Home

Rechtbank Amsterdam, 17-03-2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1283, AWB - 21 _ 3172

Rechtbank Amsterdam, 17-03-2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1283, AWB - 21 _ 3172

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
17 maart 2022
Datum publicatie
5 april 2022
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2022:1283
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 21 _ 3172

Inhoudsindicatie

Parkeerbelasting. Hoorplicht niet geschonden omdat de heffingsambtenaar de gemachtigde van eiser voldoende in de gelegenheid heeft gesteld om te worden gehoord. Parkeerregime voldoende duidelijk. Beroep ongegrond.

Uitspraak

Bestuursrecht

zaaknummer: AMS 21/3172

( [gemachtigde eiser] ),

en

Procesverloop

Op 27 januari 2020 heeft de heffingsambtenaar een naheffingsaanslag parkeerbelasting aan [eiser] opgelegd.

Met de uitspraak op bezwaar van 8 juni 2021 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard.

[eiser] heeft daartegen beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is behandeld op de zitting van 3 februari 2022. [eiser] en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Skypezitting

1. De gemachtigde van [eiser] heeft herhaaldelijk verzocht om een skypezitting. De rechtbank heeft deze verzoeken afgewezen. Er geldt geen algemene regel dat op verzoek een skypezitting wordt gehouden. Wel kon hierom vanwege de coronapandemie worden verzocht, maar in dit geval is niks concreets aangevoerd wat met de coronapandemie verband houdt.

Waar gaat deze zaak over?

2. Op 27 januari 2021 stond de auto van [eiser] geparkeerd ter hoogte van [straat] in Amstelveen. Om 11:40 uur heeft een parkeercontroleur geconstateerd dat [eiser] geen parkeergeld had betaald. De heffingsambtenaar heeft daarom een naheffingsaanslag aan [eiser] opgelegd.

3. [eiser] vindt dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd. De heffingsambtenaar heeft volgens [eiser] onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er ergens in de nabije omgeving een duidelijk zichtbaar bord heeft gestaan dat duidt op betaald parkeren. Ook stelt [eiser] expliciet te hebben verzocht om in bezwaar te worden gehoord en dit is niet gebeurd.

Het oordeel van de rechtbank

Hoorplicht

4. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar [eiser] concreet in de gelegenheid heeft gesteld om te worden gehoord. Uit de gedingstukken volgt dat de heffingsambtenaar [eiser] heeft uitgenodigd voor een telefonische hoorzitting op 21 of 28 april 2021 om 10:30 uur. Weliswaar heeft de gemachtigde van [eiser] aangegeven dat hij op die data verhinderd was, maar de heffingsambtenaar heeft zijn gemachtigde vervolgens met alternatieve data in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Daarop heeft de gemachtigde van [eiser] niet meer gereageerd. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar de hoorplicht niet heeft geschonden. Dat [eiser] niet daadwerkelijk is gehoord maakt dit niet anders, want de wet vereist alleen dat aan hem de gelegenheid daartoe wordt geboden.

5. De uitspraak waarnaar [eiser] heeft verwezen leidt niet tot een ander oordeel. In die zaken heeft de heffingsambtenaar het stilzwijgen van belanghebbende opgevat als het afzien van het recht te worden gehoord en is de belanghebbende op geen enkel moment door de heffingsambtenaar onder vermelding van een of meer concrete data uitgenodigd voor een hoorzitting. Dat is in deze zaak niet aan de orde.

Informatieplicht heffingsambtenaar

6. Op de heffingsambtenaar rust een informatieplicht: het moet voor een parkeerder voldoende duidelijk zijn dat op een parkeerlocatie sprake is van betaald parkeren. Dit kan blijken uit bebording dan wel parkeerapparatuur in de directe omgeving van de parkeerplaats. Op de parkeerder rust een onderzoeksplicht: hij dient zich op de hoogte te stellen van het parkeerregime dat ter plaatse geldt.1

7. De rechtbank stelt vast dat bij de ingang van het parkeerterrein waar [eiser] met zijn auto geparkeerd stond, een bord staat waaruit blijkt dat in dat gebied betaald parkeren geldt. Vlakbij de plek waar [eiser] parkeerde staat ook een parkeerautomaat. De rechtbank vindt dat dit voldoende duidelijk maakt dat parkeergeld verschuldigd is op die locatie. De heffingsambtenaar heeft de naheffingsaanslag dus terecht aan [eiser] opgelegd.

Conclusie

8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. F.L. Bolkestein, rechter, in aanwezigheid van mr.R. Boerlage, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2022.

griffier

rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?