Home

Rechtbank Amsterdam, 29-10-2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:6327, AWB - 20 _ 3653

Rechtbank Amsterdam, 29-10-2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:6327, AWB - 20 _ 3653

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
29 oktober 2021
Datum publicatie
24 november 2021
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2021:6327
Zaaknummer
AWB - 20 _ 3653

Inhoudsindicatie

Het bezwaar is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Op zitting is overeenstemming bereikt over de WOZ-waarde. Er is geen sprake van discriminatie, omdat eiser voor de afvalstoffenheffing van een eenpersoonshuishouden in verhouding meer betaald.

Uitspraak

Bestuursrecht

zaaknummer: AMS 20/3653

en

( [gemachtigde verweerder] ).

Partijen worden hierna [eiser] en de heffingsambtenaar genoemd.

Procesverloop

De heffingsambtenaar heeft in de gecombineerde aanslag (hierna: de aanslag) van

28 februari 2019 de WOZ-waarde van de onroerende zaak [adres 1] te Amsterdam voor het kalenderjaar 2019 vastgesteld op € 366.000. In hetzelfde document heeft de heffingsambtenaar ook de aanslag onroerendezaakbelasting 2019 bekendgemaakt en een aanslag afvalstoffenheffing opgelegd voor de onroerende zaak [adres 2] te Amsterdam.

[eiser] heeft hiertegen bezwaar gemaakt. In de uitspraak op bezwaar van 30 juni 2020 (de bestreden uitspraak) heeft de heffingsambtenaar het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

[eiser] heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.

De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is behandeld op de zitting van 16 september 2021. [eiser] is verschenen. De heffingsambtenaar is verschenen in de persoon van [namen] , taxateur.

Overwegingen

1. [eiser] is eigenaar van de onroerende zaak [adres 1] . [adres 1] is een portiekflat met berging. De oppervlakte van de woning is ongeveer 75m². [eiser] woont op het adres [adres 2] . [eiser] heeft voor het kalenderjaar 2019 een aanslag afvalstoffenheffing gekregen ter hoogte van € 276,-, het tarief voor een eenpersoonshuishouden.

2. [eiser] heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag. Het bezwaar van [eiser] is met de bestreden uitspraak niet-ontvankelijk verklaard. De heffingsambtenaar heeft in het verweerschrift bevestigd dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard, omdat het bezwaarschrift wel op tijd is ingediend. Reeds hierom zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren. De heffingsambtenaar dient het door [eiser] betaalde griffierecht te vergoeden. Over de inhoud van het beroep overweegt de rechtbank het volgende.

Het oordeel van de rechtbank

WOZ-waarde [adres 1]

3. De heffingsambtenaar en [eiser] hebben op de zitting overeenstemming bereikt over de WOZ‑waarde van [adres 1] voor het kalenderjaar 2019 met waardepeildatum

1 januari 2018. Deze zal worden vastgesteld op € 320.000,-. De overige beroepsgronden van [eiser] over de WOZ-waarde van [adres 1] behoeven vanwege de overeenstemming geen verdere bespreking meer.

Afvalstoffenheffing [adres 2]

4. [eiser] stelt dat artikel 5 van de Verordening Afvalstoffenheffing en reinigingsrecht bedrijfsafval 2019 (hierna: de Verordening) over de maatstaf van heffing en het tarief, in strijd is met artikel 1 van de Grondwet, omdat [eiser] als eenpersoonshuishouden in verhouding meer moet betalen dan een lid van een meerpersoonshuishouden. [eiser] stelt dat er sprake is van discriminatie.

5. Deze beroepsgrond van [eiser] slaagt niet. De rechtbank volgt de redenering van het Hof Amsterdam in de uitspraak van 1 december 20201. In deze uitspraak heeft het Hof zich over dezelfde beroepsgrond van [eiser] gebogen met betrekking tot de afvalstoffenheffing voor [adres 2] voor het kalenderjaar 2018 en geconcludeerd dat er geen sprake is van strijd met het verbod op discriminatie. De rechtbank verwijst naar de overwegingen 5.5.1 tot en met 5.5.5 van het Hof2 en maakt deze tot de hare. In aanvulling daarop stelt de rechtbank vast dat [eiser] - ook in deze zaak - niet heeft aangegeven dat hij anders dan andere eenpersoonshuishoudens is behandeld. De aanslag (en het daarin berekende bedrag) is in overeenstemming met het in de Verordening opgenomen tarief opgelegd. Het staat de gemeenteraad in beginsel vrij verschillende belastingtarieven vast te stellen voor eenpersoons- en meerpersoonshuishoudens. Een dergelijk onderscheid tussen ongelijke gevallen levert alleen verboden discriminatie op bij een overduidelijke onevenredigheid. Van een dergelijke overduidelijke onevenredigheid is naar het oordeel van de rechtbank (ook) in dit geval geen sprake.

6. Op de zitting heeft [eiser] verzocht om inzage in de manier waarop de afvalstoffenheffing is opgebouwd. Dit verzoek kan worden opgevat als een stelling dat de opbrengstlimiet wordt overschreden. Omdat [eiser] dit verzoek pas op de zitting heeft gedaan, heeft de heffingsambtenaar zich daar niet op kunnen voorbereiden. Vanuit het oogpunt van een goede procesorde, gaat de rechtbank daarom voorbij aan dit verzoek en de onderliggende stelling dat de opbrengstlimiet wordt overschreden. De rechtbank zal hier dus niet over oordelen in deze uitspraak.

Conclusie

7. Het beroep is gegrond. Het bezwaar is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. De bestreden uitspraak zal worden vernietigd. De rechtbank zal bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar.

8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond zal verklaren, dient de heffingsambtenaar aan [eiser] het door hem betaalde griffierecht te vergoeden. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:

-

verklaart het beroep gegrond;

-

vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar;

-

stelt de WOZ-waarde van de onroerende zaak [adres 1] te Amsterdam voor het kalenderjaar 2019 vast op € 320.000,-;

-

bepaalt dat de aanslag onroerendezaakbelasting overeenkomstig deze waarde wordt verminderd;

-

laat de aanslag afvalstoffenheffing voor de onroerende zaak [adres 2] te Amsterdam voor het kalenderjaar 2019 in stand;

-

bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde bestreden uitspraak op bezwaar;

-

draagt de heffingsambtenaar op het betaalde griffierecht van € 48,- aan [eiser] te vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. van der Linden-Kaajan, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vijn, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2021.

griffier

rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?