Home

Rechtbank Arnhem, 07-12-2005, AU9670, AWB 05/2551

Rechtbank Arnhem, 07-12-2005, AU9670, AWB 05/2551

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
7 december 2005
Datum publicatie
16 januari 2006
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2005:AU9670
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 05/2551

Inhoudsindicatie

Door radicale verbouwing geen aftrek van onderhoudskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Registratienummer: AWB 05/2551

Uitspraakdatum: 7 december 2005

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[X]

wonende te [Z], eiser,

[gemachtigde]

en

de inspecteur van de Belastingdienst [te P],

verweerder,

[gemachtigde]

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2000 een aanslag, met aanslagnummer [00].H.06, opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen berekend naar een belastbaar inkomen van € 148.019.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft verweerder bij de uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd. Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2005 te Arnhem.

Partijen zijn daar verschenen.

2. De feiten

Eiser is directeur/aandeelhouder van [A] B.V. (hierna: de BV). De BV exploiteert een bedrijf in gewasbeschermingsmiddelen en aanverwante artikelen.

Eiser is eigenaar van een complex van panden waarin het bedrijf is gevestigd. Hij verhuurt dit complex, met een oppervlakte van 1700m², aan de BV.

In 2000 is een deel van het complex, te weten het kantoorpand van 150m², verbouwd. De verbouwingskosten bedragen € 59.650 (ƒ 131.451).

Vóór de verbouwing was de bovenverdieping van het kantoorpand een zolderverdieping waarvan de kap niet beschoten was.

Bij de verbouwing is de gehele bovenverdieping inclusief de houten verdiepingsvloer gesloopt. De gehele benedenverdieping is, behoudens twee muren, eveneens gesloopt. De nieuwe muren zijn gemetseld op de bestaande fundering. Er is een vaste trap gebouwd naar de bovenverdieping. De houten verdiepingsvloer is vervangen door een betonvloer. Het dak is vervangen waarbij de oude dakpannen zijn teruggelegd. De bovenverdieping is geïsoleerd en voorzien van een dakkapel. Er is een vliering ontstaan die bereikbaar is via een vlizotrap. De oude kozijnen in de niet-gesloopte muur zijn vervangen door hardhouten kozijnen. De technische installaties voor elektra en verwarming zijn verwijderd en vervangen.

Eiser heeft in zijn aangifte een bedrag van € 6.200,90 (ƒ 13.665) aangemerkt als kosten van verbetering. Hierin zijn volgens eiser begrepen de kosten van het vernieuwde trappenhuis, een nieuw toilet en keuken, de vlizotrap en de wanden en deuren op de zolderverdieping. De overige kosten zijn aangemerkt als (aftrekbare) onderhoudskosten.

Verweerder heeft zich bij de aanslagregeling op het standpunt gesteld dat sprake is van een radicale verbouwing en dat er derhalve in wezen nieuwbouw heeft plaatsgevonden. Als gevolg hiervan heeft verweerder de aftrek van de verbouwingskosten geweigerd.

3. Het geschil

In geschil is of de door eiser gemaakte verbouwingskosten kunnen worden beschouwd als aftrekbare onderhoudskosten in de zin van artikel 35 van de Wet op de Inkomstenbelasting 1964.

4. Beoordeling van het geschil

Van aftrekbare onderhoudskosten is sprake indien de uitgaven zijn gedaan voor werkzaamheden die dienen om een gebouw, zoals dit bij de stichting of na latere verandering bestond, in bruikbare staat te houden en aldus achteruitgang en verval te voorkomen. Van verbeteringskosten is daarentegen sprake indien de werkzaamheden tot een wezenlijke verandering van het gebouw leiden, waardoor het naar inrichting, aard of omvang een wijziging ondergaat.

In het arrest van de Hoge Raad van 10 februari 1999, BNB 1999/154, is overwogen dat indien zowel herstelwerkzaamheden als vernieuwing heeft plaatsgevonden, de verbouwingskosten in de regel worden gesplitst in onderhoudskosten en kosten van verbetering. Een dergelijke splitsing komt echter niet meer aan de orde indien de verbouwing zo radicaal is dat in wezen nieuwbouw heeft plaatsgevonden. Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een zo radicale vernieuwing moet worden bezien wat er in bouwkundig opzicht is geschied.

Gelet op de hiervoor vermelde verbouwingswerkzaamheden is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een verbouwing die zo radicaal is dat in wezen nieuwbouw heeft plaatsgevonden. Dit oordeel vindt zijn bevestiging in de tot de gedingstukken behorende foto’s en bouwtekeningen. Dat enkele onderdelen van het oude kantoorpand hergebruikt zouden zijn bij de verbouwing, leidt niet tot een ander oordeel.

Verder heeft eiser betoogd dat het kantoorpand deel uitmaakt van een complex van bedrijfsgebouwen en dat derhalve slechts een deel van het complex is verbouwd, zodat niet gesproken kan worden van een radicale vernieuwing van het complex. De rechtbank kan dit betoog niet onderschrijven, omdat het kantoorpand in bouwkundig opzicht voldoende te individualiseren is. Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een radicale vernieuwing moet derhalve het kantoorpand op zichzelf worden bezien.

Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht heeft kunnen oordelen dat geen sprake is van aftrekbare onderhoudskosten.

Het beroep dient derhalve ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor van een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is vastgesteld door mr. A.J.H. van Suilen, rechter. De beslissing is in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr.drs. J.A. Vriezen, griffier, op 7 december 2005.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:

- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem;

dan wel

- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.

N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.

Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.

Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.