Rechtbank Amsterdam, 28-01-2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:240, AMS 20/6009
Rechtbank Amsterdam, 28-01-2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:240, AMS 20/6009
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Amsterdam
- Datum uitspraak
- 28 januari 2022
- Datum publicatie
- 17 februari 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBAMS:2022:240
- Zaaknummer
- AMS 20/6009
Inhoudsindicatie
Aanmaning afvalstoffenheffing. Niet gebleken dat eiser ten onrechte door de invorderingsambtenaar is aangemaand tot betaling. Eiser verzoekt de rechtbank om kwijtschelding te verlenen, maar dat verzoek valt buiten deze procedure. Beroep ongegrond.
Uitspraak
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/6009
en
( [gemachtigde verweerder] ).
Partijen worden hierna [eiser] en de invorderingsambtenaar genoemd.
Procesverloop
Met een besluit van 19 oktober 2020 heeft de invorderingsambtenaar [eiser] aangemaand tot betaling van de afvalstoffenheffing voor het jaar 2020, waarbij € 7,- aan aanmaningskosten in rekening zijn gebracht.
Met de uitspraak op bezwaar van 9 november 2020 heeft de invorderingsambtenaar het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard.
[eiser] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De invorderingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 december 2021. De invorderingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. [eiser] is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen. De rechtbank heeft op de zitting onderzocht of [eiser] behoorlijk is uitgenodigd voor de zitting. De griffier heeft [eiser] bij aangetekende brief, verzonden op 15 oktober 2021 en gericht aan het in het beroepschrift vermelde adres, onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. De brief is niet retour gekomen. Nu uit de informatie van de website van PostNL is gebleken dat de brief op 18 oktober 2021 is uitgereikt, is [eiser] behoorlijk uitgenodigd om op de zitting te verschijnen.
Overwegingen
Wat ging aan deze zaak vooraf?
1. [eiser] heeft op 26 februari 2020 gevraagd om kwijtschelding van de gemeentelijke belastingen, waaronder de afvalstoffenheffing, voor het jaar 2020. De invorderingsambtenaar heeft op 18 mei 2020 besloten dat verzoek gedeeltelijk toe te wijzen. Op 24 augustus 2020 is het administratief beroep van [eiser] tegen dit besluit ongegrond verklaard.
2. Met een brief van 15 september 2020 is [eiser] herinnerd aan de achterstand in betaling van de afvalstoffenheffing. Omdat [eiser] daarna nog steeds niet betaald heeft, heeft de invorderingsambtenaar een aanmaning gestuurd, waarbij € 7 aan aanmaningskosten in rekening zijn gebracht.
Wat is het standpunt van [eiser] ?
3. [eiser] verzoekt de rechtbank om volledige kwijtschelding van de gemeentelijke belastingen. Hij leeft van een lage uitkering, waarvan hij ook aflossingen aan schuldeisers moet betalen. Daarnaast is hij door de coronapandemie 15 à 20 euro kwijt aan mondkapjes en desinfecteermiddelen. [eiser] moet zelfs geld te lenen van anderen om rond te komen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank stelt vast dat het besluit waartegen [eiser] beroep heeft ingesteld, gaat over een aanmaning. Dat betekent dat de rechtbank in deze uitspraak alleen over de aanmaning mag oordelen, en niet over de kwijtschelding zoals [eiser] verzoekt. [eiser] heeft eerder administratief beroep ingesteld dat wél over de kwijtschelding ging, maar toen heeft hij geen gelijk gekregen. Tegen die uitspraak kan geen beroep worden ingesteld.
5. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat [eiser] ten onrechte is aangemaand tot betaling van de afvalstoffenheffing voor het jaar 2020.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat [eiser] geen gelijk krijgt.
7. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffiegeld bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Camps, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: