Home

Rechtbank Amsterdam, 30-09-2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:4797, AWB - 20 _ 3662

Rechtbank Amsterdam, 30-09-2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:4797, AWB - 20 _ 3662

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
30 september 2020
Datum publicatie
2 oktober 2020
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2020:4797
Zaaknummer
AWB - 20 _ 3662

Inhoudsindicatie

Een automobilist met een parkeervergunning die in een parkeerapp het verkeerde kenteken invoerde, moet de parkeerboete die hij kreeg gewoon betalen.

Uitspraak

Bestuursrecht

zaaknummer: AMS 20/3662

en

Procesverloop

Op 13 mei 2020 heeft de heffingsambtenaar aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.

In een uitspraak op bezwaar van 19 juni 2020 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft daartegen beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is behandeld op de zitting van 18 september 2020. Eiser was aanwezig. De heffingsambtenaar is verschenen in de persoon van mr. H. Oderkerk .

Overwegingen

1. Op 9 mei 2020 stond de auto van eiser, met kenteken [kenteken] geparkeerd aan de Egidiusstraat ter hoogte van nummer 65 in Amsterdam. Om 15:34 uur heeft de parkeercontroleur geconstateerd dat geen parkeerbelasting was voldaan, vervolgens is de naheffingsaanslag opgelegd.

2. Eiser vindt dat de naheffingsaanslag onterecht is opgelegd. Ter voldoening van de parkeerbelasting heeft hij via de parkeerapplicatie van de gemeente Amsterdam een kenteken aangemeld op zijn parkeervergunning voor bezoekers. Er is dus wel parkeerbelasting betaald. Echter heeft hij per ongeluk het verkeerde kenteken ingevoerd. In tegenstelling tot andere parkeerapplicaties, vult de parkeerapplicatie van de gemeente Amsterdam automatisch het eerst bekende kenteken in. Dit moet eiser handmatig aanpassen en ook binnen een bepaalde tijd, omdat hij anders een foutmelding ontvangt. Eiser stelt dat de gemeente een zorgplicht heeft om de kans te verkleinen dat gebruikers in de parkeerapplicatie een verkeerd kenteken registreren. In dat verband verzoekt eiser om de gemeente op te dragen de applicatie aan te passen.

3. Tussen partijen bestaat geen discussie over het feit dat de auto van eiser op 9 mei 2020 geparkeerd stond op een plaats en tijdstip waarvoor parkeerbelasting verschuldigd is.

4. De rechtbank overweegt dat van parkeren met een vergunning alleen sprake is als wordt voldaan aan de voorwaarden waaronder de vergunning is verleend. Is aan één of meer van deze voorwaarden niet voldaan, dan is geparkeerd zónder vergunning.1

5. Eiser beschikt over een parkeervergunning waarmee bezoekers bij hem voor een gereduceerd tarief de auto kunnen parkeren. Eén van de voorwaarden voor het in werking stellen van de (bezoekers)vergunning is dat de auto wordt aangemeld met het juiste kenteken. Dat is niet gebeurd, want vast staat dat eiser in de parkeerapplicatie een ander kenteken heeft ingevoerd dan het kenteken van de auto waarmee werd geparkeerd. De rechtbank is van oordeel dat het voor rekening en risico van eiser komt als hij een verkeerd kenteken heeft ingevoerd. Het feit dat wel betaald is voor parkeren met een ander kenteken, maakt dit niet anders. Omdat niet aan de voorwaarden vergunning is voldaan, is er daardoor in feite zónder vergunning geparkeerd. Eiser had dan ook bij aanvang van het parkeren parkeergeld moeten betalen. Dat heeft eiser niet gedaan. De aanslag is dus terecht opgelegd.

6. De omstandigheid dat eiser om de parkeerapplicatie te kunnen activeren enkele handelingen moet verrichten, zoals het juiste kenteken selecteren, maakt nog niet dat parkeerapplicatie niet goed bruikbaar is. Bij het gebruik van een parkeerapplicatie blijft de verantwoordelijkheid bij de parkeerder liggen om het juiste kenteken in te voeren. Ondanks de door eiser gestelde tijdsdruk, is de rechtbank van oordeel dat eiser wel in staat geweest moet zijn om het juiste kenteken te registreren. Desnoods door na het ontvangen van een foutmelding de gegevens opnieuw in te voeren. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank ook geen reden om te concluderen dat de heffingsambtenaar niet aan zijn zorgplicht heeft voldaan en eveneens geen reden om hem op te dragen de parkeerapplicatie aan te passen.

7. Voor zover eiser heeft gesteld dat weliswaar eerder aan hem coulance is verleend maar dat dat een andere situatie betrof, namelijk voor het parkeren in een winkelstraat waar zijn vergunning niet geldig was, is het volgende van belang. De heffingsambtenaar heeft op de zitting toegelicht dat dit niet wordt betwist, maar dat hij in dit geval geen aanleiding ziet om coulance te verlenen. De rechtbank overweegt dat parkeerbelasting een zogenaamde objectieve belasting is. Bij een objectieve belasting kan geen rekening worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene. Zoals hiervoor is overwogen mag de heffingsambtenaar in dit soort situaties een naheffingsaanslag opleggen. Er is geen ruimte voor de rechtbank om (uit coulance) iets anders te beslissen.

8. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt dus geen gelijk. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het door eiser betaalde griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Vriethoff, rechter, in aanwezigheid van mr.R. Boerlage, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?