Home

Rechtbank Amsterdam, 11-01-2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:107, AWB - 21 _ 1435

Rechtbank Amsterdam, 11-01-2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:107, AWB - 21 _ 1435

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
11 januari 2022
Datum publicatie
24 januari 2022
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2022:107
Zaaknummer
AWB - 21 _ 1435

Inhoudsindicatie

WOZ-woning. Geen schending artikel 40, lid 2, Wet WOZ. Eiser heeft in zijn bezwaar niet specifiek om verstrekking van de erfpachtcorrecties verzocht. Eigen aankoopcijfer. Verweerder heeft aannemelijk gemaakt dat de waarde niet te hoog is vastgesteld.

Uitspraak

Bestuursrecht

zaaknummer: AMS 21/1435

( [gemachtigde eiser] ),

en

( [heffingsambtenaar] ).

Procesverloop

De heffingsambtenaar heeft in de beschikking van 31 augustus 2020 de WOZ-waarde van de onroerende zaak [de woning] te Amsterdam (hierna: de woning) voor het kalenderjaar 2020 vastgesteld op € 334.000.

Op 1 februari 2021 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard.

[eiser] heeft daartegen beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is behandeld op de zitting van 13 december 2021. [eiser] heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door [naam] (taxateur).

Overwegingen

1. [eiser] is eigenaar van de woning. Het gaat om een galerijflat met berging en parkeerplaats. De oppervlakte van de woning is ongeveer 92 m². [eiser] heeft de woning op 13 september 2017 voor € 260.000 gekocht van een woningcorporatie.

2. [eiser] vindt dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde te hoog heeft vastgesteld. Hij vindt dat de waarde van de woning vastgesteld moet worden op € 297.000.

3. De heffingsambtenaar moet aannemelijk maken dat hij de waarde van de woning niet te hoog heeft vastgesteld. Hij heeft ter onderbouwing een taxatierapport ingediend. Het taxatierapport bevat gegevens en het recente verkoopcijfer van de woning zelf en verkooptransacties van twee vergelijkbare woningen, namelijk [adres] [huisnummer 1] en [huisnummer 2] . Volgens de heffingsambtenaar valt uit de verkoopprijzen van de woning zelf en van de vergelijkingsobjecten af te leiden dat de WOZ-waarde van de woning van [eiser] niet te hoog is vastgesteld.

Inzage in de gedingstukken

4. [eiser] voert aan dat de heffingsambtenaar in de bezwaarfase ten onrechte niet op zijn verzoek de erfpachtcorrecties heeft verstrekt. De heffingsambtenaar had deze stukken volgens [eiser] op grond van artikel 7:4, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ, aan hem moeten verstrekken.

5. De rechtbank is van oordeel dat de erfpachtcorrecties tot de gegevens behoren die op grond van artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ op verzoek moeten worden verstrekt. [eiser] heeft in zijn bezwaar niet specifiek om verstrekking van de erfpachtcorrecties verzocht. [eiser] heeft dit ook niet betwist. Dit betekent dat van een schending van artikel 40, tweede lid, van Wet WOZ in dit geval niet is gebleken.

De WOZ-waarde

6. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de transactieprijs van de woning een goede basis is om de waarde vast te stellen. Er zijn geen feiten en omstandigheden bekend waaruit blijkt dat de door [eiser] betaalde koopprijs niet de waarde in het economisch verkeer vertegenwoordigt.

7. De heffingsambtenaar heeft de transactieprijs van de woning geïndexeerd naar waardepeildatum 1 januari 2019. Op basis van deze correctie kwam de heffingsambtenaar uit op een waarde van € 346.500. Aangezien de heffingsambtenaar de WOZ-waarde uiteindelijk heeft vastgesteld op € 334.000, is de WOZ-waarde van de woning naar het oordeel van de rechtbank niet te hoog vastgesteld.

8. De gronden die [eiser] op zitting heeft aangevoerd over de door de heffingsambtenaar gehanteerde vergelijkingsobjecten, leiden niet tot een andere conclusie. De voor deze vergelijkingsobjecten gerealiseerde transactieprijzen ondersteunen – ook met wat [eiser] daarover naar voren heeft gebracht – de door de heffingsambtenaar vastgestelde waarde.

9. De conclusie is dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat hij de WOZ-waarde van de woning niet te hoog heeft vastgesteld. Het beroep is dus ongegrond.

10. Bij deze uitkomst bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. F.L. Bolkestein, rechter, in aanwezigheid van mr.R. Boerlage, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2022.

griffier

rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?