Home

Rechtbank Arnhem, 19-09-2005, AU3198, AWB 05/533

Rechtbank Arnhem, 19-09-2005, AU3198, AWB 05/533

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
19 september 2005
Datum publicatie
26 september 2005
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2005:AU3198
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 05/533

Inhoudsindicatie

Tijd besteed aan verbouwingswerkzaamheden van onroerende zaak die tot tot het privé-vermogen behoort, telt mee voor het urencriterium.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Registratienummer: AWB 05/533

Uitspraakdatum: 19 september 2005

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[X],

wonende te [Z], eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst [te P]

verweerder,

[gemachtigde].

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2000 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) berekend naar een belastbaar inkomen van f. 29.232 (€ 13.265).

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft verweerder bij de uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd. Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.

Het onderzoek ter zitting heeft, gelijktijdig met de zaak met registratienummer AWB 05/561 plaatsgevonden op 11 augustus 2005 te Arnhem.

Partijen zijn daar verschenen.

2. De feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende vast.

Eiser heeft samen met zijn echtgenote, [Y], een paardenpension genaamd ‘[A] VOF’, gevestigd te [Z]. De onderneming is bij de Kamer van Koophandel ingeschreven op 1 augustus 1998. In het voorjaar van het jaar 1999 is feitelijk met de onderneming gestart. Alle voor de onderneming gebruikte onroerende zaken zijn tot het privé-vermogen gerekend en worden door eiser en zijn echtgenote aan de VOF verhuurd.

In het jaar 2000 zijn de stallen verhoogd. Deze werkzaamheden zijn uitgevoerd door aannemersbedrijf [C].

Op 2 juli 1997 heeft eiser contact gehad met de heer [D] van de belastingdienst. In zijn brief van 4 juli 1997 geeft [D] aan dat gelet op de overgelegde specificatie van het aantal uren, voldaan wordt aan het urencriterium voor de zelfstandigenaftrek.

Op 6 januari 1999 heeft de [E] van de belastingdienst een bedrijfsbezoek bij eiser afgelegd, waarvan hij op 11 januari 1999 een rapport heeft opgemaakt. In dit rapport is onder andere opgenomen dat beide firmanten recht hebben op zelfstandigenaftrek.

Op 21 oktober 1999 heeft d[F] van de belastingdienst bij eiser een boekenonderzoek ingesteld waarbij onder andere de aanvaardbaarheid van een deel van de aangifte IB/PVV 1998 is onderzocht. In het naar aanleiding daarvan opgestelde rapport van 13 januari 2000 is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:

‘ 4.1. Zelfstandigenaftrek

- Over 1998 wordt de zelfstandigenaftrek geaccepteerd, dit omdat wellicht een toezegging blijkt uit ons rapport van 11-01-1999. Overigens is het onjuist de zinsnede “de firmanten hebben recht op zelfstandigenaftrek” onder het kopje “ondernemersfaciliteiten” te interpreteren als een toezegging dat deze aftrek verder zonder voorwaarden geclaimd kan worden, temeer daar onder punt 1.2. duidelijk aangegeven wordt dat de onderneming pas in 1999 daadwerkelijk zal starten. Tevens is op het voorblad duidelijk aangegeven dat aan dit bezoek geen aanspraken betreffende ingediende aangiften kunnen worden ontleend!

Omdat voor 1998 door de heer [E] mondeling een toezegging gedaan is, wordt hierop nu niet meer teruggekomen en accepteer ik de aftrek voor 1998.

- Voor 1999 komt men niet in aanmerking voor de zelfstandigenaftrek, aan het urencriterium wordt door geen van de vennoten voldaan. Ook kan men geen aanspraak maken op enige toezegging uit het rapport van 11-01-1999 en/of ons schrijven van 4-7-1997.

- De afspraak is gemaakt om vanaf 1-1-2000 de gewerkte uren voor de V.O.F. nauwkeurig in een agenda bij te houden, dit voor beide vennoten afzonderlijk. Hierbij moet worden bedacht dat van alle pensionwerkzaamheden 2/9 privé geschiedt, dit vanwege de privépaarden. Ook werkzaamheden aan het onroerend goed zullen privé zijn, dit vanwege de vermogensetikettering.’

Bij uitspraak op bezwaar van 10 juli 2001 is alsnog ook voor het jaar 1999 de zelfstandigenaftrek geaccepteerd. Dit omdat verweerder van oordeel is dat eiser aannemelijk heeft gemaakt dat [E] door foutieve uitspraken bij eiser het in rechte te beschermen vertrouwen kan hebben gewekt dat ook voor het jaar 1999 de zelfstandigenaftrek verleend zou worden. In deze uitspraak is tevens, onder verwijzing naar voornoemd boekenonderzoek, aangegeven wat het standpunt van de belastingdienst is voor het jaar 2000.

Eiser heeft op 4 oktober 2001 zijn aangifte IB/PVV over het jaar 2000 ingediend. In deze aangifte heeft hij een bedrag van f. 16.950 aan zelfstandigenaftrek in aanmerking genomen.

Bij het vaststellen van de aanslag heeft verweerder de zelfstandigenaftrek niet geaccepteerd omdat niet voldaan is aan het urencriterium.

In de bezwaarfase heeft eiser een urenoverzicht overgelegd. Dit urenoverzicht is opgebouwd uit een aantal kolommen waarin staan vermeld de datum en de dag, alsmede de voornamen van eiser en zijn echtgenote met daaronder het aantal uren. Volgens dit – achteraf opgestelde - urenoverzicht heeft eiser in het onderhavige jaar 1544,72 uren feitelijk besteed aan de onderneming. Tevens is een agenda overgelegd. Uit de omschrijvingen in deze agenda valt af te leiden dat van deze uren, 282 uren betrekking hebben op bouwwerkzaamheden, het aanleggen van elektrische installaties in de schuur/stallen en onderhoud van opstallen en hekwerk. In de maanden juli en augustus is aan respectievelijk 117 en 181 uren de omschrijving “[A]” gegeven.

3. Het geschil

In geschil is:

1. of eiser heeft voldaan aan het urencriterium, en zo neen,

2. of verweerder bij eiser het vertrouwen heeft gewekt dat voor het jaar 2000 de zelfstandigenaftrek toegepast zou kunnen worden.

Eiser is van oordeel dat deze vragen bevestigend moeten worden beantwoord. Verweerder is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Ter zitting heeft eiser hieraan nog het volgende, zakelijk weergegeven, toegevoegd:

Wat over de zelfstandigenaftrek in het rapport van het boekenonderzoek staat klopt niet. Hij heeft hier telefonisch bezwaar tegen gemaakt. In februari 2000 heeft hij telefonisch contact gehad met [F]. Volgens [F] zou er sprake zijn van een toezegging.

De werkzaamheden aan de stallen bestonden onder andere uit het ophogen van de stallen, dit om de stallen beter verhuurbaar te maken. De werkzaamheden die in de agenda zijn omschreven als “[A]” bestonden uit administratief werk, maar ook uit bijvoorbeeld het repareren van waterbakken, het uitmesten van stallen en het aanleggen van elektriciteit in de stallen.

Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4. Beoordeling van het geschil

Eiser heeft gesteld dat hij in het onderhavige jaar recht heeft op zelfstandigenaftrek omdat hij tenminste 1225 uren aan de werkzaamheden voor zijn onderneming heeft besteed. Ter staving daarvan heeft eiser – in de bezwaarfase - een urenoverzicht en een agenda overgelegd.

In dit verband heeft eiser betoogd dat de uren die hij heeft besteed aan de verbouwing van de tot zijn privé-vermogen behorende stallen, moeten meetellen voor het urencriterium. Blijkens vaste jurisprudentie (zie Hoge Raad 14 maart 2003, BNB 2003/201) geldt als tijd die wordt besteed aan een onderneming alle tijd die wordt besteed aan werkzaamheden die worden verricht met het oog op de zakelijke belangen van die onderneming. Tot zodanige werkzaamheden kunnen naar het oordeel van de rechtbank ook de verbouwingswerkzaamheden behoren van tot het privé-vermogen behorende onroerende zaken.

Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mee dat eiser, die aanspraak maakt op een aftrekpost, zijn standpunt aannemelijk maakt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij in het jaar 2000 ten minste 1225 uren aan zijn onderneming heeft besteed. De omschrijving ‘[A]’ is te globaal van aard. De daarop door eiser ter zitting gegeven toelichting is onvoldoende om dit gebrek te herstellen. Het verstrekte urenoverzicht levert evenmin het vereiste bewijs op nu dit achteraf is opgemaakt en hierop uitsluitend het aantal uren is vermeld zonder omschrijving van de werkzaamheden die zijn verricht.

Ook het betoog van eiser dat verweerder het in rechte te beschermen vertrouwen heeft gewekt dat de zelfstandigenaftrek in 2000 zou worden geaccepteerd, faalt. In het hiervoor aangehaalde rapport boekenonderzoek van 13 januari 2000, dat is opgemaakt naar aanleiding van het op 21 oktober 1999 afgelegde bezoek aan de onderneming van eiser, is uitdrukkelijk opgenomen dat de zelfstandigenaftrek voor het jaar 2000 niet zondermeer zou worden geaccepteerd. Vanaf 1 januari 2000 moeten de gewerkte uren nauwkeurig worden bijgehouden. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee het vertrouwen in ieder geval per 13 januari 2000 opgezegd.

Vervolgens moet dan nog de vraag worden beantwoord of verweerder deze opzegging per 13 januari 2000 terecht voor het (hele) jaar 2000 heeft laten gelden of dat deze opzegging op een later tijdstip moet ingaan. Voor dit laatste bestaat naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding mede gelet op de zich bij de stukken bevindende agenda waarin eiser vanaf 1 januari 2000 zijn uren heeft bijgehouden.

5. Proceskosten

De rechtbank acht geen termen aanwezig voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is vastgesteld door mr. M.C.G.J. van Well, voorzitter, mr. A.J.H. van Suilen en mr. J.H.M. Delnooz-Engels, rechters. De beslissing is in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. L.A. Aalbersberg, griffier op 19 september 2005.

Afschrift aangetekend

verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:

- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem;

dan wel

- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.

N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.

Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.

Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.