Rechtbank Amsterdam, 31-01-2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:433, AWB - 21 _ 4115
Rechtbank Amsterdam, 31-01-2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:433, AWB - 21 _ 4115
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Amsterdam
- Datum uitspraak
- 31 januari 2022
- Datum publicatie
- 23 februari 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBAMS:2022:433
- Zaaknummer
- AWB - 21 _ 4115
Inhoudsindicatie
Terugvordering zorg- en huurtoeslag. Te hoog toetsingsinkomen. Afkoop lijfrenteverzekering terecht meegenomen bij vaststelling van het toetsingsinkomen. Beroep ongegrond.
Uitspraak
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/4115
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 januari 2022 in de zaak tussen
en
( [gemachtigden verweerder] ).
Procesverloop
Met een besluit van 10 juli 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de zorgtoeslag en de huurtoeslag van eiseres voor het belastingjaar 2019 definitief vastgesteld op € 0,-. Met een besluit van 28 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft op 31 januari 2022 plaatsgevonden via een videoverbinding.
Eiseres is verschenen, vergezeld door [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Overwegingen
1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De Inspecteur van de Belastingdienst heeft het (gezamenlijk) toetsingsinkomen van eiseres voor het belastingjaar 2019 vastgesteld op € 29.583,-. Dit toetsingsinkomen is veel hoger dan waar verweerder bij het toekennen van het voorschot huur- en zorgtoeslag vanuit is gegaan. Dit betrof destijds een (gezamenlijk) toetsingsinkomen van € 14.230,-. Doordat sprake is van een veel hoger toetsingsinkomen, heeft eiseres volgens verweerder geen recht meer op zorg- en huurtoeslag en dient zij de teveel betaalde zorg- en huurtoeslag terug te betalen. Zij komt namelijk met haar toetsingsinkomen boven de inkomensgrens uit.1 Verweerder is daarom overgegaan tot terugvordering van de teveel betaalde zorg- en huurtoeslag. Eiseres heeft gesteld dat verweerder ten onrechte de afkoop van een lijfrente in het jaar 2019 niet beschouwd als bijzonder inkomen in de zin van artikel 2b, eerste lid, aanhef en sub a tot en met e, van het Besluit op de Huurtoeslag (Bht). Als verweerder dit wel had gedaan, had dit volgens eiseres geleid tot een vermindering van haar toetsingsinkomen met een bedrag van ongeveer € 7000,-. De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog en overweegt daartoe als volgt.
3. Bij de zorgtoeslag kent de wet geen mogelijkheid om van het (gezamenlijk) toetsingsinkomen af te wijken door bepaalde inkomensbestanddelen buiten beschouwing te laten. Deze mogelijkheid bestaat wel bij de huurtoeslag, maar daar komt eiseres’ situatie niet voor in aanmerking. De afkoop van een lijfrenteverzekering staat namelijk niet in de limitatieve lijst met gevallen waarin inkomensbestanddelen van het toetsingsinkomen buiten beschouwing kunnen worden gelaten.2 De rechtbank vindt dat de afkoop van de lijfrente ook niet op een lijn is te stellen met de situatie die wel in de lijst staat, namelijk de afkoop van een pensioen. Bij de afkoop van een pensioen als bedoeld in de lijst, is het de instantie die het pensioen uitkeert die beslist dat het pensioen in een keer wordt afgekocht. Degene die het pensioen ontvangt kan daar dus niet zelf voor kiezen. In het geval van de afkoop van de lijfrente gaat het om een eigen keuze van eiseres. Die keuze komt voor haar eigen risico3. De rechtbank begrijpt dat de lijfrente van eiseres eigenlijk als pensioen was bedoeld, maar door eiseres is opgenomen, zodat zij naar Marokko kon in verband met het overlijden van haar broer. Hoe begrijpelijk de opname van het geld ook is, het blijft een eigen keuze van eiseres, waardoor haar inkomen is gestegen en de toeslagen waar ze recht op had lager werden. Zij moet het teveel ontvangen geld daarom terugbetalen.
4. De rechtbank vindt niet dat er sprake is van dringende redenen waarom verweerder moet afzien van de terugvordering of het bedrag matigen. Eiseres heeft aangevoerd dat zij het bedrag niet kan betalen, maar de rechtbank heeft onvoldoende inzage in haar financiële situatie en in zijn algemeenheid leidt een slechte financiële niet tot matiging van de vordering. Voor deze situatie bestaat de mogelijkheid van een betalingsregeling, die eiseres bij verweerder aan kan vragen.
5. Het voorgaande betekent dat verweerder terecht van een (gezamenlijk) toetsingsinkomen van € 29.583,- is uitgegaan bij de berekening van eiseres’ zorg- en huurtoeslag voor het belastingjaar 2019 en de teveel betaalde huur- en zorgtoeslag van eiseres mocht terugvorderen.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. T.L. Fernig-Rocour, rechter, in aanwezigheid van mr. L.H.J. van Haarlem, griffier, op 31 januari 2022.
griffier
rechter