Rechtbank Amsterdam, 16-10-2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:5042, AWB - 19 _ 4900
Rechtbank Amsterdam, 16-10-2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:5042, AWB - 19 _ 4900
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Amsterdam
- Datum uitspraak
- 16 oktober 2020
- Datum publicatie
- 23 oktober 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBAMS:2020:5042
- Zaaknummer
- AWB - 19 _ 4900
Inhoudsindicatie
De gemeente gaf een automobilist terecht een parkeerboete van 65,20 euro, omdat hij had betaald voor de verkeerde parkeerzone.
Uitspraak
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/4900
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigde: D.D. van Guine).
Procesverloop
Op 14 augustus 2019 heeft de heffingsambtenaar aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.
Met de uitspraak op bezwaar van 1 september 2019 (de bestreden uitspraak) heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser daartegen ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden via een videoverbinding (Skype) op 29 september 2020. Eiser heeft deelgenomen aan de Skype-zitting. De heffingsambtenaar heeft eveneens deelgenomen door zich te laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. De heffingsambtenaar heeft op 14 augustus 2019 een naheffingsaanslag parkeerbelasting aan eiser opgelegd, omdat de auto van eiser met kenteken [kenteken] op 9 augustus 2019 om 17:04 uur geparkeerd stond ter hoogte van de Jan Puntstraat 8 te Amsterdam en daarvoor geen of te weinig parkeerbelasting betaald was.
2. Eiser voert in beroep aan dat hij de verkeerde parkeerpaal heeft ingetoetst in de parkeerapp, maar dat hij wel degelijk heeft betaald. Ter onderbouwing heeft eiser een screenprint overgelegd van de parkeerapp waarmee hij op 9 augustus 2019 heeft betaald. Daaruit volgt dat hij 37 cent heeft betaald voor 17 minuten parkeren. Eiser betwist dat hij in een ’10 cent-zone’ heeft betaald, want dan zou hij 10 cent in plaats van 37 cent hebben betaald. Eiser vindt het onredelijk dat hij nu een bedrag van € 62,70 moet betalen voor slechts 17 minuten parkeren.
3. De rechtbank overweegt dat tussen partijen niet ter discussie staat dat eiser op 9 augustus om 17:04 uur zijn auto ter hoogte van de Jan Puntstraat 8 te Amsterdam had geparkeerd. Uit de tarieventabel behorende bij de Verordening Parkeerbelastingen 2019 van de Gemeente Amsterdam (de Verordening) volgt dat voor de Jan Puntstraat een parkeertarief van € 2,50 per uur geldt (parkeerautomaat 15160). Uit de screenprint van de parkeerapp van eiser en de gegevens van de scanauto blijkt dat eiser zich heeft aangemeld in een zone waar op het moment van parkeren een tarief gold van 10 cent per uur of een gedeelte van een uur (parkeerautomaat 15161). Dat eiser 37 cent heeft betaald in plaats van 10 cent komt waarschijnlijk doordat hij een vast bedrag van 27 cent heeft betaald voor het gebruiken van de parkeerapp. De heffingsambtenaar heeft ter zitting verklaard dat door de heffingsambtenaar slechts 10 cent is ontvangen voor het parkeren. Het voorgaande betekent dat eiser te weinig parkeerbelasting heeft betaald.
4. Uit de plattegrond die door de heffingsambtenaar is overgelegd en de toelichting ter zitting volgt dat er in de buurt van de parkeerlocatie van eiser een parkeerautomaat stond met informatie over het tariefgebied en het geldende parkeertarief. Ook op de website van de gemeente Amsterdam staat informatie over het ter plaatse geldende parkeerregime. De rechtbank vindt dat de gemeente Amsterdam daarmee heeft voldaan aan de informatieplicht die op haar rust.
5. Het was vervolgens de verantwoordelijkheid van eiser om zich via de parkeerapp in de juiste parkeerzone aan te melden. Op een parkeerder rust immers een onderzoeksplicht om zich voorafgaand aan het parkeren zo goed mogelijk te informeren over de ter plaatse geldende belastingplicht.1 Het moet daarom voor risico van eiser komen dat hij te weinig parkeerbelasting heeft betaald.
6. De heffingsambtenaar heeft de naheffingsaanslag dus terecht opgelegd. Eiser is op grond van de Verordening aangeslagen voor € 65,20. Dit bedrag bestaat uit de kosten voor het opleggen van de naheffingsaanslag (€ 62,70) en de parkeerkosten voor één uur parkeren ter plaatse (€ 2,50). De heffingsambtenaar heeft daarmee een juist tarief gehanteerd.
7. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen gelijk.
8. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. van der Linden-Kaajan, rechter, in aanwezigheid van mr. E. van der Zweep, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: