de eerste plaats dat Marsannay niet voldeed aan de aangifte- en administratieplicht. Hoewel onherroepelijk vaststaat dat Marsannay in ieder geval met ingang van 1996 belastingplichtig was in Nederland, heeft Marsannay geen deugdelijke administratie gevoerd en nooit in Nederland aangifte gedaan. Daarmee is Marsannay aan het zicht van de Belastingdienst onttrokken en is Marsannay niet in Nederland belast. Dit is voor 1996 in de eerste plaats aan [gedaagde 1] toe te rekenen, die tot maart 1997 medebestuurder van Marsannay was en uit dien hoofde ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Voor de overige jaren geldt dat het officiële bestuur werd gevormd door medewerkers van Benelux Trust [Benelux Trust Sarl; rechtbank] (en later AmiLux [Amicorp Luxembourg SA; rechtbank]), maar dat in werkelijkheid (medewerkers van) Tradman alle zaken met betrekking tot Marsannay regelde(n) en de administratie van Marsannay behoorden te verzorgen. Tradman dient dan ook als materieel of feitelijk (trust)bestuurder te worden aangemerkt; in die hoedanigheid is Tradman aansprakelijk voor de schade die de Belastingdienst ter zake heeft geleden. Als Tradman niet wordt beschouwd als feitelijk trustbestuurder, dan geldt dat Tradman Benelux Trust (en later AmiLux) als hulppersoon heeft ingeschakeld om de werkzaamheden uit te voeren die Tradman voor [naam broers] pleegde te verrichten; Tradman is ter zake op grond van art. 6:171 BW aansprakelijk.

In de tweede plaats heeft Tradman c.s. de op haar rustende integriteitsnormen geschonden door facturen inzake Marsannay “om te katten”. Stelselmatig werden facturen van buitenlandse trustkantoren – niet rechtstreeks, maar met een omweg, zogenaamde “factureringsroutes” – verstuurd naar vennootschappen van [naam broers] zonder daarbij te vermelden dat de verrichte werkzaamheden zagen op Marsannay. Ook dat was een manier om Marsannay aan het zicht van de Belastingdienst te onttrekken. In ieder geval moet dit voor Tradman een voorzienbaar gevolg van haar handelwijze zijn geweest. Voor de daaruit voor de Belastingdienst voortvloeiende schade is Tradman dan ook aansprakelijk.

Toen Kooilust/Fenchurch in november 2003 werd opgericht, had Tradman c.s. al de nodige ervaring met de dubieuze handelwijze van [naam broers] en was Tradman c.s. kort daarvóór zelfs al tot twee keer toe gewaarschuwd over de ondeugdelijke praktijken van [naam broers] . Dit vormde voor Tradman c.s. echter – in strijd met de op hen rustende integriteitsnormen – geen aanleiding om niet langer diensten voor [naam broers] te verrichten en [naam broers] niet behulpzaam te zijn bij de oprichting van Kooilust/Fenchurch. Sterker nog, Tradman c.s. werkte er vervolgens ook nog eens aan mee dat Kooilust/Fenchurch buiten het zicht van de Belastingdienst bleef. Tradman c.s. bewerkstelligde een naamswijziging van Kooilust in Fenchurch, zodat geen link met de gefailleerde Kooilust Investments kon worden gemaakt.

Daarnaast zorgde Tradman c.s., die de trustdirectie van Kooilust/Fenchurch van informatie en instructies voorzag, er niet voor dat Kooilust/Fenchurch aan haar aangifte- en administratieplicht voldeed. Daarvoor is Tradman – net als bij Marsannay – als feitelijk c.q. materieel trustbestuurder dan wel op grond van art. 6:171 BW aansprakelijk.

3.4.

Tradman, TMF, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] voeren een uit diverse onderdelen bestaand verweer.

4 De beoordeling

5 De beslissing