Rechtbank Amsterdam, 16-06-2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:3821, AMS 20/1338
Rechtbank Amsterdam, 16-06-2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:3821, AMS 20/1338
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Amsterdam
- Datum uitspraak
- 16 juni 2021
- Datum publicatie
- 7 september 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBAMS:2021:3821
- Zaaknummer
- AMS 20/1338
Inhoudsindicatie
Vernietiging aanslag zuiveringsheffing bedrijven 2018. Ten aanzien van de NEN-normen is niet aan het kenbaarheidsvereiste voldaan. De Verordening is daarom in zoverre onverbindend.
Uitspraak
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/1338
[eiseres], te Bergen op Zoom, eiseres,
[gemachtigde eiseres] ,
en
gemachtigde: mr. A.J. van Griethuysen.
De rechtbank zal partijen aanduiden als [eiseres] respectievelijk de heffingsambtenaar.
Procesverloop
Met een besluit van 31 oktober 2019 heeft de heffingsambtenaar aan [eiseres] een aanslag
zuiveringsheffing bedrijven over het belastingjaar 2018 opgelegd ter hoogte van
€ 39.545,71 (de aanslag).
Met een uitspraak op bezwaar van 20 januari 2020 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar
van [eiseres] tegen het besluit van 31 oktober 2019 ongegrond verklaard (de bestreden uitspraak).
[eiseres] heeft beroep ingesteld tegen deze uitspraak op bezwaar.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op een zitting van 21 april 2021. [eiseres] is vertegenwoordigd door haar gemachtigde. De heffingsambtenaar is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en [naam] .
Overwegingen
Achtergrond van deze zaak
1. De aanslag is aan [eiseres] opgelegd op grond van de Verordening zuiveringsheffing Amstel Gooi en Vecht 2018 (de Verordening). [eiseres] is een zogenaamd meetbedrijf voor de zuiveringsheffing bedrijven. Dit betekent dat [eiseres] jaarlijks een meetbeschikking ontvangt en op basis daarvan meting, bemonstering en analyse uitvoert of laat uitvoeren van de vervuilingseenheden die zij afvoert. De vervuilingseenheden gelden als heffingsgrondslag voor de aanslag zuiveringsheffing bedrijven. In bijlage I bij de Verordening zijn voorschriften voor meting, bemonstering, analyse en berekening van de vervuilingseenheden opgenomen. Hierbij wordt onder andere verwezen naar NEN-norm 6600-1 en NEN- en ISO-norm 5667-3. NEN-norm 6600-1 heeft betrekking op de bemonstering, terwijl NEN- en ISO-norm 5667-3 ziet op de conservering van het genomen monster. De rechtbank zal deze normen hierna aanduiden als ‘de NEN-normen’.
Relevante regelgeving
2. Voor de relevante regelgeving verwijst de rechtbank naar de bijlage bij deze uitspraak die deel uitmaakt van de uitspraak.
Standpunten van partijen
3. [eiseres] voert aan dat de Verordening onverbindend is, omdat de NEN-normen waarnaar in bijlage I bij de Verordening wordt verwezen niet op de voorgeschreven wijze zijn gepubliceerd. Volgens [eiseres] moet de aan haar opgelegde aanslag om deze reden vernietigd worden.
4. De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat de Verordening niet onverbindend is en dat de aanslag terecht en tot een juiste hoogte is opgelegd. De heffingsambtenaar heeft hiervoor diverse argumenten naar voren gebracht die de rechtbank verderop in de uitspraak zal weergeven en bespreken.
Het oordeel van de rechtbank
5. In de artikelen 73 en 111 van de Waterschapswet worden eisen gesteld aan de kenbaarheid van de maatstaven waarnaar de zuiveringsheffing wordt geheven. De NEN-normen zijn essentieel voor het vaststellen van de heffingsmaatstaf. Dit betekent dat ook voor wat betreft de NEN-normen aan de kenbaarheidseisen van de artikelen 73 en 111 van de Waterschapswet moet zijn voldaan. Uit een arrest van de Hoge Raad van 7 juni 20191 volgt dat aan de kenbaarheidseisen alleen is voldaan als de normen zodanig zijn gepubliceerd dat zij voor een ieder toegankelijk zijn, zowel in het jaar waarvoor de belasting is geheven als in de daarop volgende jaren, en de authenticiteit van die gepubliceerde normen buiten twijfel is. Uit dit arrest van de Hoge Raad volgt verder dat daar in ieder geval sprake van is als die normen bekend zijn gemaakt door terinzagelegging op de wijze die in artikel 73, derde lid, van de Waterschapswet is bepaald voor bijlagen of als in de belastingverordening wordt verwezen naar een in de Staatscourant gepubliceerde tekst van de NEN-normen en in de belastingverordening de correcte volledige titel van die tekst alsmede het publicatiejaar en nummer van de Staatscourant worden vermeld.
6. De rechtbank moet beoordelen of ten aanzien van de in Bijlage I bij de Verordening genoemde NEN-normen is voldaan aan de kenbaarheidseisen. De rechtbank stelt daarbij voorop dat het legaliteitsbeginsel in het belastingrecht een belangrijke rol speelt. Een belastingplichtige moet zelf aan de hand van de gepubliceerde wet- en regelgeving de omvang van zijn fiscale verplichtingen kunnen vaststellen. Dit betekent dat de hiervoor benodigde gegevens binnen een redelijke termijn en zonder overmatige inspanning te vinden en te raadplegen moeten zijn.2
7. Vast staat dat de in de bijlage van de Verordening genoemde NEN-normen niet bekend zijn gemaakt door publicatie. Verder staat vast dat in de Verordening niet is vermeld dat de NEN-normen ter inzage liggen en dat in de Verordening niet wordt verwezen naar een in de Staatscourant gepubliceerde tekst van de NEN-normen. De heffingsambtenaar heeft dit ook erkend. Gelet hierop waren de NEN-normen naar het oordeel van de rechtbank niet zodanig gepubliceerd dat zij voor een ieder toegankelijk waren. Er is dan ook niet voldaan aan de kenbaarheidseisen die volgen uit de artikelen 73 en 111 van de Waterschapswet en uit het arrest van de Hoge Raad van 7 juni 2019.
8. De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat uit het arrest van de Hoge Raad van 7 juni 2019 volgt dat van geval tot geval moet worden beoordeeld of aan de kenbaarheidseisen wordt voldaan. De heffingsambtenaar vindt dat in dit geval bij de beoordeling moet worden betrokken dat de inhoud van de NEN-normen tot in detail bij [eiseres] bekend is, omdat [eiseres] al jarenlang een meetbeschikking ontvangt en op basis daarvan bemonstering en analyse uitvoert of laat uitvoeren. Daarbij laat [eiseres] zich ondersteunen door een gespecialiseerd adviesbureau, aldus de heffingsambtenaar. Verder wijst de heffingsambtenaar erop dat Waternet zowel voorafgaande aan de meetbeschikking als bij de uitvoering van het meten en bemonsteren veel informatie verstrekt over de voorschriften en eisen aan de processtappen om tot de vervuilingseenheden te komen. Volgens de heffingsambtenaar zijn de NEN-normen verder altijd ter inzage geweest en is NEN-norm 6600-1 tijdens een bezoek aan [eiseres] zelfs een keer op tafel gelegd en per abuis bij [eiseres] achtergelaten. Op de zitting heeft de heffingsambtenaar nog aangevoerd dat in het besluit waarbij [eiseres] is aangewezen als meetbedrijf, ook al is verwezen naar de NEN-normen, maar dat [eiseres] toen niet heeft aangevoerd dat die normen voor haar niet kenbaar waren.
9. Deze argumenten van de heffingsambtenaar brengen de rechtbank niet tot een ander oordeel. In het arrest van 7 juni 2019 heeft de Hoge Raad overwogen dat, als vaststaat dat de NEN-normen in de Staatscourant zijn gepubliceerd, maar het publicatiejaar en -nummer niet in de belastingverordening zijn vermeld, van geval tot geval moet worden beoordeeld of desalniettemin aan de kenbaarheidseisen is voldaan. De NEN-normen zijn echter niet in de Staatscourant gepubliceerd. De ‘geval tot geval’-beoordeling is daarom in dit geval niet aan de orde. Dat [eiseres] op de hoogte is van de inhoud van de NEN-normen, dat NEN-norm 66001 (per abuis) aan haar is overgelegd en dat zij bij het besluit tot aanwijzing als meetbedrijf niet heeft aangevoerd dat de NEN-normen niet kenbaar waren voor haar, is naar het oordeel van de rechtbank niet van belang voor de vraag of is voldaan aan de kenbaarheidseisen van de NEN-normen. Uit het legaliteitsbeginsel volgt immers dat de NEN-normen zodanig bekend moeten zijn gemaakt dat zij voor een ieder toegankelijk zijn. Ook moet de authenticiteit van de op elk moment geldende norm buiten twijfel zijn. Het gaat hierbij om een essentieel vereiste voor de vaststelling van een belastingverplichting, namelijk de publicatie van de toepasselijke normen. Als die publicatie, zoals in dit geval, ontbreekt of ontoereikend is, is dat een zodanig fundamenteel materieel gebrek in de regelgeving dat dit tot onverbindendheid van het desbetreffende onderdeel van bijlage I bij de Verordening leidt.
10. Nu ten aanzien van de NEN-normen niet aan het kenbaarheidsvereiste is voldaan, is de Verordening onverbindend voor zover bij het bepalen van de heffingsmaatstaf de vervuilingswaarde van de bedrijfsafvalwaterstroom moet worden bepaald op de in Bijlage I bij de Verordening voorgeschreven wijze van meten, bemonsteren en analyseren. De vervuilingswaarde van de huishoudelijke afvalwaterstroom wordt niet berekend met behulp van meting, bemonstering en analyse. Op de zitting is gebleken dat dit leidt tot vermindering van de aanslag tot een bedrag van € 132,10 (€ 53,18 x 0,023 x 108 m3).
11. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt de bestreden uitspraak en bepaalt dat
de definitieve aanslag zuiveringsheffing bedrijven over het belastingjaar 2018 wordt verminderd tot € 132,-.
12. Omdat het beroep gegrond is, moet de heffingsambtenaar het betaalde griffierecht van € 354,- aan [eiseres] vergoeden.
13. De rechtbank veroordeelt de heffingsambtenaar in de door [eiseres] gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.333,-(1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 265,- en wegingsfactor 1; 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden uitspraak;
- vermindert de definitieve aanslag zuiveringsheffing bedrijven 2018 tot een bedrag van € 132,-;
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- draagt de heffingsambtenaar op het betaalde griffierecht van € 354,- aan [eiseres] te vergoeden;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van [eiseres] tot een bedrag van
€ 1.333,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.L. Bolkestein, voorzitter, en mrs. D. Sullivan en M. de Rooij, leden, in aanwezigheid van mr. T.E. Bouwmeester, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier
voorzitter
De griffier is verhinderd
te tekenen
Afschrift verzonden aan partijen op: