Home

Rechtbank Amsterdam, 05-11-2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:6362, AWB 21/2618, 21/2619 en 21/2621

Rechtbank Amsterdam, 05-11-2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:6362, AWB 21/2618, 21/2619 en 21/2621

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
5 november 2021
Datum publicatie
24 november 2021
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2021:6362
Zaaknummer
AWB 21/2618, 21/2619 en 21/2621

Inhoudsindicatie

Eiser heeft zelf zijn parkeervergunning opgezegd per 17 maart 2021. Dat op de website te lezen was dat de opzegging van de vergunning pas per 1 april zou ingaan is door eiser niet onderbouwd en zijn ook verder geen aanwijzingen voor.

Uitspraak

Bestuursrecht

zaaknummers: AMS 21/2618, AMS 21/2619 en AMS 21/2621

en

( [de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam] ).

Procesverloop

Op 24 maart 2021 heeft de heffingsambtenaar aan [eiser] drie naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd.

Met afzonderlijke uitspraken op bezwaar van 8 april 2021 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard.

[eiser] heeft hiertegen beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

De zaken zijn samen behandeld op de zitting van 27 oktober 2021. [eiser] is verschenen. De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Op 18, 19 en 20 maart 2021 is tijdens een controle geconstateerd dat de auto van [eiser] ter hoogte van respectievelijk [adres 1] , [adres 2] en [adres 1] geparkeerd stond, zonder dat hiervoor parkeerbelasting was betaald. De heffingsambtenaar heeft daarom aan [eiser] drie naheffingsaanslagen opgelegd.

2. [eiser] is het niet eens met de naheffingsaanslagen. Volgens [eiser] heeft hij op 16 maart 2021 zijn parkeervergunning online opgezegd. Op de website van de gemeente Amsterdam was te lezen dat de opzegging vervolgens per 1 april 2021 zou ingaan. [eiser] is er toen van uitgegaan dat hij tot en met 31 maart 2021 met deze parkeervergunning kon parkeren. Ook heeft [eiser] nooit een bevestiging van de gemeente ontvangen van de opzegging.

3. De rechtbank geeft [eiser] geen gelijk en overweegt als volgt. De heffingsambtenaar heeft de te doorlopen schermen in het geval van online opzegging van de vergunning overgelegd. De vergunninghouder dient eerst de vergunning te selecteren. Vervolgens kan de vergunninghouder zelf aangeven per wanneer hij de vergunning wenst op te zeggen. Dit kan per direct zijn of een datum in de toekomst. Daarna dient de vergunninghouder in een nieuw scherm de door hem gekozen opzegdatum te bevestigen. Ook heeft de heffingsambtenaar een screenshot van de tekst op de website overgelegd. Hier staat dat de parkeervergunning geldig is tot en met de opzegdatum en niet tot en met de betaaldatum. Dat op de website van de gemeente te lezen was dat de opzegging pas per 1 april 2021 zou ingaan, is door [eiser] niet onderbouwd. Dat de gemeente – zoals door [eiser] op de zitting gesteld – de tekst op de website heeft aangepast is door [eiser] ook niet onderbouwd en er bestaat verder ook geen aanwijzing voor. Gelet op het voorgaande was er naar het oordeel van de rechtbank geen twijfel over mogelijk dat de parkeervergunning van [eiser] geldig was tot en met de opzegdatum 16 maart 2021. De naheffingsaanslagen zijn terecht opgelegd.

4. De beroepen zijn ongegrond. Dit betekent dat [eiser] geen gelijk krijgt.

5. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. F.L. Bolkestein, rechter, in aanwezigheid van mr. I.N. van Soest, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 november 2021.

griffier

rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel