Rechtbank Amsterdam, 27-03-2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:2170, AWB - 17 _ 5029
Rechtbank Amsterdam, 27-03-2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:2170, AWB - 17 _ 5029
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Amsterdam
- Datum uitspraak
- 27 maart 2019
- Datum publicatie
- 11 januari 2023
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBAMS:2019:2170
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2021:1145, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB - 17 _ 5029
Inhoudsindicatie
Beroep niet tijdig. IGS te vroeg ingediend, zie artikel 236, tweede lid, van de Gemeentewet. Beroep niet-ontvankelijk.
Uitspraak
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/5029
(gemachtigde: mr. drs. J.M.C. Niederer),
en
(gemachtigde: mr. D.R. de Vries).
Procesverloop
Bij brief van 26 augustus 2017 heeft El-Marcouchi beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van een uitspraak op bezwaar.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 februari 2019. El-Marcouchi en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
Voorgeschiedenis
1. Op 16 september 2015 heeft de heffingsambtenaar aan El-Marcouchi een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd, omdat zijn auto geparkeerd stond zonder dat er een geldig parkeerbewijs was geregistreerd.
2. El-Marcouchi heeft een bezwaarschrift ingediend. Dit bezwaar werd ongegrond verklaard door de heffingsambtenaar. Vervolgens ging El-Marcouchi in beroep. Dit beroep is door deze rechtbank op 2 juni 2016 gegrond verklaard en de heffingsambtenaar is opgedragen een nieuw besluit te nemen. Tegen de uitspraak van de rechtbank is El-Marcouchi in hoger beroep gegaan. In de uitspraak van 27 juni 2017 heeft het gerechtshof Amsterdam de uitspraak van de rechtbank bevestigd.
Deze procedure
3. El-Marcouchi betoogt dat de heffingsambtenaar heeft nagelaten op tijd een nieuwe uitspraak op bezwaar te doen. Op 10 augustus 2017 heeft El-Marcouchi daarom de heffingsambtenaar in gebreke gesteld. Vervolgens heeft El-Marcouchi beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van de nieuwe uitspraak op zijn bezwaar. Hij verzoekt daarbij de rechtbank om de heffingsambtenaar te veroordelen tot een dwangsom.
Wettelijk kader
4. Op grond van artikel 6:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken na de dag waarop de belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
5. Op grond van artikel 28, zevende lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt de werking van de uitspraak van het gerechtshof, de rechtbank of de voorzieningenrechter opgeschort totdat de termijn voor het instellen van beroep in cassatie is verstreken of, indien beroep in cassatie is ingesteld, op het beroep in cassatie is beslist.
6. Op grond van artikel 236, tweede lid, van de Gemeentewet doet de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, bedoelde gemeenteambtenaar, in afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, uitspraak op een bezwaarschrift dat niet is ingediend in de laatste zes weken van een kalenderjaar, in het kalenderjaar waarin het bezwaarschrift is ontvangen.
Beoordeling door de rechtbank
7. Omdat in de uitspraak van de rechtbank geen beslistermijn is genoemd, moet voor de beslistermijn aangesloten worden bij de wettelijke termijn. Die termijn ving zes weken na de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 27 juni 2017 aan, te weten 8 augustus 2017. Op dat moment was namelijk de termijn voor instellen van beroep in cassatie verstreken en werd de werking van de uitspraak van het gerechtshof niet langer opgeschort. Omdat de datum 8 augustus 2017 niet binnen zes weken voor het einde van het kalenderjaar ligt, was de heffingsambtenaar gehouden om in 2017 een uitspraak op bezwaar te doen. El-Marcouchi heeft de heffingsambtenaar op 10 augustus 2017 in gebreke gesteld. Dit was dus te vroeg, want de beslistermijn was nog niet afgelopen. Een premature ingebrekestelling kan niet als rechtsgeldige ingebrekestelling worden aangemerkt. Dit betekent dat het beroep van El-Marcouchi tevens prematuur is en dus niet-ontvankelijk.
Conclusie
8. Het beroep is niet-ontvankelijk.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Sullivan, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Pijpers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2019.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: