Rechtbank Amsterdam, 11-11-2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:6429, 13/130593-22 (A) en 13/014360-22 (B) (Promis)
Rechtbank Amsterdam, 11-11-2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:6429, 13/130593-22 (A) en 13/014360-22 (B) (Promis)
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Amsterdam
- Datum uitspraak
- 11 november 2022
- Datum publicatie
- 11 november 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBAMS:2022:6429
- Zaaknummer
- 13/130593-22 (A) en 13/014360-22 (B) (Promis)
Inhoudsindicatie
Bewezenverklaring diefstal in vereniging met geweld en voorhanden hebben van een vuurwapen en balletjespistolen. Vrijspraak diefstal in vereniging met geweld. Verminderd toerekeningsvatbaar.
Uitspraak
VONNIS
Parketnummers: 13/130593-22 (A) en 13/014360-22 (B) (Promis)
Datum uitspraak: 11 november 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2001 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] ,
nu gedetineerd in [naam] .
1 Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 12 augustus 2022 en 28 oktober 2022. Op de zitting zijn de zaken gevoegd. De zaken worden hierna als zaak A en B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. K. van der Willigen, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R. Zwiers, naar voren hebben gebracht.
2 Tenlastelegging
Verdachte wordt – kort gezegd – beschuldigd van:
Zaak A:
1. diefstal in vereniging met (bedreiging met) geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] op 25 mei 2022 in Amsterdam;
2. het voorhanden hebben van een pistool en 8 stuks munitie op 25 mei 2022 in Amsterdam.
Zaak B
1. diefstal in vereniging, subsidiair medeplichtigheid aan diefstal in vereniging met (bedreiging met) geweld tegen [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] op 21 augustus 2021 in Uithoorn;
2. medeplegen van het voorhanden hebben van een gas-/alarmpistool op 21 augustus 2021 in Uithoorn;
3. medeplegen van het voorhanden hebben van een patroon op 21 augustus 2021 in Uithoorn;
4. het voorhanden hebben van een balletjespistool en de kolf van een balletjespistool op 25 januari 2022 of in de periode van 1 januari tot en met 25 januari 2022 in Almere.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage 1 van dit vonnis. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
3 Waardering van het bewijs
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van zaak B onder 1 heeft zij zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde in zaak B onder 1, 2 en 3. Ten aanzien van het in zaak A en het in zaak B onder 4 ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte heeft deze feiten bekend.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van feiten 1, 2 en 3 in zaak B
Op 21 augustus 2021 heeft een gewapende overval op de Phone House in Uithoorn plaatsgevonden. Vast staat dat verdachte niet zelf bij de overval aanwezig is geweest. De avond voor de overval is verdachte met een groep jongens op Schiphol geweest. In die groep bevond zich ook medeverdachte [medeverdachte 1] , die heeft bekend een van de overvallers van de Phone House te zijn geweest. Daarnaast heeft [medeverdachte 1] verklaard dat ‘de groep’ voorafgaand aan de overval in de gang met kelderboxen van de [naam flat] in [plaats] is geweest. Hiervan zijn camerabeelden, waarop is te zien dat er zes personen in de gang met kelderboxen aanwezig waren. Verder is gebleken dat [medeverdachte 1] direct voor en na de overval telefonisch contact heeft gehad met de telefoon van verdachte. Verdachte bevond zich op het tijdstip van de overval in Uithoorn. Ten slotte heeft verdachte in een telefoongesprek op 3 februari 2022 tegen zijn moeder gezegd dat hij denkt dat hij twee jaar moet zitten en dat hij dat te veel vindt voor wat hij heeft gedaan.
Hoewel de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden vragen oproepen, vindt de rechtbank het – ook in onderlinge samenhang bezien – onvoldoende om tot een bewezenverklaring van feit 1, primair en subsidiair te komen. De rechtbank kan op grond van de camerabeelden of de verklaring van [medeverdachte 1] niet vaststellen wie er onderdeel is geweest van de groep die in de gang met kelderboxen was. Het is niet zonder meer vanzelfsprekend dat de samenstelling van de groep die de avond ervoor op Schiphol was hetzelfde was als op de dag van de overval. Daarnaast kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte degene is geweest die telefonisch met [medeverdachte 1] heeft gesproken. Verdachte verklaart namelijk dat hij zijn telefoon, waarmee contact is geweest met [medeverdachte 1] , heeft uitgeleend. Ook uit het getapte gesprek tussen verdachte en zijn moeder blijkt niet dat verdachte daadwerkelijke betrokkenheid als medepleger of medeplichtige bij de overval heeft gehad. De rechtbank acht daarom niet bewezen wat in zaak B onder 1 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het onder 2 en 3 ten laste gelegde voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie hangt direct samen met het onder 1 ten laste gelegde. Gelet op de overwegingen bij feit 1 komt de rechtbank tot de conclusie dat ook het onder 2 en 3 ten laste gelegde niet kan worden bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.
Bewijsoverweging ten aanzien van zaak A en zaak B, feit 4
De rechtbank vindt de ten laste gelegde feiten in zaak A en het in feit 4 ten laste gelegde in zaak B bewezen. Nu verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en de raadsman geen vrijspraak heeft bepleit voor deze feiten, volstaat de rechtbank op grond van artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering met de in bijlage 2 genoemde opgave van bewijsmiddelen.