Rechtbank Amsterdam, 24-12-2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:7785, AWB - 21 _ 3381
Rechtbank Amsterdam, 24-12-2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:7785, AWB - 21 _ 3381
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Amsterdam
- Datum uitspraak
- 24 december 2021
- Datum publicatie
- 24 januari 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBAMS:2021:7785
- Zaaknummer
- AWB - 21 _ 3381
Inhoudsindicatie
Parkeerbelasting. Eiser was onvoldoende alert op de signalen die op betaald parkeren wezen en heeft ook niet op een andere manier onderzoek gedaan. Ook al was hij te goeder trouw, onder deze omstandigheden is de aanslag terecht opgelegd.
Uitspraak
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/3381
en
( [heffingsambtenaar] ).
Procesverloop
Op 27 mei 2021 heeft de heffingsambtenaar aan [eiser] een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.
Met een uitspraak op bezwaar van 16 juni 2021 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard.
[eiser] is hiertegen in beroep gegaan.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 17 november 2021. [eiser] is verschenen. De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Op 21 mei 2021 heeft een parkeercontroleur geconstateerd dat [eiser] zijn auto ter hoogte van [adres] te Amsterdam had geparkeerd en dat [eiser] geen parkeergeld betaald had. Hij was echter wel parkeergeld verschuldigd en daarom heeft de heffingsambtenaar een naheffingsaanslag aan [eiser] opgelegd.
2. [eiser] vindt dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd. Hij betoogt dat onvoldoende duidelijk was dat hij parkeergeld moest betalen. Hij komt niet uit de omgeving en toen hij aan kwam rijden, heeft een passerend busje waarschijnlijk het zicht op het bord betaald parkeren geblokkeerd. Niets duidde erop dat dit het geval was. Bovendien was [eiser] te goeder trouw.
3. De rechtbank overweegt dat de heffingsambtenaar de plicht heeft om het parkeerregime voldoende duidelijk te maken. Gelet op de gegeven toelichting in de stukken en op de zitting heeft de heffingsambtenaar voldoende duidelijk gemaakt dat sprake was van betaald parkeren. [eiser] heeft zowel een bord als een parkeerautomaat gepasseerd. Omdat [eiser] onvoldoende alert was, heeft hij zowel het bord als de parkeerautomaat gemist. Ook als het zicht op het bord in eerste instantie geblokkeerd was, had hij het later nog kunnen zien. Hij heeft ook niet op een andere manier onderzoek gedaan. Dat hij te goeder trouw was, maakt de situatie niet anders. Parkeerbelasting is namelijk een objectieve belasting. Dat betekent dat de intentie van een parkeerder geen rol mag spelen bij het al dan niet opleggen van een naheffingsaanslag. De rechtbank komt tot de conclusie dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
4. Het beroep is ongegrond. [eiser] krijgt dus geen gelijk. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.L. Bolkestein, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.L. Pijpers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 december 2021.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: